Koen Meulenaere
Koen Meulenaere Van 1991 tot 2012 de satiricus van Knack

Op donderdag 15 mei overleed in Antwerpen Rik Van Steenbergen (78), een van de grootste wielerkampioenen uit de geschiedenis.

Rik! Rik Van Cauwelaert, onze directeur-hoofdredacteur, heet Rik. En Rik De Nolf, gedelegeerd bestuurder van onze uitgeverij Roularta, heet nog meer Rik. De lezer begrijpe dat wij enigszins op onze tellen dienen te passen bij de behandeling van dit interessante maar delicate onderwerp. Toch is er iets met mannen die Rik heten. U moet het eens nagaan in uw eigen omgeving: Rikken zijn zo goed als steeds bazige types. Of nee, wacht, hier gaan we al meteen een brug te ver: het zijn mannen met leiderscapaciteiten.

Voilà, dat is veiliger uitgedrukt. Het zijn patrons! Dat is het, wij hebben de juiste toon beet. Rik, dat is kort en krachtig een pets rond uw oren. Vergelijk dat met het zachte timbre van een wat klaaglijk uitgerekte Hubèèèr, bijvoorbeeld, en iedereen weet hoe laat het is. Rik, dat is er uitkomen in de laatste honderd meter, een kwak verkopen aan een onwillige Italiaan, nog snel een eigen ploegmaat flikken, en op de streep al betalen aan een Hollander die mee in de slag zat. Rikken en flikken, het is niet toevallig dat het rijmt.

Gevelocipedeerde Rikken zijn dan ook op hun best tijdens het wereldkampioenschap, hoogfeest van bedrog en verraad zoals Hugo Camps het ooit schitterend heeft omschreven. Tijdens de wereldkampioenschappen van de jaren vijftig en zestig hadden de grootsten der Rikken, Van Steenbergen en Van Looy, meer kopzorgen met het smeden van clandestiene complotten tegen elkaar, dan met hun tegenstanders. Het meeste plezier had Rik I wanneer hij in de slag kon gaan met een buitenlandse ploegmaat van Rik II. Charly Gaul bijvoorbeeld, die als eenzame Luxemburger toch geen kans maakte in een WK.

Het zal niemand verbazen dat de zesdaagsen voor Rik I een natuurlijke biotoop vormden. De beste zijn, de rapste vooral, een ander al eens iets gunnen en andere anderen helemaal niets, dat kan het gemakkelijkst in de praktijk worden gebracht in het zesdagencircuit. Het is op de piste, in de dampen van sigaren en warme worst, in de zurige geur van op het middenplein gemorst bier, dat de ware patron het best tot zijn recht komt. En Van Steenbergen wás een patron. Misschien nog meer dan Merckx, die de anderen te véél overheerste en alles zelf wou winnen. Die drang had Rik niet. Als hij mocht kiezen, won hij het liefst Milaan-Sanremo, de eerste klassieker van het seizoen. Dan was zijn sponsor namelijk tevreden en moest hij de rest van het jaar niet te veel meer doen.

Rik Van Steenbergen stond voor plezier in het leven. Niet altijd natuurlijk, er zijn een paar gitzwarte jaren geweest waarin hij boven de afgrond bungelde, maar gelukkig is hij daar met de hulp van zijn tweede vrouw weer weggeraakt. Rik in de herfst van zijn bestaan, dat was de kunst om ‘iets te gaan drinken’. Om van een trappist van Westmalle te genieten, wat een bepaalde ingesteldheid en specifieke vaardigheden vereist. Het moet een ferme slok zijn, de eerste, maar ook weer niet té. Er moet wat schuim om de mond blijven parelen, maar niet te veel. Men moet met de lippen kunnen smakken, niet te stil want dat zou tekortdoen aan de brouwerskunst der paterkens, maar ook niet te luid, want dat is zelfs in de Kempen onbeleefd. En tot slot moet men met een diepe zucht kunnen getuigen van het genoten genot. Dat we ze nog lang meugen meugen, en het moest zo lekker maar niet zijn. Niemand kon dat beter dan Rik.

KONING VAN ZES DAGEN

Rik Van Steenbergen is geboren in Arendonk, op 9 september 1924. Zijn vader was een eenvoudige sigarenmaker. Rik hield, zoals wel meer Rikken, niet erg van de school en verliet die toen hij 14 was. Hij werkte een tijdje met zijn vader en bij een oom fietsenmaker, bracht daarna bestellingen van een slager rond, maar koos al snel voor een wielercarrière, geïnspireerd door zijn grote voorbeeld en streekgenoot Karel Kaers. Van Steenbergen ontwikkelde zich tot een indrukwekkend atleet. Zijn hart was niet alleen figuurlijk, maar ook letterlijk bijzonder groot. Hij was robuust en sterk, zijn weerstandsvermogen was fenomenaal, en zijn karakter buitengewoon.

Bovenal was hij een echte prof die grof geld verdiende. Want wie denkt dat de grote salarissen pas recent in het peloton zijn terechtgekomen, vergist zich. Poeske Scherens kon zich indertijd een eigen vliegtuig veroorloven, transponeer dat naar vandaag en u hebt een idee van hoeveel de topvedetten van toen opstreken. Van Steenbergen reed dan ook in de eerste plaats voor het geld. Het is bekend dat hij ooit de Ronde van Vlaanderen links liet liggen omdat hij in een voorwedstrijd meer startgeld kreeg.

De rivaliteit met de negen jaar jongere Rik Van Looy was een godsgeschenk. Rik I of Rik II, het hele land was verdeeld in twee kampen en daar deden beide coureurs hun voordeel mee. Van Steenbergen reed zijn laatste zesdaagse wel met Van Looy als ploegmaat, maar echte vrienden zijn ze nooit geweest. Ze deden nog liever elkaar verliezen dan dat ze zelf wonnen. Wel was er groot wederzijds respect. Rik II stond vorige week nog aan het ziekenbed van Rik I, en was daar vreselijk van aangedaan.

In De wielergoden der lage landen laat Jacques Sys Rik I het volgende vertellen: ‘Op een nacht betrapte Van Looy bij hem thuis een dief die er met zijn nieuwe fiets vandoor ging. Van Looy greep er een andere en zette de achtervolging in. Na een uur kwam hij hijgend terug thuis. “En?” vroeg Nini, zijn vrouw, “heb je hem te pakken gekregen?” Van Looy schudde ontmoedigd het hoofd. Waarop Nini zei: “Dan kan het alleen Van Steenbergen geweest zijn.” ‘ Van dit soort verhalen had Rik I er duizend. Zat hij in een gezelschap, dan was de sfeer verzekerd.

Grote Rik werd in 1943, zijn eerste jaar bij de profs, meteen kampioen van België op de weg. Dat zou hij later nog twee keer overdoen. Hij werd ook drie keer wereldkampioen, een record dat hij deelt met Alfredo Binda en Eddy Merckx. Hij won één keer Milaan-Sanremo, twee keer de Ronde van Vlaanderen, twee keer Parijs-Roubaix, twee keer de Waalse Pijl en één keer Parijs-Brussel. Totaal aantal zeges: 331 op de weg en 1325 op de piste, en dat in alle specialiteiten.

In rittenwedstrijden had hij minder trek, wat hem niet belette om in 1951 toch tweede te worden in de Ronde van Italië, op een kleine twee minuten van Fiorenzo Magni. Maar de Ronde van Frankrijk zinde hem niet, onder meer door de in die tijd vaak slechte organisatie en het soms voorhistorisch logies voor de renners. Rik reed liever op de piste, mede op aandringen van manager Jean Van Buggenhout die daar zelf alle belang bij had. Zo was het seizoen voor Van Steenbergen toch altijd zwaar en lang. In feite heeft hij 26 jaar ononderbroken zomer en winter gekoerst, en dat over de hele wereld, tot in Argentinië toe. Hij nam deel aan 133 zesdagen waarvan hij er veertig won. Zijn belangrijkste partners waren Marcel Kint, Stan Ockers en Miel Severeyns, en later de Deen Palle Lykke die ook een lange koppelkoers zou rijden met een dochter van Van Steenbergen.

RIK, DE MYTHE

Rik Van Steenbergen koerste in een tijd dat de televisie de wedstrijden nog niet in geuren en kleuren en van start tot finish in de huiskamer bracht. Het vergrootte de mythe die hij tijdens zijn carrière al was, en die hij na zijn carrière is gebleven. Rik Van Steenbergen, dat is een held van het Vlaamse volk die zelf altijd een Vlaamse volksmens is gebleven. Op 10 december 1966 nam hij in het Antwerpse Sportpaleis afscheid van zijn publiek, en kwam na 25 jaar koers in een leven zonder wielrennen terecht. Dat viel hem zwaar, het fortuin dat hij had vergaard, slonk zienderogen aan de kaarttafel en in etablissementen waar een man van aanzien het best niet te vaak wordt aangetroffen. Van Steenbergen werd meerdere keren opgepakt en veroordeeld voor drugssmokkel, geweldpleging en andere minder fraaie zaken. Maar het past niet om daar nu lang bij stil te staan. Alleen de kanker heeft hem definitief klein gekregen.

In Het grootboek van de sport van radiolegende Piet Theys staat een limerick van luisteraar Dirk de Witte die ze zo op de grafsteen van Rik I kunnen zetten:

Toen men vroeg aan de eerste der Rikken

wat het zwaarst was geweest om te slikken,

zei hij na een tijd

met een tikkeltje spijt:

dat jaarlijkse afscheid, verdikke.

Koen Meulenaere

Een held van het Vlaamse volk die zelf een Vlaamse volksmens is gebleven.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content