Wat is het geheim van het succes van Marianne Fredriksson? Op zoek naar het recept van doelgroepenliteratuur.

Haar boeken zijn niet meer uit de bestsellerlijsten weg te branden. Sinds Marianne Fredriksson (1927) met Anna, Hanna en Johanna een megahit scoorde, verkopen al haar romans als zoete broodjes. Verleden jaar was dat het geval met Simon en nu gaat Volgens Maria Magdalena al massaal over de toonbank nog voordat het boek in de literaire bijlagen werd gesignaleerd. Waarom vallen de lezers voor de historische melodrama’s van een Zweedse die pas op haar drieënvijftigste debuteerde? Wat is er zo bijzonder aan haar verhalen dat ze er als zoete koek ingaan?

Driehonderdduizend exemplaren zijn er omgezet sinds Anna, Hanna en Johanna twee jaar geleden bij ons werd gelanceerd. Deze sage van een eeuw Zweedse familieleven was Fredrikssons tiende boek. Na een carrière in de magazinejournalistiek ontdekte ze tijdens de behandeling van een depressie “het ware schrijven”. Twee jaren psychoanalytische biecht deden Fredriksson afdalen in zichzelf. Ze stootte er, naar eigen zeggen, op een stille kracht die voortaan de voedingsbodem vormde van haar bestaan als vrouw én auteur. In 1980 debuteerde ze in Zweden met Eva’s boek. Samen met twee vervolgromans vormde dit debuut een trilogie, De kinderen van het paradijs, voorlopig nog niet vertaald in het Nederlands. Haar vierde roman was Simon (1985), een verkapt autobiografische vertelling over een joods adoptiefjongetje. Daarna pleegde ze een hele rist van antieke, historische romans tot ze met Anna, Hanna en Johanna (1994) op een goudader stoote.

Deze familieromance is het beste van wat Fredriksson te bieden heeft. Zoals in de betere tv-feuilletons dist ze een sterk verhaal op van drie generaties onverwoestbare Zweedse natuurvrouwen. Anna, de jongste van het trio, gaat via haar aftakelende mama Johanna op zoek naar haar roots. Wat blijkt? Hanna, de peetmoeder van de familie, werd reeds op haar twaalfde verkracht. Maar haar levensenergie was er daarom niet minder om. Fredriksson vertelt chronologisch het verhaal van deze drie sterke vrouwen. Ze versnijdt het relaas handig met bedenkingen van de jongste telg, Anna, de chroniqueur in kwestie.

Moraal van het verhaal: vrouwen zijn niet kapot te krijgen als ze in zichzelf blijven geloven. Fredriksson verkoopt haar simpele boodschap op een dubbele manier. Ze beschrijft in een fluks tempo het reilen en zeilen van drie generaties vrouwen waardoor op elke bladzijde wel iemand sterft en de modale lezer zich allicht geen moment verveelt. De dwangmars doorheen het familiealbum komt vervolgens tot rust door de natuurbeschrijvingen. Deze uitstapjes in de Zweedse flora vertolken Fredrikssons geloof in de helende kracht van moeder natuur. Sterker nog: de harde, geheimzinnige kern van haar vrouwelijke personages zijn uit hetzelfde hout gesneden als de eiken die hen soelaas brengen. De stilte van het vrouwelijke wezen is even mysterieus als de oerkracht van de vrouwelijke natuur. Vandaar dat vrouwen bij Fredriksson voortdurend beschutting zoeken bij moeder alnatuur nadat ze zijn ontgoocheld door het mannelijke realiteitsprincipe.

MOEDER EN HOER

Fredrikssons nieuwste hit, Volgens Maria Magdalena, put uit dezelfde bron maar bezit nergens de epische flair van haar familie-epos. Zij wil in deze antieke roman het evangelie volgens Maria Magdelena navertellen. De doorsneelezer weet maar al te best wie Maria Magdelana was en dat Jezus haar ooit vergaf voor haar zonden. Fredriksson heeft weinig of niets aan deze episode uit de gewijde geschiedenis toe te voegen. Bij gebrek aan actie, wordt de ideologische component van Fredrikssons vertelambities karikaturaal duidelijk.

Eeuwig ruisen de Scandinavische bossen, ook in Palestina, en eeuwig glimlachen de vrouwen, ondanks hun beulen. Ze weten immers dat ze even onverwoestbaar zijn als moeder natuur. Daar kan geen enkele verkrachter tegen op. Mannelijke personages zijn bij Fredriksson ofwel sympathisanten van de vrouwelijke alnatuur en worden dan beloond met een “barmhartige” dood of een heus happy end. Ofwel miskennen ze de feministische zaak en schieten ze zichzelf voor het hoofd of worden neergeknald. Kortom, Fredrikssons dames laten niet met zich spotten.

De Jezus die Fredriksson in haar evangelie ten tonele voert, spreekt in dat verband boekdelen. Hij is een feminist avant la lettre: “Ik had gehoopt dat de nieuwe mens gods de vrouwelijke kracht op aarde in ere zou herstellen.” In een dispuut met de macho’s onder zijn apostelen, Paulus en Simon-Petrus, verdedigt Maria Magdalena haar vrouwvriendelijke Jezus: “Hij is de enige man die ik ooit heb ontmoet, die vrouwen als mens tegemoet trad, met respect. Hij nam hen niet in bescherming en hij maakte nooit grappen ten koste van hen.” Hoe dat nu juist zat tussen Magdalena en haar lover komt de lezer echter niet te weten. Meer dan “een zoete nacht” of de onwennigheid van de heiland tegenover het liefdesspel weet Fredriksson niet te verzinnen. Uiteindelijk komt de aap uit de mouw en ontpopt Fredrikssons personage zich tot spreekbuis voor een matriarchale natuurreligie: “De oude godin verliest in heel onze wereld haar macht. De mensen maken zich los van de landbouw, van het voortbrengen van leven, van de levensstroom.”

De vrouwen zijn dus de hoedsters van “de levensstroom” en voelen zelf die mysterieuze kracht wanneer ze woordeloos communiceren met de natuur. Fredriksson houdt een pleidooi voor vrouwen met een mysterieuze, ontoegankelijke kern: “Misschien geven haar geheimen haar wel kracht, misschien zouden we allemaal wel meer kracht hebben als we een innerlijk gebied hadden waar niemand toegang had.” Daardoor komt Fredriksson ongewild uit bij een wel zeer klassiek beeld van de vrouw als moeder én hoer, of, zoals het bij Fredriksson heet, “engel én trol”.

Fredriksson legt de nadruk op de vrouw als engel die haar heidense hekserigheid in stilte uitleeft door bomen te omarmen of mannen te zien sterven. Daardoor geeft ze bepaalde lezeressen waarschijnlijk een goed gevoel. Vrouwen kunnen dan misschien wel het slachtoffer zijn van de geschiedenis maar in het geheim trekken ze toch maar aan de touwtjes. Met moeder natuur maak je best geen grapjes. Kortom, Fredriksson steekt heel wat vrouwen in het algemeen en de zachte feministen in het bijzonder een hart onder de riem.

EDELKITSCH EN FRASEOLOGIE

Dat vrouwelijke lezers in het huidige literaire klimaat een bestseller maken of kraken, werd al vaker geopperd. Uit literairsociologische analyses blijkt dat vrouwen tegenwoordig het leewendeel van het leespubliek uitmaken. De Nederlandse literatuurhistoricus Ton Anbeek sprak hieromtrent klare taal toen hij verslag uitbracht over de nieuwste stand van het leesonderzoek: “De ware lezers, op wier koopkracht de uitgeverijen drijven, zijn vrouwen vóór 1950 geboren die middelbaar of hoger onderwijs genoten.” Allicht dat deze geschoolde lezeressen op hun wenken worden bediend door Fredriksson. Komt er bij dat we in een tijdsgewricht leven waarin meer dan ooit aandacht wordt geschonken aan slachtoffers van divers pluimage. In die zin schrijft Fredriksson de perfecte, vrouwelijke slachtoffer-literatuur.

Nu heeft literatuur altijd een stem gegeven aan de slachtoffers van een samenleving. Maar Fredriksson vervalt in edelkitsch en starre fraseologie. Het is opvallend hoe haar nobele karakters, zoals Maria Magdalena, blauwe ogen hebben “als irissen”, of “als gentiaan”, of als het “water van de Egeïsche Zee”. En steeds weer voert vage weemoed om hetgeen gebeurd is het hoogste woord. Elk verdriet, elk slachtoffer wordt uiteindelijk de mond gesnoerd met een weemoedige constatering dat het leven nu eenmaal zo is: “Hij voelde zich opgelucht. En verdrietig. Maar het verdriet was niet van de zware soort; het was blauw als de weemoed die de wereld reliëf geeft.”

Fredriksson geeft haar personages en haar wereld te weinig reliëf. Ze liegt door de wrede geschiedenis van het leven onder te dompelen in de schone schijn van de natuur. Alleen wie gebaat is bij het huidige status-quo, kan applaudisseren bij dergelijke affirmatieve literatuur. Want dat is uiteindelijk de boodschap van deze boeken: er is niets te doen aan hetgeen er gebeurt. Het evangelie van Marianne Fredriksson is van een valse zachtmoedigheid die nergens doet rebelleren tegen het geconstateerde onrecht. Haar blijde boodschap past bij het huidige ego-tijdperk waarin het individu verlossing zoekt in zichzelf als potentiële bron van energie.

Geef mij dan maar Het recht van de sterkste (1893) van Cyriel Buysse. Ook daar wordt het hoofdpersonage, een mater dolorosa, verkracht. Maar Buysse gaat niet leugenachtig dader en familie straffen, zoals bij Fredriksson waar Hanna na haar verkrachting het mag meemaken dat eerst de verkrachter zelf en vervolgens zijn beide ouders gewelddadig aan hun einde komen. Integendeel, bij Buysse ondergaat de vertrapte schone tijdens haar begrafenis een tweede, symbolische vernedering waardoor het onrecht des te sprekender wordt. Fredrikssons zeemzoeterig pleidooi voor het recht van de zwakste bevestigt impliciet het recht van de sterkste, terwijl Buysse omgekeerd het recht van de sterkste aanklaagde door het open en bloot te laten zien tot het ondraaglijk werd.

Fredriksson schrijft dus boeken voor lezeressen van middelbare leeftijd die lichtjes teleurgesteld toch genoegen nemen met het leven. Door zich zwijgzaam en verbeten in te bunkeren in zichzelf houden ze alsnog stand. In plaats van zich te mengen in het dagelijkse handgemeen, zoeken ze troost in de eeuwige schoonheid van de natuur. Dat Fredrikssons personages steevast het leven ondergaan en de nodige klappen incasseren, past bij de huidige sympathie voor het perspectief van de underdog. Over doelgroepenliteratuur gesproken!

Marianne Fredriksson, “Volgens Maria Magdalena”, De Geus, Breda, 320 blz., 998 fr.

Frank Hellemans

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content