Koen Meulenaere
Koen Meulenaere Van 1991 tot 2012 de satiricus van Knack

Ploegen uit de provincie maken het goede weer. Na Lierse en Genk ook Sporting Lokeren. En toch is er maar één devies: de fusie.

R oger Lambrecht is een geboren voorzitter. Goed geboerd in het zakenleven, groot bandenbedrijf opgezet, daarnaast onder andere geïnvesteerd in Lotto-depots en in de Vlaamse Luchtvaart Maatschappij van Freddy Van Gaever, en nu sinds vier jaar aan het roer van Sporting Lokeren. Op sterven na dood, tot Lambrecht er zijn schouders onder zette. Dat gaat als volgt: handen uit de mouwen, organisatie op poten zetten, juiste man op de juiste plaats, en vooruit met de geit: we lossen het wel op. Lambrecht loop je niet voor de voeten, je probeert hem bij te benen.

Vier jaar na het absolute dieptepunt is Sporting Lokeren, met Genk en Westerlo, een van de smaakmakers van de competitie. Beker van Vlaanderen al gewonnen, in de finale 8-1 tegen Oostende. En in de competitie zowel Genk als Brugge afgetroefd. Vreemd genoeg lukte het tegen Anderlecht niet, maar ondanks de 2-3 nederlaag kregen de toeschouwers waar voor hun geld. Daknam bruist en juicht weer, en dat was lang geleden.

Roger Lambrecht: Ik ben al lang supporter van Lokeren. Ik heb de socioclub gesticht, in de gouden jaren zeventig toen Etienne Rogiers voorzitter was, en Lokeren dankzij spelers als Lato, Lubanski en Larsen zijn voet naast de betere Europese teams kon zetten. Aloïs Derijcker was de manager. De club hing volledig af van Etienne Rogiers, een steenrijk industrieel die alles betaalde. De welstand van Sporting was uitsluitend aan hem te danken, want ook toen hadden wij te weinig toeschouwers en te veel concurrentie in de streek: Gent, Beveren en Sint-Niklaas.

Na het overlijden van Rogiers was het snel afgelopen met de weelde.

Lambrecht: We zijn een jaar of drie vier op hoog niveau blijven verder doen. We hebben onder Aimé Anthuenis nog Europees voetbal afgedwongen, maar de financiële injecties van vroeger waren weggevallen. De nieuwe voorzitter, Gaston Keppens, probeerde wel hetzelfde beleid als Rogiers te voeren, maar paste de tekorten niet bij. Sporting ging stelselmatig achteruit. Om de rekeningen betaald te krijgen, werden de betere spelers verkocht, waardoor het niveau zakte. Dat leidde naar een daling van de zo al niet hoge toeschouwersaantallen, en dus naar nog minder inkomsten. De enige oplossing was om opnieuw spelers van de hand te doen. Een neerwaartse spiraal die ons in tweede heeft doen belanden.

U bent in die periode uit het bestuur gestapt.

Lambrecht: Ik ging niet akkoord met de manier waarop Sporting Lokeren werd geleid, en heb mijn ontslag gegeven. Ik heb het voetbal drie jaar lang gevolgd vanuit een loge van Anderlecht. Tot we vier jaar geleden met een tiental mensen het bestuur van Lokeren hebben overgenomen, op een moment dat hier niets meer was. En als ik zeg niets, bedoel ik ook niets. Er was niet eens geld voor toiletpapier. Het faillissement stond voor de deur. André Verbraecken, die ons secretariaat leidt, heeft tien mensen bijeen kunnen brengen die samen twintig miljoen frank op tafel hebben gelegd om de dringendste schulden af te lossen. Met die groep zijn we van nul af aan herbegonnen.

Bent u een voorzitter van het type Rogiers?

Lambrecht: Absoluut niet. De club moet op zichzelf kunnen draaien. Wij willen zonder schulden leven. Als ik hoor wat voor schuldenlast Standard of AA Gent torsen, val ik omver. Ik zou niet meer kunnen slapen, mocht Sporting zo diep in het rood staan. Op het einde van het seizoen moet de rekening in evenwicht zijn, zonder dat we inkomsten uit de verkoop van spelers moeten halen. Pas als de balans niet klopt, gaan we tot die noodmaatregel over. In vier jaar is dat één keer gebeurd. Na het vorige seizoen hebben we Koen Schockaert verkocht aan Club Brugge, en Elonga Ekakia verhuurd. Een delicate beslissing, want je elftal op één of twee plaasen verzwakken, kan alles doen instorten. Aan de andere kant hadden wij met Köller, Dias en Boeka-Lisasi genoeg voorspelers. Als Schockaert en Ekakia waren gebleven, hadden we er minstens twee van de vijf op de bank moeten zetten. Is ook weer niet goed. En Ekakia was al een paar keer komen zeggen dat hij weg wou.

Inkomsten en uitgaven in evenwicht, maar hoe beter het elftal presteert, des te groter de uitgaven.

Lambrecht: Inderdaad. De premies verhogen, je moet hogere contracten geven aan spelers en trainers, en je kern blijvend verruimen en verbeteren. Wij proberen te werken met langdurige contracten. Niet alleen verhoogt dat de stabiliteit in het elftal, het biedt ook de kans spelers te verkopen als het nodig is. De verhoging van de inkomsten is helaas een proces van langere adem. Inkomsten komen uit abonnementen, tickets, seats, sponsoring rond het veld en op de shirts, en van de televisierechten. Maar er moet harder gewroet worden voor elke nieuwe cent die binnenkomt, dan voor elke nieuwe cent die buitengaat.

Hoe zwaar weegt de loonlast op het budget?

Lambrecht: Ik denk dat Lokeren één van de goedkoopst werkende profclubs in België is. Onze algemene kosten, aan personeel en werkingsuitgaven, bedragen 10 procent van het uitgavenbudget. Reken daarbij 6 procent uitgaven voor de jeugd, en 4 procent voor investeringen. De andere 80 procent gaat op aan salarissen van spelers en trainers.

Lokeren heeft drie jaar in tweede klasse moeten spelen. Daar is het financieel helemaal niet haalbaar.

Lambrecht: Nee, maar toen wij het bestuur overnamen, zijn we gelukkig snel uit tweede weggeraakt. Dat is het keerpunt geweest, waarna de lift langzaamaan weer omhoog begon te gaan. We hadden een aardig team gebouwd in tweede, en bij de promotie hebben we dat aangevuld met onze drie Tsjechen Roman Vonasek, Vaclav Budka, en Jan Koeller. Nadien Martin Penicka.

Hoe bent u bij die Tsjechen terechtgekomen?

Lambrecht: Via Josef Vacenovski, ex-speler en ex-trainer. Wij hadden een verdediger, een spelverdeler en een spits nodig, en we vroegen hem om in het Oostblok rond te kijken. Tot onze verbazing kregen we ze alledrie in één pakket, van Sparta Praag. De voorzitter van Sparta wou zijn elftal verkopen en alle spelers stonden in de aanbieding. Wij hebben meteen toegeslagen. Een duizendste geluk, want een paar weken later is Sparta opgekocht door een groot Slovaaks bedrijf en moest iedereen blijven.

Lokeren is na de promotie twaalfde geworden. Dat was niet slecht, maar bij het begin van het volgende seizoen werd Fi Van Hoof al na de eerste match ontslagen. Een wrang moment.

Lambrecht: Dat heeft men ervan gemaakt. Ik blijf herhalen dat wij in de beste verstandhouding uit elkaar zijn gegaan. Fi heeft in tweede klasse uitstekend werk verricht, maar na de promotie kenden we een moeilijk aanpassingsjaar, en daar leed hij zelf verschrikkelijk onder. Het degradatiespook bezorgt meer dan één trainer nachtmerries. Fi had het moeilijk en wij hadden min of meer afgesproken om na het seizoen een punt achter de samenwerking te zetten. Maar toen we ons voor het derde jaar op rij gevoelig versterkten, had Fi opnieuw zin. Alleen kreeg hij de ploeg niet meer op de rails, dat bleek in de voorbereiding. Er werd niet goed gevoetbald, en de teamspirit was helemaal weg. Vandaar dat wij na één match besloten hebben om iemand anders aan het roer te zetten. Rudy Cossey heeft één wedstrijd overgenomen, daarna zijn we met Willy Reynders tot een akkoord gekomen.

Die werkte in derde klasse, bij Tongeren. Uw eerste keuze was Stany Gzil.

Lambrecht: We hadden het seizoen voordien contacten met Gzil, maar we gingen ervan uit dat Van Hoof verder zou doen. Toen dat niet meer kon, hebben we Gzil opnieuw opgebeld, maar die was met enig succes in Polen aan het werk en wenste daar te blijven. We kenden Reynders van bij Beveren en bij KV Mechelen en kregen niets dan gunstige adviezen. Onder meer van Davy Gijsbrechts die drie jaar onder hem getraind had. We hebben ons die keuze niet beklaagd.

Welke vereisten stelde u aan de trainer?

Lambrecht: Hij moest het enthousiasme herstellen en attractief voetbal brengen. Wij hebben ons geëngageerd om spelers ter beschikking te stellen, met wie hij in de eerste helft van de rangschikking kan staan. Want dat is een noodzaak. Anders gaat de lift weer dalen. De leefbaarheid van een sportvereniging hangt af van de kwaliteit op het veld. Het product moet goed zijn vooraleer je het aan de man kan proberen te brengen. En dat laatste is, zeker in onze streek, meer dan moeilijk genoeg.

U hebt dit jaar Willy Verhoost als sportief manager aangetrokken. De man achter het succes van Moeskroen.

Lambrecht: Wij kenden Willy. Toen hij bij Moeskroen vertrok, hebben wij een keer gepolst. Verhoost werkt overigens gratis, alleen zijn kosten worden vergoed. Ons dagelijks bestuur draait rond drie mensen: André Verbraecken voor de administratie, Willy Verhoost als sportief manager, en Romain Van Schoor voor de commerciële exploitatie. Hij krijgt binnenkort versterking, want de enige manier om de stijgende uitgaven te blijven dekken, is Sporting Lokeren nog intenser promoten en verkopen. We krijgen wel iets meer supporters, en ons abonneebestand is in vier jaar tijd gestegen van driehonderd naar tweeduizend, maar dat is niet voldoende.

U bent nauw betrokken bij het leven op de club. Valt dat te combineren met uw zaak?

Lambrecht: Die wordt prima geleid door mijn kinderen. Ikzelf kan mij steeds meer beperken tot de supervisie, waardoor ik vaak in het stadion kan zijn. Ik wil dat Sporting Lokeren als een kmo bestuurd wordt. Er moet een familiale sfeer heersen, maar het belangrijkste is dat iedereen hard wil werken en dezelfde kant uitgaat. In die geest kan men talloze kleine probleempjes oplossen voor ze grote problemen worden. Voorwaarde is dat je tijdig ziet waar iets schort. Vandaar dat ik zoveel mogelijk aanwezig wil zijn.

Buitenlandse spelers brengen extra zorgen mee. U hebt veel buitenlanders in de kern.

Lambrecht: Dat klopt, maar de meesten hebben zich makkelijk aangepast. We hebben vier Tsjechen. Die helpen mekaar, en de Tsjech en de Vlaming leven en denken op dezelfde manier. Het cultuurverschil is niet groot. Bovendien zijn het niet alleen technisch goede voetballers, ze hebben ook een voorbeeldige professionele mentaliteit. Behalve Köller zijn ze hier met hun gezin, dat scheelt heel wat. Zéré en Dias zijn Fransen van net over de grens en Zéré speelt al lang in België. Afrikaanse spelers hebben het doorgaans lastiger met de aanpassing. Wat voor ons in het dagelijks leven een vanzelfsprekendheid is, is dat voor die jongens vaak niet. Een beetje luisteren naar die mannen en een beetje goede wil, doen wonderen.

Nochtans bent u in opspraak gebracht met de zaak van de Ethiopiër Bayou.

Lambrecht: Ten onrechte. Ik ben de eerste die erop hamert dat die vreemde jongens goed moeten worden opgevangen. We moeten ons afzetten tegen wantoestanden. Maar met Bayou heeft men het verkeerde voorbeeld eruit gepikt. Die jongen heeft hier enkele maanden meegedraaid. Wij hebben alle nodige papieren in orde gebracht en zijn alle afspraken nagekomen. Helaas voor hem is Bayou door onze technische staf niet goed genoeg bevonden. Hij kon vrij vertrekken en daarmee was voor ons de zaak afgedaan. Ook alle afspraken met Louis De Vries zijn wederzijds correct geregeld. De speler is dan plotseling verdwenen en een tijd later stond hier tot onze verbazing een advocate op het secretariaat. Ik herhaal: wij hebben Bayou correct behandeld.

Veel ploegen schroeven het aantal buitenlanders terug.

Lambrecht: In principe streven wij ook naar voldoende Belgische spelers, dat bepaalt mee de eigenheid. Maar het is altijd hetzelfde liedje: ze moeten betaalbaar zijn en ze moeten goed genoeg zijn. Naar elf Belgen die niet mee kunnen, komt ook niemand kijken. We proberen onze buitenlanders zo goed mogelijk te integreren. We vragen hen Nederlandse les te volgen. Want te veel verschillende talen veroorzaken moeilijkheden. Bij ons is dat voorlopig niet het geval, de meesten begrijpen Nederlands of Frans.

Is de huidige hoogconjunctuur van Lokeren te vergelijken met die van Genk?

Lambrecht: Er zijn veel verschillen. Wij hebben het cadeau van de Kempense Steenkoolmijnen niet gehad. Genk heeft meer steun van de stad en heeft de hele regio achter zich. Hier is de concurrentie veel groter en op de stad moeten we niet rekenen.

De burgemeester, de broer van Genk-trainer Aimé Anthuenis, is nochtans een vaste klant op Sporting Lokeren.

Lambrecht: Ja, maar de stad doet weinig of niets. Wij mogen tegen een zachte prijs het stadion huren en ze hebben de verlichting en een veiligheidstrap betaald. Maar wijzelf hebben ook al voor twintig miljoen frank aanpassingswerken laten uitvoeren. Voor de rest krijgen we geen steun, ook niet voor de jeugd, hoewel wij driehonderd jongeren een opleiding geven. En niet zonder succes, want er staan er vier in de nationale beloftenkern. Jongeren die overigens alle vrijheid behouden om weg te gaan. Vorig jaar is AA Gent er met geld twee komen weglokken. Onze jeugdwerking kost ons zeven miljoen per jaar. Ik vind dat de stad daar moet in tussenkomen.

De voetbalploeg is een van de enige uithangborden van Lokeren, dat anders enkel het nieuws haalt met migrantenrelletjes en zero tolerance.

Lambrecht: Zeg dat maar luidop. Er wordt in Lokeren een enquête onder de bevolking gehouden, waarin ook wordt gepeild naar de waarde die de Lokerenaar aan de voetbalploeg hecht. Ik ben benieuwd wat dat oplevert. Wat mij stoort, is dat een privé-firma als Deschacht veel geld betaalt om op de shirts te mogen staan, terwijl de stad niets betaalt voor het constant in de belangstelling brengen van haar naam. Ik zou graag de geldende reclametarieven voor een nationale naambekendheid eens op het stadhuis gaan afgeven. Ik heb de voetbalbond, voorlopig enkel uit nieuwsgierigheid, gevraagd of wij verplicht zijn de naam Lokeren te blijven dragen, en of we bijvoorbeeld Sporting Deschacht mogen heten.

Welke ambitie heeft u op langere termijn met Lokeren?

Lambrecht: Bij de subtop horen, anders is het niet leefbaar. En een van de voordelen van hoog genoteerd te staan, is dat er interesse is voor je spelers. Als je dan verplicht bent er een te verkopen, is er tenminste geen gebrek aan kopers en mag je een hoge prijs verwachten.

Is een fusie met Beveren en Sint-Niklaas wenselijk?

Lambrecht: Natuurlijk, dat is mijn stokpaardje. De economische realiteit zal ons tot een fusie dwingen. Alleen met één Waaslandse club in de plaats van drie, hebben we een werkbaar hinterland om toeschouwers te rekruteren, meer seats te verkopen, en meer en grotere sponsors te binden. Frans Van Hoof, de voorzitter van Beveren, komt ook uit het bedrijfsleven. Ik ben er zeker van dat hij in dezelfde richting denkt. Hij staat ook met grote ogen te kijken naar de financiële warboel die hij heeft aangetroffen. En dan krijgen ze bij Beveren nog ruime steun van de gemeente, een van de rijkste van het land. SK Sint-Niklaas, met zijn vijfhonderd toeschouwers, is zonder fusie zeker ten dode opgeschreven en overleeft alleen omdat Freddy Willockx er zijn schouders blijft ondersteken. Maar waarom zou hij dat niet doen voor één regionale Waaslandse ploeg? Ik sta niet alleen met die mening. Germinal Ekeren, dat geleid wordt door wijze zakenmensen, opteert ook voor een fusie.

Maar de supporters zijn meestal tegen een fusieclub. Welke kleuren zal ze hebben, hoe zal ze heten, in welk stadion zal ze spelen?

Lambrecht: Dat is allemaal op te lossen en die terughoudendheid verdwijnt als er goed voetbal geserveerd wordt. Kijk naar Genk. De grootste hinderpaal voor een fusie zijn niet de supporters, maar de bestuursleden en de plaatselijke politiek. Wij krijgen niet veel steun van de gemeente, maar ik verzeker je: als de naam Lokeren verdwijnt, staat het hele stadsbestuur op zijn achterste poten.

Koen Meulenaere

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content