Ook als de Vlaamse zorgverzekering beter aan de Europese regels beantwoordt, blijft ze het voorwerp van obscuur communautair getouwtrek. De financiering van een Franstalige zorgverzekering, die in Hertoginnedal nog op tafel lag maar het regeerakkoord niet haalde, blijft voor beroering zorgen.

Wie zorgen nodig heeft, maakt ook niet-medische kosten. Voor mantelzorg, bijvoorbeeld, de hulp van familie en vrienden. Of voor residentiële zorg, zoals in een rust- en verzorgingstehuis. De verplichte Vlaamse zorgverzekering betaalt de niet-medische kosten gedeeltelijk terug. Sinds 2004 is dat systeem onder Europese druk al uitgebreid naar inwoners uit andere EU-lidstaten die in Vlaanderen of Brussel werken. In de toekomst moet de zorgverzekering er voor die EU-werknemers ook zijn als ze in Wallonië wonen. Hetzelfde geldt voor Franstaligen die in het kader van het vrije verkeer in de Europese Unie ooit in een ander Europees land aan de slag zijn geweest en die nu werk hebben gevonden in Vlaanderen of Brussel.

Die uitspraak heeft het Europese Hof van Justitie vorige week gedaan over vier prejudiciële vragen van het Belgische Grondwettelijk Hof. Het Europese Hof beschouwt de zorgverzekering als een stelsel van sociale zekerheid, en grijpt daarbij niet alleen terug naar ‘het principe van het werkland’. Dat wil zeggen dat werknemers in de EU verzekerd zijn in het stelsel van het land waar ze werken. Maar hun sociale rechten mogen ook niet gehinderd worden door een beperking van de Europese regels over het vrije verkeer van personen. Wanneer ze in een ander EU-land werken, mogen ze daar bijvoorbeeld ook vrij hun woonplaats kiezen (terwijl voor de Vlaamse zorgverzekering tot nu toe geldt dat men in Vlaanderen of Brussel moet wonen om te kunnen toetreden en een tegemoetkoming te krijgen).

NIEUWE CONSTITUTIONELE ARCHITECTUUR

Op basis van het ‘bindend prejudicieel advies’ van het Europese Hof zal het Grondwettelijk Hof binnenkort een arrest vellen over een nieuwe klacht van de Franse Gemeenschap en het Waals Gewest tegen de Vlaamse zorgverzekering. Sinds de start ervan in oktober 2001 hebben de Franstaligen al driemaal geprobeerd om deze verzekering van niet-medische zorgkosten van zwaar zorgbehoevenden in Vlaanderen en Brussel juridisch onderuit te halen. Volgens de Franstaligen hoort een zorgverzekering thuis binnen de federale sociale zekerheid. De Franse Gemeenschap heeft nooit zelf een eigen zorgverzekering kunnen of willen uitbouwen en financieren.

Twee vorige pogingen bij het Grondwettelijk Hof (toen nog het Arbitragehof) draaiden op niets uit voor de Franstaligen, omdat het oordeel luidde dat de Vlaamse zorgverzekering een vorm van ‘bijstand aan personen’ is en dat de gemeenschappen daar wel degelijk voor bevoegd zijn. Daarom veranderden de Franse Gemeenschap en het Waals Gewest het geweer van schouder, door dit keer bij het Grondwettelijk Hof te klagen dat de Vlaamse zorgverzekering de Europese regels inzake sociale zekerheid en vrij verkeer zou schenden. Volgens het Europese Hof is dat nog in beperkte mate zo, maar de Europese rechters hebben niet gezegd dat die regels ook van toepassing moeten zijn voor bijvoorbeeld een Waal die in Antwerpen werkt (maar nooit eerder in een ander EU-land aan het werk was) en in Luik woont. Ze vinden dat dit ‘een interne Belgische kwestie’ is en dat het Grondwettelijk Hof zelf moet oordelen of het discriminerend is dat een Waal in dat geval toch niet in aanmerking komt voor de Vlaamse zorgverzekering.

‘Ik wacht op dat definitieve arrest om nieuwe stappen te zetten’, zegt Vlaams minister van Welzijn Steven Vanackere (CD&V). ‘Belangrijk is dat het Europese Hof de Franstaligen niet echt te hulp gekomen is, want zijn uitspraak laat de Vlaamse zorgverzekering intact. De twee voorgestelde correcties hebben slechts betrekking op een paar honderd mensen. Als ze worden doorgevoerd, krijgt de zorgverzekering stilaan juridische stabiliteit. Tegelijk zorgt dit voor een absolute nieuwigheid in ons land, want voor het eerst zullen mensen die in Wallonië wonen, onderworpen worden aan Vlaamse wetgeving.’ Ook Vlaams minister van Werk Frank Vandenbroucke (SP.A) spreekt over een ingreep die ‘volstrekt nieuw in onze Belgische constitutionele architectuur’ is.

COMMUNAUTAIR PASMUNT

Het decreet over de Vlaamse zorgverzekering werd vlak voor de verkiezingen van 1999 unaniem goedgekeurd door het Vlaams Parlement. Met de hulp van de grote ziekenfondsen was het voorbereid door de toenmalige Vlaamse Parlementsleden Guy Swennen (SP.A) en Sonja Becq (CD&V). Het kwam er ook omdat op het federale niveau bij gebrek aan financiële middelen een verzekering van niet-medische zorgkosten uitbleef. Het was vervolgens Mieke Vogels (Groen!) die als Vlaams minister van Welzijn de werking van de Vlaamse zorgverzekering op gang trok.

In Vlaanderen zijn alle inwoners vanaf het jaar dat ze 26 worden, verplicht aangesloten. In Brussel kunnen mensen vrijwillig aansluiten en zijn er ook enkele bijzondere toetredingsregels (doen ze dat bijvoorbeeld niet binnen een periode van zes maanden als ze 26 jaar worden of in Brussel komen wonen, dan moeten ze minstens tien jaar bijdragen zonder recht te hebben op een tegemoetkoming).

De jaarlijkse bijdrage aan de zorgverzekering bedraagt 25 euro (10 euro voor mensen die een verhoogde terugbetaling van hun medische zorgen door de ziekteverzekering krijgen). Zeven zorgkassen (de vijf ziekenfondsen, privéverzekeraar DKV en de Vlaamse Zorgkas) innen de bijdragen en keren de tegemoetkomingen uit. Voor niet-medische zorgkosten in een rust- of verzorgingstehuis is dat 125 euro per maand. Bij mantelzorg (door familieleden en vrienden) en thuiszorg is dat 115 euro per maand (vanaf 1 juli wordt dit ook 125 euro).

4,4 miljoen mensen zijn bij de Vlaamse zorgverzekering aangesloten, waarvan ongeveer 60.000 in Brussel. Eind vorig jaar kregen meer dan 180.000 zwaar zorgbehoevenden een maandelijkse tegemoetkoming (zie grafiek). Dat aantal neemt veel sneller toe dan verwacht (148.000 in 2004; 168.000 in 2006), en de grote meerderheid is 65-plusser. De bijdragen, goed voor ongeveer 100 miljoen euro in 2007, dekken minder dan de helft van de uitgaven. De rest wordt bijgepast door de Vlaamse overheid. Het geheel wordt beheerd door het Vlaams Zorgfonds, dat over een reserve van bijna 700 miljoen euro beschikt (tegenover 425 miljoen vijf jaar geleden).

‘Ondanks de forse stijging van het aantal mensen met een tegemoetkoming, zit de Vlaamse zorgverzekering financieel op koers. In november 2007 hebben we nog 100 miljoen extra aan het Vlaams Zorgfonds toegewezen’, zegt minister Vanackere. ‘De participatie is trouwens bijzonder groot en ook bij de wanbetalers – ongeveer 120.000 in zes jaar – volhardt amper 4 procent in de boosheid na een aanmaning om bij te dragen en een boete van 250 euro te betalen. Desondanks is het natuurlijk goed om na te denken over de financiële grenzen van de zorgverzekering op langere termijn.’

In dat verband herhaalt Frank Vandenbroucke het pleidooi van de Vlaamse socialisten om de Vlaamse zorgverzekering, ook los van de Europese rechtspraak, ‘rechtvaardiger en sociaal doelmatiger’ te maken. Vandenbroucke wil de vaste jaarlijkse bijdrage vervangen door een financiering met belastinggeld en denkt aan een maximumfactuur voor niet-medische zorgkosten. Vanackere: ‘Dat laatste is veel minder eenvoudig dan de maximumfactuur voor medische kosten, omdat die gekoppeld is aan de nomenclatuur van de ziekteverzekering. Dat vergt nog heel veel denkwerk. Voorts heb ik begrip voor het principe dat de sterkste schouders de zwaarste lasten moeten dragen. Daarom sluit ik de deur naar een echte volksverzekering zeker niet. Maar dan moet de financiering met belastinggeld in vergelijking met nu wel met de helft toenemen. Zal dat mogelijk zijn? Bovendien weet ik niet hoe we daarbij een instroom van bijna 1 miljoen Brusselaars financieel moeten opvangen, tenzij we Brussel niet langer in onze zorgverzekering zouden meenemen.’

Voor de Franstaligen, met minister-president Rudy Demotte (PS) op kop, is de nieuwe Europese uitspraak intussen een extra reden om aan te sturen op een federale zorgverzekering. Vanackere: ‘Die trein is al tien jaar voorbij. De beste manier om de symmetrie te herstellen, is dat de Franse Gemeenschap een eigen zorgverzekering uitbouwt.’ Tijdens de mislukte oranje-blauwe onderhandelingen vorig jaar op Hertoginnedal was er overigens sprake van dat de federale overheid het startkapitaal voor een Franstalige zorgverzekering zou financieren, maar dat idee heeft het regeerakkoord van Leterme I niet meer gehaald. Mogelijk komt het toch weer op tafel tijdens de onderhandelingen over het tweede pakket van de staatshervorming. Als vraag van de Franstaligen kan het dan pasmunt zijn voor een aantal Vlaamse verzuchtingen over het gezondheids- en gezinsbeleid.

DOOR PATRICK MARTENS

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content