De arrestatie van PKK-leider Öcalan heeft de Koerdische kwestie eens te meer geïnternationaliseerd.

Het is altijd moeilijk geweest het lot van de Turkse Koerden te scheiden van de idee van de PKK, de “Koerdische Arbeiderspartij” van de vijftigjarige Abdullah Öcalan, genoemd Apo, oompje. Met de rocamboleske arrestatie van Öcalan vorige week, en de gewelddadige Koerdische reactie in zowat heel Europa, is dat er niet gemakkelijker op geworden. Maar hoewel er momenteel nauwelijks een Koerd te vinden zal zijn die zich openlijk tegen Öcalan wil uitspreken – hij is per slot “hún bandiet” en hij beweerde voor hún identiteit te strijden -, is het nodig om dat onderscheid te maken.

Al was het maar omdat de Koerden niet alleen in Turkije wonen. Zij wonen ook in Irak, in Iran en in Syrië. Zij bewonen er het bergland dat de watertoren voor het halve Midden-Oosten is. En hier en daar zitten zij op rijke olielagen. Geopolitiek zitten zij op de breuklijn tussen grote rijken: Turkije, Irak, Iran. Rijken die traditioneel met elkaar een gewapende vrede onderhouden, tussen sporadische oorlogen in. In plaats van de Koerden rijk te maken, hebben die grootse mogelijkheden van het land de meerderheid van Koerden straatarm, ongeletterd en cultureel onontwikkeld, en verdrukt gehouden. Want in al die staten vormen zij een potentieel opstandige minderheid. Tussen al die staten heerst de consensus dat onder geen beding de kaart omgetekend mag worden om plaats te maken voor een onafhankelijke Koerdische staat (waar ze immers allemaal strategisch gebied aan zouden moeten afstaan).

Uit dit alles valt te verklaren hoe de in clans verdeelde Koerden sinds mensenheugenis door de omliggende rijken gebruikt en gemanipuleerd worden om elkaar de duvel aan te doen. Wat er vaak op uitliep dat de Koerdische clans ook ondereen begonnen te vechten. Het Midden-Oosten is een verraderlijke streek, en de Koerden hebben daarin hun rol te spelen gehad.

In Turkije leefden zij oorspronkelijk in het zuidoostelijke kwart van Anatolië, met Diyarbakir als grootste stad. Met twaalf tot vijftien miljoen vormen zij er een behoorlijk percentage van de bevolking (63 miljoen). Het Koerdische probleem in Turkije is ingewikkelder dan het lijkt. Ruw geschetst loopt het zo. In de kemalistische republiek – gesticht door Mustafa Kemal Atatürk na de ineenstorting van het Ottomaanse rijk – zijn de Koerden niet als minderheid erkend, maar worden zij als volwaardige Turken beschouwd. Een vergiftigd geschenk dat ze aan Atatürk zelf te danken hadden. Dat wil zeggen, Koerden die zich aanpassen, Turks spreken en zich als Turken gedragen, kunnen het tot eerste minister brengen. Maar omdat ze geen minderheid zijn, hebben ze niet het recht op onderwijs in de eigen taal of op tv- of radio-uitzendingen in het Koerdisch. En omdat in kemalistisch Turkije twee dingen anathema zijn – te weten, pogingen om de lekenstaat religieus (islamistisch) of ideologisch (communistisch) te hervormen, en anderzijds pogingen om het grondgebied te verdelen, dus secessie van Koerdistan -, werden pogingen om eigen Koerdische politieke partijen te doen bestaan, geregeld de kop ingedrukt in naam van het kemalisme. Zoals sociaal-democraten het soms moeilijk hadden om niet voor communisme opgepakt te worden, zo werden Koerdische partijen die voor een voorzichtige graad van autonomie opkwamen, steevast voor secessie vervolgd. Koerden waren, voor Ankara, “Bergturken”, en daarmee gedaan.

MEER POL POT DAN KARL MARX

Toch bleef de autonomie-idee leven. Al was het maar omdat ze in de omliggende landen leefde. Ze drong zelfs door tot in het Turkse politieke establishment, waar ook de wens groeide om Turkije in de Europese Gemeenschap binnen te loodsen. Bepaalde mensen in Ankara waren ook toen al lucide genoeg om te beseffen dat de Koerdische kwestie moest uitdoven om dat mogelijk te maken. Andere mensen, met name de legertop die sinds de militaire staatsgreep van 1980 zeker de helft van de staatsmacht in handen had, waren dat niet. Ze zouden zich met hand en tand tegen elke Koerdische uiting blijven verzetten.

De staatsgreep van 1980 kwam er na een periode van onbestuurbaarheid van Turkije. Daarin hadden groepen van uiterst rechts en uiterst links elkaar – en de politie – met de wapens bestreden, en vielen er doden met honderden. De repressie na de staatsgreep schafte de politieke partijen af, verbood de groepen van links en van rechts, maar viseerde zoals te verwachten viel toch veel meer de linksen dan de rechtsen. En natuurlijk de Koerden.

Het gevolg daarvan was dat ene Abdullah Öcalan met zijn kameraden van de in 1978 opgerichte Koerdische Arbeiderspartij of PKK, de vlucht nam naar buurland Syrië, waar zij met voorzichtige geestdrift opgenomen werden. Daar, in Syrische ballingschap, bouwde Öcalan zijn organisatie verder uit. Met als doel, niet meer de Koerdische autonomie in Turkije, maar een onafhankelijke Koerdische staat. En met als ideologie een stalinistisch-maoïstische variant van Turks marxisme, waar meer de echo van Pol Pot dan die van Karl Marx in doorklonk. Zes jaar later, in 1984, kwamen hun eerste aanslagen en begon een guerrilla-oorlog die nog eens vijftien jaar later, bij de arrestatie van Öcalan, om en bij de dertigduizend doden zou hebben geëist.

Dit was een bijzonder wrede en zinloze oorlog. Wreed omdat de guerrilla in de Koerdische bergen niet aarzelde om eigen volk te vermoorden. Schoolmeesters werden vermoord en hun scholen gesloten. Families of hele dorpen die niet de PKK-kant kozen werden verraders genoemd en uitgemoord, vrouwen en kinderen inbegrepen – vandaar de Turkse bijnaam voor “Apo” Öcalan: de babymoordenaar. Hoewel de moedige guerrillageneraal er zich wel voor wachtte om zelf mee te gaan vechten. Hij leidde de operaties van achteraan, en is in twintig jaar niet meer in Koerdistan te zien geweest. Wreed ook omdat dorpen die niét door de PKK geëlimineerd werden, dan wel door het Turkse leger geïnfecteerd gevonden werden, en met geweld ontruimd werden – in het beste geval. Het werd een oorlog van verschroeide aarde waarin akkers verwoest en bossen afgestookt werden, en meer dan drieduizend Koerdische dorpen met de grond gelijk gemaakt sinds 1992. En hij was nutteloos, tenzij Öcalan en zijn kameraden iets anders dan het Koerdische welzijn in hun hoofd hadden, omdat juist in de periode dat zij begonnen te moorden, de Turkse president van Koerdische afkomst Turgut Özal het probleem aan de Turkse kant ging aanpakken.

Özal, een kleine dikke kapitalistische economist, wou de Koerdische kwestie op de economische ontwikkelingsmanier oplossen. Dit was, vond hij, geen cultureel maar een economisch probleem van onderontwikkeling en armoede in het achtergebleven zuidoosten van het land. Om dat zuidoosten op gang te trekken, werd een gigantisch plan van stuwdammen, tunnels en bijkomende infrastructuur opgezet, dat de welvaart en de moderne tijd in Koerdistan moest brengen. Het plan is half voltooid, de resultaten beginnen, zegt de ambassadeur van Turkije in Brussel, Güner Öztek, zichtbaar te worden.

Om te beginnen op het culturele vlak deed de president het verbod op gebruik van de Koerdische taal afschaffen. Sinds 1991 is het Koerdisch, voor privé-gebruik dan wel, de tweede taal in Turkije.

Maar Turgut Özal stierf aan een hartaanval, de PKK voerde zijn gewapende strijd op, en het leger nam de kwestie weer in handen. Aan de dammen werd voortgebouwd, maar de dorpen van Koerdistan werden afgebroken. En de jongeren daar, konden kiezen tussen het Turkse leger en de PKK, en kozen voor de PKK. Des te meer omdat de Turkse legertop na Özal de politieke klasse zo in haar greep had, dat elke politieke groep, partij of organisatie van Koerden, met wie eventueel een meer gematigde dialoog opgezet had kunnen worden, systematisch verboden werd en hun kopstukken, verkozen parlementairen inbegrepen, in de gevangenis gezet wegens opruien tot secessie of propaganda voor de PKK.

Een bijkomend resultaat van de evolutie was de Koerdische diaspora. Verjaagd uit Zuidoost-Anatolië, trokken miljoenen Koerden de baan op. Streken eerst neer in de steden van het westen van Turkije, in Ankara, Izmir en Istanbul. En gingen dan verder, met honderdduizenden, Europa in, als gastarbeiders.

HET GEWRAAKTE AKKOORD MET ISRAËL

In het klassieke Midden-Oosten is Turkije zoiets als het derde wiel aan de wagen. Oud-overheersers van de regio in het Ottomaanse rijk, niet Arabisch maar grenzend aan Syrië en Irak, met traditioneel een zekere sympathie voor zowel joden als Palestijnen, onderhielden de Turken een zekere vriendschappelijke relatie met Israël – tot nijd en spijt van de Arabische buren. Na de Golfoorlog tegen Irak en het op gang komen van het vredesproces voor het Midden-Oosten, is Ankara verder gegaan, en sloot een militair samenwerkingsakkoord met Israël.

Dat akkoord was een doorn in het oog van Syrië, dat formeel nog steeds in oorlog is met Israël, en dat de PKK onderdak, training en faciliteiten bood, onder andere in opleidingskampen in de Libanese Bekaa-vallei. Toen het vorig jaar dan tot onvriendelijkheden kwam – ogenschijnlijk over watertoevoer, altijd al een cruciale factor in de regio – tussen Syrië en Turkije, en Syrië vanwege de krachtsverhoudingen moest plooien, was het lot van Abdullah Öcalan bezegeld. Voor de Turken staatsvijand nummer één, persoonlijk verantwoordelijk voor massamoord en terrorisme, was hij een misdadiger die te allen prijze moest worden geklist. Géén “vrijheidsstrijder”, nee.

Syrië zette hem oktober vorig jaar aan de deur, met bestemming Moskou. Of het de CIA of de Israëlische Mossad was die dat aan het licht bracht, blijft in het midden. Maar het kwam wel aan het licht, en de Russen lieten hem, de twaalfde december, blij wegvliegen naar Rome, waar dan de tragikomedie van Öcalan in de Europese Unie begon.

Rome wou de PKK-leider niet aan Turkije uitleveren, omdat daar de doodstraf nog bestaat, ook al wordt ze niet meer uitgevoerd, maar wou hem ook geen politiek asiel bieden. De andere Europese landen evenmin. Öcalan werd onder huisarrest geplaatst, maar later vrijgelaten, tot grote woede van Turkije. Op 16 januari vertrok hij uit Italië, naar Minsk in Wit-Rusland, en verder op zoek naar een landingsplaats in Nederland. België hield zijn vliegtuig uit het nationale luchtruim met twee F-16 jachtvliegtuigen. Uiteindelijk landde de Falcon-jet van Öcalan in Griekenland. Maar Athene, erfvijand van Ankara, wou hem zo snel mogelijk kwijt. Daarom werd zijn Falcon via Corfou (om te tanken) in het grootste geheim naar Kenia gestuurd, eventueel op weg naar Zuid-Afrika. In Nairobi kwam Öcalan aan op 2 februari, verbleef in de residentie van de Griekse ambassadeur.

Wellicht door toedoen van CIA-agenten – in Kenia aanwezig sinds de aanslag op de VS-ambassade in augustus van vorig jaar – wordt zijn aanwezigheid weer verraden – aan de Keniaanse regering én aan Ankara, dat een speciaal interventieteam uitstuurt om hem te grijpen. Uiteindelijk, op 15 februari, wordt Abdullah Öcalan door de Keniaanse overheid opgepakt en naar het vliegveld gebracht, waar hij “overgenomen” wordt door het Turkse team dat hem rechtstreeks naar Turkije brengt.

De zestiende februari is Turkije in feest. In de nacht van 15 op 16 februari komen in verschillende Europese landen boze Koerden op straat – gealarmeerd door de nachtelijke uitzending van de Koerdische zender Med-tv in België -, en trekken naar ambassades en consulaten van landen die volgens hen betrokken zijn in het complot om Öcalan te vangen. Gebouwen worden bestormd, gijzelaars genomen, drie mannen en een meisje steken zichzelf in brand uit protest en wanhoop, in het Israëlische consulaat in Berlijn, dat binnengevallen wordt door een bende van 150 betogers, verliest waarschijnlijk een Israëlische veiligheidsagent zijn koelbloedigheid en schiet in de menigte drie mensen dood.

EEN VOORBEELDIG PROCES

Hoe moet het nu verder? Alle Koerden voelen zich geviseerd door de arrestatie van Öcalan, en verraden door de Europeanen die hem niet wilden opnemen. Misschien zullen zij zich later herinneren dat de meerderheid onder hen het niet eens was met Öcalan en met de oorlog die hun vaderland verwoest heeft. En dat zij in ballingschap gemanipuleerd en geterroriseerd werden door de PKK met haar chantage en haar “revolutionaire belastingen”.

Misschien, maar daar is het nu het moment nog niet voor. Nu is het moment daar voor waakzaamheid op het eiland Imrali in de Zee van Marmara, waar Öcalan gevangen zit. En op de voorbereiding van zijn proces, dat in maart zou moeten beginnen, zegt ambassadeur Öztek.

Is Turkije volgens zijn ambassadeur lucide genoeg om te weten dat de hele wereld het nu op de vingers kijkt, en om dus voor een voorbeeldig proces te zorgen. Men zal moeten uitkijken naar wat voor politieke oplossing Ankara in reserve heeft voor de Koerdische oorlog. Amnestie voor PKK’ers die zich overgeven alléén, zal niet veel aarde aan de dijk zetten. En het “sociaal-economische pakket” voor Zuidoost-Anatolië, waar de ambassadeur veel van verwacht, kan niet anders dan te laat komen. Nu moet interim-premier Bülent Ecevit, de macho-Turk die niet te beroerd was om in 1974 half Cyprus te bezetten, maar weer eens laten zien wat voor een krachtpatser hij is, de noodzakelijke geste doen, en moedig vrede sluiten met een kwart van zijn eigen bevolking. Anders zal het niet gaan.

Sus van Elzen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content