De aanhoudende stroom boekhoudschandalen in de Amerikaanse bedrijfswereld heeft de modale aandeelhouder geschokt. President Bush slaagt er niet in het vertrouwen in de beurs en de economie te herstellen, en ziet zijn eigen populariteit voor het eerst dalen.

Een jaar geleden nog leek het vertrouwen ijzersterk. De Amerikaanse economie zat wel even in een dip, maar zodra door die zure appel heen gebeten was, zou ze ongetwijfeld weer pieken. De Amerikaanse bedrijven dienden die in Europa tot voorbeeld. Met hun corporate governance of behoorlijk bestuur waren ze veel transparanter dan de Europese ondernemingen en veel opener voor de aandeelhouders, zo werd beweerd. Fraude op grote schaal in Amerika? Kom nou.

Toen kwamen de schandalen van Enron, Worldcom, Xerox, Qwest en Global Crossing en kreeg het vertrouwen in de Amerikaanse bedrijfswereld een flinke knauw. Amerika is verontwaardigd, zegt John Carreyrou, journalist bij The Wall Street Journal en een van de doorprikkers van de Lernout & Hauspie-zeepbel. ‘De Amerikanen waren er gerust op: in eigen land liep alles volgens de regels. Maar nu bleek dat fraude ook – en vooral – bij hen kon voorkomen. Amerika zal zich moeten bezinnen.’

De rotte-appelentheorie van George W. Bush na de zaak-Enron – Amerika heeft een geweldig systeem, dat door enkelingen is verraden – komt steeds ongeloofwaardiger over. De chief executive officers (CEO’s) van de megabedrijven zijn collectief van hun voetstuk gedonderd. De kleine belegger keert zijn voormalige helden massaal de rug toe. De Kenny Lay’s (de baas van Enron) en de Bernie Ebbers (de oprichter van Worldcom) hebben afgedaan. Geen mens die nog in hen gelooft. Zelfs de van pedofilie verdachte kardinalen, die bijkans de Amerikaanse Kerk aan het wankelen brachten, zouden in opiniepeilingen beter scoren.

Hoe is het zo ver kunnen komen? Meer dan 150 Amerikaanse bedrijven hebben hun cijfers voor het afgelopen boekjaar moeten bijstellen. Een megabedrijf als Worldcom kon 3,85 miljard dollar aan uitgaven verdoezelen en zo vorig jaar – een fictieve – winst boeken. En accountancykantoor Arthur Andersen, dat zoals nu blijkt al twee jaar van een deel van de onregelmatigheden op de hoogte was, heeft daar nooit iets van gemeld. Hoe kan dat allemaal zomaar? ‘Schrijf het toe aan de fusiedrang’, zegt Hans Schenk, nu nog professor aan de universiteit van Tilburg en binnenkort actief aan de universiteit van Utrecht. ‘Op een bepaald moment vindt een fusiegolf plaats en ontstaan oncontroleerbare mastodonten. Boekhoudingen van verschillende bedrijven worden samen gegooid, afdelingen versmolten, computersystemen met elkaar gelinkt. Alleen al om dat in goede banen te leiden, is een afdeling op zich vereist.’

Megafusies waren er de jongste jaren in overvloed. Pijplijnuitbater Enron werd na tal van fusies een grote energietrader. En toen brak de hel los. Worldcom fuseerde met MCI Communications in 1997 (toen de grootste overname ooit) en werd het tweede telecombedrijf van de VS. Later wilde het ook nog mobilofoniegigant Sprint overnemen, maar de mededingingsautoriteiten bliezen de fusie af. Daarna ging het bergaf met het bedrijf.

Bakken geld werden ertegenaan gegooid. De koper die op zoek was naar een big deal betaalde moeiteloos een premie op de huidige aandelenkoers, en die lag de jongste jaren gemiddeld vrij hoog. Hij zou die toch meer dan terugwinnen, dacht hij. Op grote schaal werken, beperkt de kosten en drijft de inkomsten op, had hij altijd geleerd. Maar zo gaat het meestal níét. Uit een Tilburgs onderzoek blijkt dat 17 procent van de bedrijven die sinds 1960 gefuseerd zijn op het vlak van productiviteit en winstgevendheid slechter gepresteerd hebben dan hun onafhankelijke concurrenten. Bovendien wordt slechts zelden een extra aandeelhouderswaarde gecreëerd. De belangrijkste 110 fusies uit de jaren negentig hadden een negatief effect van 8,5 procent op de aandeelhouderswaarde. En uit een vroegere studie van KPMG, die pas na lang aandringen werd gepubliceerd, bleek dat 83 procent van de 750 grote acquisities uit die periode zelfs totaal geen aandeelhouderswaarde had opgeleverd.

VIJF FUSIEGOLVEN

Een groot deel van de fusies blijkt dan ook een pure geldverkwisting. De jongste eeuw hebben zich vijf fusiegolven voorgedaan. Die liepen steevast uit op een economische stagnatie of zelfs op een recessie. Maar de topmanagers volharden in de boosheid. Tijdens de jongste golf hebben Amerikaanse en Europese bedrijven 9000 miljard dollar uitgegeven. 5800 miljard dollar daarvan, of vier keer het Britse bruto binnenlands product, is gewoon over de balk gegooid. De investering ervan heeft niet tot een positief resultaat geleid. En toch. Als de tijd rijp is en het startschot gegeven wordt, krijg je weer de ene fusie na de andere.

De speltheorie, noemt Schenk zijn analyse van de fusiegolven. Impulsen genoeg om een fusiegolf op gang te brengen. Is er een deregulering in de maak? Hop, daar gaan we. De grootste drieduizend bedrijven ter wereld zijn actief op markten waar een handvol ondernemingen de dienst uitmaakt. Doet een van die bedrijven een acquisitie, volgt meteen een reactie van de andere. Om te voorkomen dat hun concurrenten hen voor zouden zijn, slokken ze een ander bedrijf op. Of het hen iets oplevert of niet. Hun grootste vrees is immers: alleen en als de kleinste achterblijven. Die evolutie hebben we duidelijk gezien in de auto-industrie. Nadat Daimler Chrysler had opgekocht in 1998, op zichzelf al een reactie op een vroegere fusie, ging het overnameproces gewoon door. ‘Succesvolle fusies in de automobielindustrie zijn tot dusver niet bekend’, aldus nog Schenk.

Aan het roer van de megabedrijven die daaruit voortkomen, staan de almachtige CEO’s, de supermanagers. Een nieuwe generatie van bedrijfsleiders, à la Jean-Marie Messier, de ex-baas van Vivendi, Kenneth Lay en Bernie Ebbers. Een voor een moesten ze hun topfunctie neerleggen. Jean-Marie Messier had het nutsbedrijf Vivendi omgebouwd tot een van de grootste mediabedrijven ter wereld. Maar door een reeks te dure overnames zadelde hij het bedrijf op met een schuldenlast van dertig miljard euro. Bovendien was de boekhouding opgesmukt, wat meteen de vrees deed ontstaan dat de Amerikaanse fraudepraktijken naar Europa waren overgeslagen. De beurskoers is nu ingestort. Messier staat op straat, mét een gouden handdruk van achttien miljoen euro.

Bernie Ebbers stapte eind april op toen de Amerikaanse beurswaakhond SEC (Securities and Exchange Commission) een onderzoek aankondigde naar de boekhouding van het bedrijf. Bovendien zou Ebbers goedkope bedrijfsleningen ontvangen hebben voor niet minder dan 400 miljoen dollar.

Topmanagers worden verwend met lonen die vandaag minstens vijfhonderd keer zo hoog liggen als die van hun arbeiders. Maar in ruil daarvoor zijn ze snel en efficiënt. Ze weten hoe ze de aandelenkoersen met honderden procenten kunnen opdrijven. Ongeremd door welke regels van overheidswege ook. Maar wel binnen de strakke schema’s van hun pr-adviseurs. Want de kwartaalresultaten die ze voorleggen, kunnen ze niet altijd zomaar te grabbel gooien. Als ze geld willen ophalen met hun aandelenopties, wat het succes van hun beleid moet onderstrepen, kunnen de resultaten beter positief blijven. Geen wonder dat de top van een bedrijf wel eens bereid is om de cijfers bij te kleuren. Hij heeft er zelf namelijk het meeste bij te winnen. Precies wat is gebeurd bij Enron en Worldcom. Een hoge beurswaarde betekent immers een hoog inkomen uit de aandelenopties. En dat bedraagt voor een beetje CEO in de VS makkelijk 100 miljoen dollar in de loop van een mandaat, aldus het Duitse weekblad Der Spiegel.

Voor sommige bedrijven is ook hun voortbestaan verbonden met de hoge aandelenkoersen. Zo hebben ondernemingen de hoge beurswaarde aangewend om kredieten op te nemen, en daarmee bijvoorbeeld andere bedrijven op te kopen. Enron hanteerde een vergelijkbare techniek. Maar het kaartenhuisje valt in elkaar, zodra de aandelenkoersen zakken.

DOOD AAN HET KAPITALISME

Dragen de kapitalisten het kapitalisme ten grave?’ ‘De beurs is dood’. ‘Wall Street kan nog zakken met 40 procent’. Zo luidden de krantenkoppen de voorbije weken. Na de toespraak van Alan Greenspan, de voorzitter van de Amerikaanse Centrale Bank, op 16 juli zou de stemming enigszins veranderen. Greenspan is optimistisch over het herstel, maar waarschuwt ervoor dat nieuwe boekhoudkundige schandalen het vertrouwen van de consumenten onderuit zouden kunnen halen, ‘net nu de Amerikaanse economie de vruchten begint te plukken van haar beleid’.

De schrik zit er evenwel diep in bij de Amerikanen. Ongeveer de helft van de gezinnen heeft een flink deel van zijn geld belegd in aandelen, vaak in pensioenplannen die met de beurs verbonden zijn.

Vooral de waardevermindering van de dollar baart de Amerikanen zorgen. Nu al is de koers van de munt 13 procent gezakt. Daardoor stroomt er minder geld naar Amerika. Tot voor kort nam de toevloed van spaartegoeden naar de VS alleen maar toe. Investeerden fondsenbeheerders in 1995 6,2 procent in Amerika, in het eerste kwartaal van dit jaar was dat volume opgelopen tot 11,4 procent. Een deel daarvan was geld van Europese investeerders, die pensioenbeleggingen plaatsten in Amerika omdat het er zoveel beter ging. Voorlopig wordt er geen geld meer bij gepompt, maar er worden ook nog geen beleggingen vanuit Europa weggehaald. Als George W. Bush vorige week in Manhattan de wereld trachtte gerust te stellen, was het precies om zulke uitstroom te voorkomen.

‘Als dat gebeurt, zakt de dollar nog eens met 30 tot 40 procent’, zegt een investeerder van de Britse zakenbank HSBC. Met als gevolg dat andere landen relatief gezien rijker worden, en de economische en dus de politieke macht van de Verenigde Staten taant. ‘Een sterke dollar staat uiteindelijk gelijk aan politieke macht’, zegt hij. Of zoals Bush senior het formuleerde, toen bleek dat steeds meer geld vanuit Europa en Azië richting VS stroomde: ‘We zijn de onomstreden leiders van de wereld.’

Voor Bush junior was het alvast een van de zwaarste weken uit zijn presidentschap. De eerstvolgende dagen na zijn toespraak op Wall Street van 9 juli maakte de Dow Jones een duik van zowat 500 punten. Bush’ voorstellen om de fraude aan te pakken, werden weggewuifd. Bijna de helft van de Amerikanen (47 procent) vond ze niet afdoend, zo bleek uit een opiniepeiling. Amper een dag na zijn toespraak pakte de Senaat trouwens uit met een pakket veel strengere maatregelen. Het plan van Democraat Paul Sarbanes voorziet in een boete tot één miljoen dollar en vijf tot tien jaar cel voor wie knoeit met financiële jaarverslagen. Ook voor aandelenfraudeurs is er een maximale celstraf van tien jaar. Klokkenluiders krijgen extra bescherming. En er zou een overkoepelend controleorgaan voor de boekhouding komen dat verregaande bevoegdheden krijgt.

Anders dan na de aanslagen van 11 september weet president Bush deze crisis niet aan te wenden om zijn leiderschap te versterken. Integendeel, hij dreigt aan geloofwaardigheid te verliezen door z’n zwakke antwoorden op vragen over zijn eigen verleden als bedrijfsleider. Als directeur van Harken Energy zou hij voor 180.000 dollar geleend hebben tegen een lage rente om daarmee aandelen te kopen van het oliebedrijf. Precies het soort praktijk dat hij tijdens zijn toespraak zelf had veroordeeld.

De toespraak van Bush is in elk geval een aanwijzing voor een mogelijke toename van de overheidsinmenging. Enkele maanden geleden leek dat nog onvoorstelbaar, want George W. Bush staat dichter bij de bedrijfswereld dan eender welke president vóór hem. En Amerika had jaren gekend van sterke groei in een gedereguleerde markt. Zoals de beurswaakhond SEC werd opgericht in de jaren na de beurscrash van 1929, zo krijgen we misschien ook nu opnieuw een periode van sterkere regulering. Niet dat de situatie even dramatisch is als in de jaren twintig – volgens somberlingen zijn er wel tal van gelijkenissen -, maar de druk om in te grijpen is groot.

Op dit moment is dat vooral politieke druk. De verkiezingskoorts voor de tussentijdse verkiezingen van november stijgt. Als Bush de natie toespreekt, weet hij dat zijn publiek vooral bestaat uit aandeelhouders. Gezinnen die hun geld vaak belegd hebben in pensioenfondsen. Een deel van de boom hebben de Amerikanen trouwens aan hen te danken. Jarenlang al zit hun geld op de beurs. Door de aanhoudende groei voelden ze zich rijk en gaven massaal geld uit. Met de neerwaartse trend van vandaag dreigen ze de hand op de knip te houden.

‘Als we zo doorgaan, eindigen we in de Verenigde Staten nog zoals in Japan’, zegt een investeerder. ‘De matrassen kunnen er niet groot genoeg zijn, om gespaard geld of goud onder te bewaren.’ Wie vandaag in goud belegd heeft, kan trouwens grote winsten opstrijken. De goudprijs is doorgaans omgekeerd evenredig met het vertrouwen in de financiële markten. Nu de aandelenmarkten slecht presteren en het vertrouwen diep is gezakt, doet goud het weer goed.

Of de populariteit van Bush ook omgekeerd evenredig is met het succes van de markten, valt af te wachten. De macht van de economie mag niet worden onderschat. Zoals blijkt uit de geschiedenis is een crisis als deze een zware opdracht voor een president.

Ingrid Van Daele

Topmanagers worden verwend met lonen die vijfhonderd keer zo hoog liggen als die van hun arbeiders.

Als Bush de natie toespreekt, weet hij dat zijn publiek vooral bestaat uit aandeelhouders.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content