Het is algemeen bekend: internationaal onderzoek toont aan dat het Vlaamse onderwijs goed scoort, zowel gemiddeld als voor de top. Samen met Finland staat de Vlaamse scholier aan de absolute top als het bijvoorbeeld op wiskunde aankomt. Maar datzelfde onderzoek zegt ook dat de laagste categorie scholieren in Vlaanderen sléchter scoort dan in andere landen. En de prestaties van die groep worden dan nog eens sterk bepaald door de sociaaleconomische achtergrond van deze scholieren. Met andere woorden: ons Vlaamse onderwijs vermindert niet of onvoldoende de maatschappelijke ongelijkheid die buiten de school bestaat.

Maar Vlaanderen is niet de enige regio waar deze laakbare toestand al jaren bestaat. Ook Frankrijk kampt met soortgelijke problemen. Enerzijds staan de Franse elitescholen, les grandes écoles, bekend om hun hoge kwaliteit, maar anderzijds verlaten 150.000 scholieren de school zonder professionele kwalificaties of einddiploma, en slaagt maar 64 procent van de scholieren voor het baccalaureaat (het middelbare eindexamen), waarvan dan nog eens 50 procent mislukt in de eerste twee jaren van de hogere studies.

Met de gemiddelde Franse scholier gaat het dus helemaal niet goed. Die naakte cijfers hebben de Franse overheid ertoe aangezet om het lyceum (de bovenbouw van het Franse middelbare onderwijs) grondig te hervormen. ‘Wij moeten samen een veel soepeler lyceum bedenken dat komaf maakt met het uitzichtloze van de compar-timentering in veel te starre hokjes’, argumenteert president Nicolas Sarkozy. ‘De ruimere vrijheid die aan de lycéen gegeven wordt, zal hem beter voorbereiden op de hogere studies.’

De Fransen pakken dat als volgt aan: bij het begin van het schooljaar en na evaluatie van zijn bekwaamheden stelt de scholier een eigen programma samen. Dat leerpakket is samengesteld uit een verplichte ‘gemeenschappelijke stam’ (60 procent), ‘ontdekkingsmodules’ naar keuze (25 procent; artistieke, wetenschappelijke of technologische materies) en ‘individuele ondersteuning’ van de leerling (15 %). Voorts krijgt de Franse scholier de mogelijkheid om op het einde van het eerste semester van module te veranderen.

Die grotere vrijheid gaat gepaard met een verplichte educatieve begeleiding van 3 uur per week. Leerlingen met moeilijkheden kunnen zo de opgelopen achterstand ophalen. Zo wordt individueel talent via maatwerk begeleid. De ‘Finse’ hervorming, want daarop is deze hervorming geïnspireerd, sluit aan bij de reorganisatie van het hele onderwijsstelsel.

Ook in Vlaanderen wordt er hard nagedacht over mogelijke hervormingen. Zo stelt de werkgroep Monard voor om de huidige opdeling ASO, TSO en BSO te vervangen door vier ‘belangstellingsgebieden’. Ook zou de scholier zijn definitieve keuze voor één van deze gebieden kunnen uitstellen (tot de derde graad), om zo te vermijden dat een te vroege verkeerde keuze de scholier doet afhaken of dat hij in het zo verfoeide ‘watervalsysteem’ terechtkomt.

Hervormingen die de sociale mobiliteit verhogen, zijn geboden. Maar tegelijk moet de kwaliteit behouden blijven. De Scandinavische landen tonen dat die combinatie mogelijk is. Frankrijk heeft het begrepen. Vlaanderen moet volgen.

ERIK WILLAERT IS KERNLID VAN DE ONAFHANKELIJKE LIBERALE DENKTANK LIBERALES (WWW.LIBERALES.BE).

door Erik Willaert

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content