Goed een maand voor zijn dood schreef Ted Kennedy op zijn ziekbed de tekst van wat als zijn politieke testament kan worden beschouwd: het verhaal van zijn strijd voor een gezondheidszorg die niemand uitsluit. ‘Dit is de strijd van mijn leven.’

© Newsweek

In 1964 vloog ik met enkele medewerkers naar de Democratische conventie van de staat Massachusetts, toen ons kleine vliegtuigje bij de landing crashte. Mijn vriend en collega-senator Birch Bayh haalde me op gevaar van zijn leven uit het wrak. Ik lag maanden in een ziekenhuis in Boston met letsels aan de ruggengraat, gebroken ribben en een klaplong. Volledig geïmmobiliseerd, om te voorkomen dat ik verlamd zou raken. Ik wist dat de behandeling zeer duur was, maar dat ik me daarover geen zorgen hoefde te maken.

Nu kamp ik met een ander medisch probleem. Vorig jaar werd vastgesteld dat er zich in mijn hersenen een kwaadaardige tumor heeft gevormd. Chirurgen sneden een deel van het gezwel weg. De rest werd met stralen behandeld, ik kreeg chemotherapie en andere behandelingen. De beste medische zorg die met geld en een goede ziekteverzekering te krijgen is. Het is jammer dat dit soort van kwaliteitszorg in Amerika afhankelijk is van de financiële mogelijkheden van de patiënt of van het soort baan dat hij heeft. Elke Amerikaan zou dezelfde zorg moeten kunnen krijgen, waarop een senator recht heeft.

Dat is de voornaamste reden waarom ik vorige zomer, ondanks mijn ziekte, op de Democratische conventie in Denver wou spreken. Ik wou Barack Obama steunen, maar ik wou ook duidelijk zeggen dat fatsoenlijke gezondheidszorg een grondrecht is en niet het privilege van enkelen. Het gaat mij om meer dan politiek. Het is ook de sokkel waarop een rechtvaardige samenleving wordt gebouwd.

Het leven heeft mij en mijn gezin ook niet gespaard. Toen ik in 1973 in de Senaat de eerste keer voor een universele ziekteverzekering opkwam, hoorde ik dat mijn toen 12-jarige zoontje Teddy aan botkanker leed. Zijn rechterbeen moest boven de knie worden geamputeerd. Maar ook daarna bleven er agressieve kankercellen in zijn lichaam aanwezig. Zijn beste kans om te overleven, leek een massieve dosis chemotherapie met een nog experimenteel middel. Om de drie weken moest hij zes uur stil liggen, terwijl het vocht in zijn arm drupte. Tijdens die lange uren in het ziekenhuis leerde ik de ouders kennen van andere kinderen, met dezelfde dodelijke ziekte. We hoopten allemaal dat het experiment zou slagen. Omdat het een experiment was, hoefden we ook niet voor de behandeling te betalen. Maar toen het experiment werd stopgezet – het was geslaagd – waren nog niet alle kinderen klaar met de behandeling. Ouders moesten voor het vervolg over een ziekteverzekering beschikken, of de rest bijpassen uit eigen zak. Voor ons was dat geen probleem: wij hadden zowel geld als de noodzakelijke verzekering. Ik hoorde andere ouders toen bij de dokters smeken, of de helft van de behandeling misschien ook zou helpen. Meer konden ze niet betalen.

Ik denk ook aan mijn zoon Patrick, die als kind aan astma leed en regelmatig met spoed naar het ziekenhuis moest worden gebracht. Aan mijn dochter Kara, bij wie in 2002 longkanker werd vastgesteld. Weinig dokters durfden een operatie aan. Maar na de ingreep en de verdere behandeling is ze vandaag gezond. Mijn gezin kreeg de zorg die het nodig had. In andere gezinnen is dat niet altijd vanzelfsprekend.

‘Onze school sluit in juni 2010. Dan verlies ik mijn baan, en dus ook mijn ziekteverzekering’, schreef een 58-jarige lerares me in een brief. ‘Ik lijd aan diabetes en ik onderging in 2005 een hartoperatie. Als gevolg van mijn medische toestand wil geen enkele verzekeringsmaatschappij mijn polis overnemen.’ In een ander geval kreeg een gezin geen ziekteverzekering omdat hun 14-jarig dochtertje tot 200 epilepsieaanvallen per dag kreeg. De ouders staken zich zo diep in de schulden om een behandeling te kunnen betalen, dat ze zelfs de ijsschaatsen van het kind op eBay te koop aanboden. Dit zijn maar twee voorbeelden uit de toenemende groep Amerikanen waarvan de ziekteverzekering te duur is en/of te weinig risico’s dekt, terwijl ze bij het eerste teken van een ernstige ziekte zonder pardon aan de deur worden gezet.

De eerste stap

De strijd voor een algemene ziekteverzekering in de VS is bijna een eeuw oud. Toen Theodore Roosevelt in 1912 probeerde om voor de derde keer verkozen te worden tot president, deed hij dat met een programma waarin voor een nationale gezondheidszorg werd gepleit. Dertig jaar later zette Harry Truman het onderwerp opnieuw op de agenda. Het plan van Truman werd door critici omschreven als ‘socialistische geneeskunde’. Zijn medewerkers werden uitgemaakt voor ‘volgelingen van Moskou’. Het zijn dezelfde verwijten die vandaag weer worden gehoord.

In het begin van de jaren zestig was een nieuwe, jonge president vastbesloten om alvast oudere mensen aan medische zorg te helpen. John Kennedy noemde Medicare zelf een van de belangrijkste maatregelen van zijn presidentschap. Hij wist wat pijn was: hij stierf als senator bijna op de operatietafel, tijdens een ingreep aan zijn rug die tijdens de Tweede Wereldoorlog gewond werd. Hij stierf voor het parlement over zijn plan stemde, maar ik trok later de kar in de Senaat en Lyndon Johnson ondertekende zijn wet. Met Harry Truman aan zijn zijde.

Medicare was voor mij niet meer dan een eerste stap. In 1966 bezocht ik een proefproject in Boston dat gezondheidszorg aanbood aan gezinnen met een laag inkomen. In een kantoor in een appartementsgebouw zag ik moeders die voor de eerste keer basiszorg kregen voor hun kinderen, zonder dat ze eerst uren onderweg waren en dagen in overvolle wachtzalen in ziekenhuizen hadden doorgebracht. De wetgeving die ik enkele maanden later door het parlement kreeg, legde de basis van een netwerk van lokale gezondheidscentra overal in Amerika.

In 1970 diende ik mijn wetsvoorstel in voor een betaalbare, algemeen geldende ziekteverzekering. Ik begreep geleidelijk dat alleen een compromis kans op slagen had. Richard Nixon was bijna zover dat hij een wet zou ondertekenen, toen Watergate hem fataal werd. Een poging om het met Jimmy Carter eens te worden, mislukte. De president uit mijn eigen partij stond een andere aanpak voor. De ontgoocheling en de frustratie daarover waren zo groot, dat ik me in 1980 kandidaat stelde tegen Carter. Het ging mij toen in mijn programma niet alleen om de dekking van ziektekosten. Ik voorspelde toen al dat de kosten van het Amerikaanse systeem zodanig uit de hand zouden lopen, dat ze de hele begroting zouden ontwrichten.

In de eerste jaren van zijn presidentschap stelde Bill Clinton de gezondheidszorg weer aan de orde. Hij vanuit het Witte Huis, ik in het parlement. We verloren van een verenigd front van bonden, verzekeringsmaatschappijen en belangengroepen. Het kwam zelfs niet tot een stemming. We bekeken de zaak sindsdien stap voor stap. Ik sloeg bruggen met Republikeinse collega’s en we werden het eerst eens over een wet die meer zekerheid biedt voor mensen die hun baan verliezen of van baan veranderen. Daarna bleek een ziekteverzekeringsprogramma voor kinderen mogelijk, dat vandaag 7 miljoen kinderen uit gezinnen met een laag inkomen beschermt.

Maar dat soort van incidentele maatregelen volstaat niet meer. We hebben nu met Barack Obama een president die vooruit wil. Hij wil nog deze herfst een wet ondertekenen. Een groot deel van de zakenwereld is nu bereid om te helpen. Ik heb het voorbije jaar veel met bedrijfsleiders, ziekenhuisbestuurders en dokters gepraat en onderhandeld. Zelfs diegenen die zich altijd hebben verzet, willen nu een inspanning doen.

Om geld voor de hervorming vrij te maken, toont de farmaceutische industrie zich bereid om senioren aan goedkopere medicijnen te helpen. Dat is goed voor hen. Maar ook voor de overheid, die de factuur voor Medicare het komende decennium tientallen miljarden dollars lichter zou zien worden. Collega-senator Max Baucus werd het met de ziekenhuizen eens over een besparing van 100 miljard dollar. We proberen in het parlement om de Republikeinen aan boord te hijsen, zodat de wet een nationaal karakter krijgt.

Publiek en privé

Ik heb lang geleden geleerd om realistisch te zijn bij het nastreven van mijn idealen. Toch zijn enkele punten van essentieel belang. Om te beginnen, moeten diegenen verzekerd worden die niet verzekerd zijn. Toen Bill Clinton zijn plan voorstelde in de jaren negentig hadden 33 miljoen Amerikanen geen ziekteverzekering. Dat zijn er nu officieel 47 miljoen, en dat cijfer dateert van voor de economische crisis. Het moet de bedoeling zijn dat elke Amerikaan over een ziekteverzekering beschikt. Voor wie de premie niet kan betalen, wordt in een subsidie voorzien. Het zou verboden worden om mensen een verzekering te weigeren op basis van hun gezondheidstoestand. Het zou ook verboden zijn om vrouwen een hogere premie aan te rekenen dan mannen en oudere mensen meer te laten betalen dan alle anderen.

Om dit allemaal voor elkaar te krijgen, moet er in de kosten worden gesneden. De prijs van de premie is voor gezinnen van levensbelang. Ze zagen premies de voorbije tien jaar verdubbelen – van een gemiddelde van 6000 dollar per jaar tot gemiddeld bijna 13.000 dollar. Daarom voorziet onze wet in een optie, die door de gemeenschap wordt aangeboden naast de plannen van de privéverzekeringsmaatschappijen. Met ‘socialisme’ heeft dat niets te maken. Het is de bedoeling dat er concurrentie ontstaat op het vlak van de prijs en de dienstverlening. Het zal de kosten drukken en een veiligheidsnet bieden aan wie geen privéverzekering kan betalen.

We moeten ook weg van een systeem dat dokters beloont voor de omvang van de behandelingen die ze voorschrijven, en niet voor de kwaliteit of het resultaat van hun werk. Medicare stelt vast dat 18 procent van de patiënten die uit een ziekenhuis worden ontslagen binnen dertig dagen weer wordt opgenomen. Met wat geld voor kleine ingrepen in hun huis kunnen gehandicapte Amerikanen worden geholpen, die liever thuis wonen dan in een verzorgingsinstelling. We kunnen mensen die elke maand wat spaarcenten opzijzetten voor zorg op langere termijn een belastingaftrek toekennen. Kleine maatregelen maken soms een groot verschil.

Het is daarom ook belangrijk om ziekte te voorkomen. Van alle gezondheidsuitgaven gaat 80 procent vandaag naar chronische aandoeningen zoals diabetes, kanker of hartkwalen. Te veel mensen gaan te weinig of te laat naar de dokter. Of ze weten niet genoeg hoe ze gezond kunnen blijven. Amerika kan zich op het vlak van hooggespecialiseerde geneeskunde meten met de beste van de wereld. Voor wie het kan betalen. Maar tegelijk ontbreekt het vaak aan de meest eenvoudige basisgezondheidszorg. Wordt de Amerikaanse gezondheidszorg daarmee zoveel duurder? Ik weet zeker dat een algemeen geldende ziekteverzekering geen extra kosten meebrengt. Critici zeggen trouwens nooit hoeveel het kost om niets te doen. Gezondheidszorg is nu in de VS al goed voor 17 procent van het bruto binnenlands product. In andere ontwikkelde landen is dat zelden meer dan 10 procent, terwijl iedereen daar wel verzekerd is en het systeem betere resultaten oplevert dan het onze. Het is een boutade, maar ze is juist: elke auto die van de band loopt, kost General Motors meer aan gezondheidszorg dan aan het staal dat erin verwerkt is.

Maar een strijd die een eeuw heeft geduurd, is bijna beslecht. Ik geloof dat we met president Obama een einde kunnen maken aan de schande van Amerika, de enige vooraanstaande industriële natie die zijn hele bevolking geen gezondheidszorg garandeert. In 1980 bracht ik op de Democratische conventie de ziekteverzekering ter sprake, die senatoren en leden van het Huis van Afgevaardigden voor zichzelf hebben geregeld. Ik heb er het voorbije jaar weer herhaaldelijk een beroep op moeten doen. Ik hoef me geen zorgen te maken over de vraag of ik mijn behandeling kan betalen. Maar hoe zit dat met andere mensen? Als er op een dag een behandeling is voor mijn ziekte, wil ik dat iedereen die ze nodig heeft die ook kan krijgen. Daar wil ik me met mijn laatste kracht voor inspannen.

© Newsweek

‘Ik hoef me geen zorgen te maken over de vraag of ik mijn behandeling kan betalen. Maar hoe zit dat met andere mensen?’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content