‘Mensen willen vooral zekerheid over hun pensioen’, beseffen Ivan Van de Cloot en Jean Hindriks van de denktank Itinera. Om die zekerheid te bieden en te vrijwaren, schreven ze een ‘roodboek’ over de hervorming van het pensioensysteem – rood, een dringender kleur bestaat niet.

Door het ontslag van de regering-Leterme II wordt het groenboek van aftredend minister van Pensioenen Michel Daerden (PS) niet meer omgezet in een witboek om het pensioensysteem te wapenen voor de toekomst. Dat maakt de uitdagingen er niet minder groot op. Door de vergrijzing stijgen de pensioenuitgaven pijlsnel, terwijl de federale overheid en de sociale zekerheid met grote budgettaire problemen kampen.

‘Het pensioen is nu voor veel mensen één groot vraagteken. De mensen moeten opnieuw zekerheid krijgen over hun uitkering als gepensioneerde’, bezweren de economen Ivan Van de Cloot en Jean Hindriks van de denktank Itinera. Ze maakten een roodboek voor de financiële en sociale houdbaarheid van de pensioenen. Rood, om de urgentie te benadrukken.

Ingrijpen betekent voor Itinera niet ‘alles overhoopgooien’. U maakt geen keuze tussen repartitie of kapitalisatie – tussen bijdragen betalen voor de generatie vóór je, en je eigen potje bij elkaar sparen.

IvanVan de Cloot: Ons pensioensysteem bestaat al meer dan een halve eeuw. Mensen dragen hun hele loopbaan bij in het geloof dat de volgende generatie hun pensioen zal betalen. Dan kun je dat repartitiestelsel niet zomaar vervangen door een kapitalisatieregeling.

JeanHindriks: De impliciete pensioenschuld – dat zijn de rechten van de huidige gepensioneerden en de rechten die de mensen die nu werken met hun bijdragen al hebben opgebouwd – is moeilijk te onderschatten. Voor België wordt die schuld geraamd op 800 tot 1000 miljard euro. Het is onmogelijk om de teller van dat sociaal contract op nul te zetten.

Is de transitie al niet gemaakt? Naast het wettelijk pensioen zijn er intussen ook sectorale pensioenfondsen en bestaat het individuele pensioensparen.

Van de Cloot: Doen alsof we al een systeem met drie sterke pijlers hebben, is een leugen. De aanvullende regelingen zijn op dit ogenblik goed voor amper 14 procent van de uitkeringen aan gepensioneerden. Om hen na hun loopbaan nog gedurende 20 jaar en langer een goed inkomen te waarborgen, zal op dat vlak een veel grotere inspanning nodig zijn.

Het roodboek wijst op een belangrijke systeemfout: de band tussen de sociale bijdragen en het pensioen is verbroken.

Van de Cloot: Die systeemfout is veel wezenlijker dan de keuze tussen repartitie of kapitalisatie, want aan beide stelsels zijn risico’s verbonden. Vandaag ligt het grootste gewicht in het systeem nog altijd bij het wettelijk pensioen. Maar door de toepassing van een loonplafond bij de berekening ervan is de maximumuitkering in de privésector ongeveer 1700 euro per maand. Dat is een miskenning van het doel van het pensioensysteem: mensen die actief zijn, leveren een deel van hun koopkracht in voor het behoud van hun levensstandaard na hun pensionering.

Hindriks: Omdat die band er nu veel te weinig is, sparen mensen zelf voor een aanvullend pensioen. Maar ze doen dat vaak op een irrationele manier. Die inspanning moet veel meer gekanaliseerd en fiscaal beter geregeld worden.

Van de Cloot: Uit cijfers over het spaargedrag in ons land blijkt dat mensen op talloze manieren voor hun oude dag sparen. Het lijkt het wilde Westen wel. Daarbij wordt ook de verzekeringscomponent uit het oog verloren. Nochtans is dat de kern van elk pensioensysteem, want niemand weet hoe lang hij na de pensionering nog zal leven en op een uitkering zal moeten terugvallen.

Een absolute voorwaarde voor elke hervorming is het terugdringen van het overheidstekort. U dringt ook aan op een soort ‘automatische piloot’ om overschotten opzij te zetten voor de pensioenen.

Van de Cloot: Het Zilverfonds zou aangevuld worden als er overschotten waren. Maar dat is vooral lippendienst aan het wettelijk pensioen gebleken. De daling van de overheidsschuld en de rentelasten werd niet gebruikt om te sparen. Zo hebben politici de eerste pensioenpijler onder-graven. Daarom is een wet nodig die de overheid ertoe verplicht om jaarlijks een overschot van minstens 1,5 procent van het bruto binnenlands product (bbp) te hebben.

Hindriks: Zo’n automatisch begrotingssysteem is een metafoor om de demografische, financiële en politieke risico’s voor het pensioensysteem op te vangen.

Itinera sluit zich aan bij de algemene consensus dat er langer moet worden gewerkt.

Hindriks: Van nu tot in 2040 komen er 1,15 miljoen gepensioneerden bij en daalt het aantal mensen op actieve leeftijd met bijna een half miljoen. Er zal een groeiend tekort aan arbeidskrachten zijn, met als gevolg ook een oorlog om talent. Die oorlog dreigt ons land te verliezen als meer werken niet wordt omgezet in meer pensioen. Ook moeten we absoluut stoppen met mensen voor hun 60e te laten vertrekken. Er zijn nu al ondernemingen zoals Arcelor Mittal die jonggepensioneerden vanwege hun kwalificaties terughalen.

Van de Cloot: Volgens de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) slorpt de vervroegde uittreding in ons land bijna 18 procent van het bbp op. Dat is niet te remediëren met een pensioenbonus van enkele tientallen euro’s om mensen langer te doen werken. In andere landen zijn die bonussen veel hoger en hebben ze ook een malus als tegenhanger, zodat mensen die vróéger stoppen minder pensioen krijgen.

In ons land werkt nauwelijks een derde van de 55-plussers. Daarom is ook een leeftijdsbewust arbeidsmarktbeleid nodig. Dat wil zeggen: meer vormingsinspanningen voor oudere werknemers, het opheffen van systemen om hen voortijdig in de sociale zekerheid te parkeren, en het inruilen van het dogma van baanzekerheid voor het organiseren van arbeids-mobiliteit. Dat is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de overheid en de sociale partners. Een doelmatig arbeidsmarktbeleid, dat ook het arbeidsvolume in zijn geheel vergroot, is een van de belangrijkste sleutels voor ons pensioensysteem.

De wettelijke pensioenleeftijd van 65 jaar mag blijven?

Hindriks: Die leeftijd optrekken zou niet meteen veel effect hebben. Sommige andere landen hebben het wel al gedaan, maar dat heeft meer een symbolische betekenis om mensen te wijzen op hun sociale verplichting om zeker tot 65 jaar te blijven werken. De wettelijke pensioenleeftijd moet een sociale norm zijn, voor de privésector en voor de ambtenaren.

Van de Cloot: Daarom mogen we ook niet afglijden naar een Generatiepact bis. Het pact van 2005 was voornamelijk toegespitst op de bruggepensioneerden. Maar die groep – 115.000 mensen in 2009 – vormt slechts een fractie van de 1 miljoen mensen tussen de 50 en de 64 jaar die niet meer actief zijn. Daar zijn ook heel veel gepensioneerde leerkrachten, militairen en anderen met een specifiek overheidsstatuut bij. Maar is het dan zo normaal dat al die mensen voortijdig stoppen? De overheid heeft zelf een voortrekkersrol te spelen op het vlak van langer werken.

Een ander discussiepunt zijn de ‘gelijkgestelde periodes’: van werkloosheid en ziekte tot ouderschapsverlof en tijdskrediet. Die tellen gemiddeld voor een derde mee in het pensioen.

Hindriks: Dat is ook een reden om de wettelijke pensioenleeftijd niet op bijvoorbeeld 67 jaar te brengen, want dan komen er in de pensioenberekening voor de meeste mensen alleen maar twee jaar als gelijkstelde periode bij.

Van de Cloot: Onze samenleving aanvaardt dat sommige niet-gewerkte periodes in een loopbaan een sociale functie hebben. In ons roodboek stellen we een quotaregeling voor. Als een vrouw verlof neemt om voor het gezin te zorgen, staat dit niet ter discussie als gelijkgestelde periode. Alleen, wat is dan een redelijke termijn? Een ander voorbeeld is de werkloosheid. Ook hier zou de gelijkstelling kunnen verminderen met de duur van de werkloosheid: 100 procent in de eerste twee jaar, 60 procent in de volgende twee jaar…

Een gelijke fiscale behandeling van arbeidsinkomen en pensioen kan de overheid extra geld opbrengen. Dat zal niet populair zijn bij veel gepensioneerden.

Hindriks: We pleiten voor een cumul van het wettelijk pensioen met een beroepsactiviteit en formules van deeltijds werk en deeltijds pensioen op het einde van de loopbaan. In beide gevallen ligt fiscale neutraliteit voor de hand. Die raakt niet aan de kleine pensioenen, wel aan de hogere pensioenen. Dat kan 1,3 tot 1,9 miljard euro opbrengen.

Van de Cloot: Ook politiek-strategisch is zo’n maatregel interessant. We weten dat 80 procent van de werknemerspensioenen minder dan 1250 euro per maand bedraagt, en dat 80 procent van de ambtenarenpensioenen boven dat bedrag zit. In plaats van die laatste pensioenen ter discussie te stellen en veel tegenkanting te krijgen, kunnen ze beter een beetje worden afgeroomd voor de houdbaarheid van het systeem.

Tot een vijfde van de bejaarden is arm. Moeten die extra middelen niet bij voorrang dienen om iedereen een fatsoenlijk minimumpensioen te geven?

Van de Cloot: Uiteraard moet het pensioen armoede op de oude dag verhinderen. Er is in de voorbije jaren op dat vlak ook al iets gedaan en volgens het Plan-bureau zal dat een positief effect hebben op de armoedegraad bij bejaarden. Hun armoederisico moet echter ook genuanceerd worden door niet alleen naar hun inkomen, maar ook naar hun vermogen en woningeigendom te kijken. Als daar meer rekening mee gehouden wordt, zou de kostprijs van het pensioensysteem kunnen worden gedrukt.

Tegelijk legt dit een essentieel probleem van het wettelijk pensioen bloot. Dat verschilt voor werknemers, zelfstandigen en ambtenaren. Het hangt ook af van de sector waar iemand gewerkt heeft, er zijn loonverschillen tussen mannen en vrouwen enzovoort. Zo lijkt het wettelijk pensioen meer op een loterij. Dat staat haaks op de zekerheid die mensen willen.

Ook Itinera dringt aan op een veralge-mening van aanvullende pensioenakkoorden. Maar veel werknemers zetten daarmee slechts een bescheiden kapitaal opzij. En er is een mattheuseffect: iemand met een hoog wettelijk pensioen heeft vaak een hoge aanvullende uitkering.

Van de Cloot: Het is alvast niet verboden dat mensen zo proberen hun koopkracht als gepensioneerden op peil te houden. Het belangrijkste is dat iedereen zo vroeg mogelijk en volgens de eigen mogelijkheden een aanvullend pensioen opbouwt. Hoe later men begint, hoe groter de inspanning moet zijn om hetzelfde financiële resultaat te bereiken.

Voorts is de vraag aan de orde hoe de overheid middelen inzet om dit aan te moedigen. Nu gebeurt dat met een belastingaftrek: hoe meer iemand aanvullend spaart, hoe gunstiger de aftrek. Dat is vooral in het voordeel van de hogere inkomens. Dan kun je beter een belastingkrediet toekennen, want dat is ook interessant voor lagere inkomens en de beste manier om het mattheuseffect tegen te gaan.

INFO: www.itinerainstitute.org/nl

DOOR PATRICK MARTENS

‘De leeftijd van 65 jaar optrekken zou niet meteen veel effect hebben.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content