Hoe duurzaam zijn de hervormingen die Turkije heeft doorgevoerd? Mustafa Kemal Atatürk zou de moderne lekenstaat die hij heeft opgericht niet meer herkennen.

In de luchthavens, in hotellobby’s, in McDonald’s, in bars en restaurants, bij kappers, overal in Turkije prijken kleurrijke beeltenissen, mozaïeken en statige bustes van Mustafa Kemal Atatürk. In grote steden en kleinere dorpen zingen kinderen in de scholen het volkslied nog elke dag uit volle borst. En ‘militairen die de stichter van de Republiek beledigen, door bijvoorbeeld te beweren dat zijn hervormingen op een dictatoriale manier zijn opgelegd, kunnen daarvoor nog altijd worden gestraft’, vertelt Turkije-kenner en ULB-professor-emeritus Robert Anciaux. Meer dan ooit is Atatürk in het straatbeeld aanwezig. ‘Sommigen vereren hem als een bevrijder, als de leider die Turkije naar de onafhankelijkheid heeft geleid. Voor anderen is hij de belichaming van de moderne denkbeelden in het land. Maar vooral de militairen zien in hem het symbool van wat Turkije vandaag geworden is.’

De Turkse lekenstaat die Mustafa Kemal Atatürk in 1937, na jaren van hervormingen in de grondwet had vastgelegd, heeft nochtans fundamentele wijzigingen ondergaan. De drastische maatregelen die in de jaren twintig in de aanloop naar de lekenstaat werden opgelegd, behoorden tot de meest radicale in de moslimwereld: de sharia (de wet van de islam) werd afgeschaft, er werd een Zwitsers burgerlijk wetboek ingevoerd met stemrecht voor vrouwen, de Arabische letters werden vervangen door het Latijns alfabet in een poging om het analfabetisme tegen te gaan, alle hoofddeksels behalve de hoed werden verboden, en de laatste faculteit theologie moest dicht. De kemalistische ideologie werd vastgelegd in zes pijlers. Wat er vandaag nog van rest zijn vooral drie van de zes basisprincipes: nationalisme, democratie en de seculiere staat – de laatste twee waarden maken Turkije voor de Europese Unie tot een aantrekkelijk land.

Maar bij het begrip ‘lekenstaat’ horen enkele grote kanttekeningen. De Turkse lekenstaat gelijkt in geen geval op de Franse. Een eeuw geleden was hét model voor de moderne gecentraliseerde staat nochtans Frankrijk – er werden zelfs Franse leraars aangetrokken die de juiste waarden moesten komen verkondigen. Maar terwijl Frankrijk zich als lekenstaat precies niét bemoeit in religieuze zaken – door de scheiding tussen kerk en staat – betekent secularisme in Turkije nu net dat men zich wél bemoeit. Turkije wil immers controle uitoefenen over de islam om te voorkomen dat er fundamentalistische islamitische stromingen zouden opduiken en een bedreiging vormen voor de staat. ‘Bovendien kent de islam geen kerkelijke hiërarchie. Precies als in het Ottomaanse rijk alsook in andere moslimlanden is het de staat die deze rol vervult’, zegt Robert Anciaux. In Turkije is daarom een soort van staatssecretariaat opgericht, een Directoraat voor Religieuze Zaken, annex een hele religieuze bureaucratie met wel 100.000 staatsambtenaren. Het vrijdaggebed wordt er centraal voorbereid: volgens Mehmet Aydin, de verantwoordelijke staatssecretaris, wordt er zelfs op toegezien dat er in de moskeeën geen politieke standpunten verkondigd worden. Het Directoraat benoemt en betaalt ook alle 70.000 soennitische imams die werken in de 60.000 moskeeen, en dat met geld afkomstig uit belastinginkomsten – belastingen die ook niet-soennitische moslims ervoor moeten betalen.

Naar westerse normen oogt de Turkse lekenstaat op zijn minst nogal paradoxaal. ‘Toch groeien Europa en Turkije wat dat betreft naar elkaar toe’, zegt de Leidse professor Erik-Jan Zurcher. ‘Ook in Nederland, België, Frankrijk wordt de roep om controle op de boodschap in de moskeeën almaar groter. De Franse minister van Binnenlandse Zaken Dominique de Villepin eist zelfs dat de imams in het Frans zouden preken.’

Ondanks het seculiere karakter van de Turkse staat, is godsdienst voor de bevolking wel degelijk belangrijk. De overgrote meerderheid van de bevolking verklaart zichzelf moslim. Al wordt de godsdienst door heel wat moslims dan niet echt gepraktiseerd. Tot voor kort was het nog verplicht bij de geboorte de godsdienst te vermelden op zijn identiteitskaart – in het verleden leidde dat er zelfs toe dat bijvoorbeeld joden of leden van andere religieuze minderheden zich bekeerden om hun godsdienstige overtuiging te kunnen verbergen.

Vandaag blijkt uit opiniepeilingen steeds vaker dat er een groeiende stedelijke middenklasse van miljoenen mensen bestaat die het secularisme zeer genegen is. Of dat betekent dat de bevolking altijd al de seculiere waarden van het kemalisme aanvaard en goedgekeurd heeft? ‘Geenszins’, zegt Robert Anciaux. ‘De lekenstaat is begin vorige eeuw van bovenaf en met de steun van het leger opgelegd. Voor de bevolking zijn het idee van de lekenstaat en van een autoritaire macht dan ook nauw met elkaar verbonden. Meer democratie stemde lange tijd overeen met ‘minder’ lekenstaat. Op een bepaald moment was het zelfs zo dat elke keer de godsdienst meer zichtbaarheid kreeg in de vorm van politieke partijen die islamitische waarden verdedigden, Turkije in principe meer democratie toeliet.’

Verantwoorde staatsgrepen

Vandaag blijft het de taak van het leger om de lekenstaat te verdedigen en te beschermen û zo staat het ook in de grondwet. En militairen beroepen zich er graag op als ze de recente hervormingen binnen het leger mogen beoordelen. Ondanks de inperking van de macht van de Nationale Veiligheidsraad willen ze ‘voorzichtig blijven’. De secretaris-generaal van de Nationale Veiligheidsraad, Yigit Alpogan, formuleerde het tijdens een Belgische parlementaire zending tegenover Kamervoorzitter Herman De Croo (VLD) als volgt: ‘In twee gevallen zal het leger tussenbeide komen: als de integriteit van de staat van binnen- of van buitenuit wordt bedreigd, én bij een opstoot van moslimfundamentalisme.’ In die zin is het leger ‘altijd al de motor van de hervormingen’ geweest, zegt hij nog.

De drie staatsgrepen (1960, 1971 en 1980) hadden volgens de militairen als eerste doel de lekenstaat te beschermen. Maar bij de laatste, in 1980, hadden ze hun tentakels in alle geledingen van de samenleving uitgestrekt. Ze werden bijzonder machtig en zouden nog moeilijk uit de samenleving weg te denken zijn. ‘Het was ook toen dat ze het godsdienstonderwijs dat binnen de lekenstaat was afgeschaft, op de verschillende niveaus verplicht weer hebben ingevoerd. Ze hoopten daarmee het socialisme en het religieuze fundamentalisme te bestrijden’, zegt Zurcher.

Nu is het leger formeel hervormd. De Nationale Veiligheidsraad wordt vandaag voor het eerst geleid door een burger, en niet langer door een militair. Het budget is gedaald en wordt gecontroleerd. ‘Maar, de controle is amper ingevoerd of ze is alweer met drie jaar uitgesteld. Zo gaat het wel vaker met de formele hervormingen in Turkije. Hetzelfde geldt voor de hervormingen binnen het leger zelf. Achter de schermen blijft het in totaal 600.000 man sterke korps een dominante macht – de enige trouwens die de seculiere elite vertrouwt. De seculiere elite in de stad vertrouwt de politici niet’, aldus professor Zurcher.

De deep state, zoals een journalist de sluimerende militaire bureaucratie eind jaren negentig benoemde, bestaat nog steeds. ‘Militairen hadden de gewoonte hun afgevaardigden in de raden van bestuur van universiteiten, van radio- en tv-stations te droppen. En hier en daar zijn die er nog steeds. Voor we kunnen zeggen dat de deep state dood en begraven is, zal Turkije eerst een paar jaar lang een normaal land moeten zijn’, zegt de woordvoerder van een ngo.

In de grote steden in het westen zijn de militairen helemaal uit het straatbeeld verdwenen. Vandaag blijven ze vooral actief in het zuidoosten, de armste regio van het land. Ze voeren er routinecontroles uit, en houden ook toezicht op de gang van zaken in de dorpen, waar hoofdzakelijk Koerden wonen. Het was uit die dorpen dat honderdduizenden Koerden in de jaren negentig, toen de gewapende PKK (Koerdische Arbeiderspartij) een hoogtepunt bereikte in zijn bloedige strijd, door de veiligheidsdiensten verdreven werden. Een amnestiewet biedt voormalige gewapende strijders nu de mogelijkheid spijt te betuigen en terug te keren naar hun vroegere dorpen. Maar een groot succes is het niet. Om te beginnen is de armoede er zo groot – de levensstandaard is er zes keer lager dan in Istanbul – dat wie weggetrokken is, vaak al lang niet meer terug wil. Bovendien worden ze vaak getergd door lokale politiebeambten. ‘Voor de toetreding tot de Europese Unie zal het probleem van de Koerden geen bijzonder grote rol meer spelen’, zegt Zurcher. ‘De Koerdische culturele identiteit is in de wetgeving vastgelegd. Het is in principe mogelijk om de Koerdische taal te onderrichten of om een Koerdisch radiostation op te zetten. Het probleem zit in de implementatie in de praktijk, en de sabotage en het gezeur van lokale bestuurders die verhinderden dat de cursus of het radiostation er effectief komt. Datzelfde probleem geldt ook voor de religieuze minderheden. Precies als in de Oost-Europese landen zal dat de nodige tijd vergen.’

Atatürk wilde een moderne lekenstaat vestigen. Maar precies die kemalistische staat, die allerlei vijand-theorieën verzonnen had om zichzelf in stand te houden, ligt volgens sommigen aan de basis van de onderdrukking van de Koerden. De Nederlandse criminologen Frank Bovenkerk en Yücel Yesilgöz omschrijven het als volgt: ‘Het kemalisme (…) ontkent alle tegenstellingen van klassen, godsdiensten en etnische achtergronden. Organisaties die op die grondslag gevormd zijn, zijn dan ook niet toegestaan.’ Dat gold dus ook voor de Koerden, die aanvankelijk met succes door de Turken geassimileerd werden, maar vanaf het eind van de jaren zestig een eigen Koerdisch bewustzijn ontwikkelden. En dat zouden ze geweten hebben. ‘Na de staatsgreep van 1980 werden ze getroffen door maatregelen bedoeld om hun emancipatiebeweging te onderdrukken.’ Zo was het bijvoorbeeld zelfs in privé-gesprekken verboden om de eigen taal te spreken, om ‘nationalistische gevoelens te verzwakken’.

Ook Leyla Zana, de Koerdische winnares van de Sacharovprijs in 1995, die haar prijs pas in oktober dit jaar in het Europees parlement in ontvangst kon komen nemen, zat tien jaar in de cel omdat ze haar eed voor het parlement in het Koerdisch had afgelegd. Ze kwam in juni van dit jaar voorwaardelijk vrij. Of er de jongste jaren veel in goede zin veranderd is? In haar toespraak voor het parlement klonk Zana hoopvol: ‘Alles heeft een naam: mensen, bomen, bloemen, dieren. Alleen de Koerden hadden geen naam. Tachtig jaar lang werd hun bestaan ontkend. Vandaag is dat taboe doorbroken. Het bestaan van de Koerden en van het Koerdisch is aanvaard. Het blijft absurd dat men spreekt van een lokaal dialect in plaats van over de Koerdische taal te spreken. Maar kom, ze bestaat.’ Turkije heeft evenwel een lange weg afgelegd, vindt ze.

De Turkse woordvoerder van ‘Open Society Institute’, Hakan Altinay, wil alvast waarschuwen: ‘Turkije heeft dan wel zichtbare wijzigingen doorgemaakt, maar het heeft in zijn weg naar de moderniteit nog geen stabiliteit bereikt. Het is een proces dat volop aan de gang is. Helaas is het niet onomkeerbaar.’

Door Ingrid Van Daele

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content