Sporen van wanbeheer hebben het SMAK niet uit zijn koers geslagen. Opnieuw palmt een kunstenaar het hele museum in: Guillaume Bijl, vurig verdediger van artistiek directeur Philippe Van Cauteren. Diens ambitieuze visie krijgt de kritische steun van cultuurschepen Lieven Decaluwe.

Een gat van 400.000 euro, poreuze beveiliging en een spoorloos verdwenen kunstwerk deden de roep van het Stedelijk Museum voor Actuele Kunst Gent de laatste tijd geen goed. Dirk Schutyser, voorzitter van de vriendenvereniging van het SMAK, laakte het wanbeleid in financiële en personeelszaken, en het immobilisme van de stedelijke politiek. Hij vond dat het erfgoed van Jan Hoet verkwanseld raakte, en nam ontslag. Het doorsturen van zakelijk leider Sven Jacobs is hem niet genoeg. Schutyser wil ook een depolitisering van de raad van bestuur. Daarom eist hij de kop van schepen van Cultuur Lieven Decaluwe (SP.A-Spirit) in zijn hoedanigheid van voorzitter van de vzw SMAK. Een eis die door CD&V en Vlaams Belang in de gemeenteraad werd overgenomen, en strandde.

Daarmee was de storm nog niet uit het glas water. Op het tv-plateau van Phara kwam plots ook het artistiek beleid onder vuur te liggen. ‘Die pipo heeft geen talent’, oordeelde schrijver Herman Brusselmans over artistiek directeur Philippe Van Cauteren. Die was niet in de studio uitgenodigd, zijn voorganger Peter Doroshenko al evenmin. Jan Hoet, de eerste directeur en bij leven een legende, was er wel. Hij zei dat hijzelf nooit een heel museum in handen van één kunstenaar zou geven – een indirecte kritiek op de carte blanche die Van Cauteren in 2007 aan de Amerikaanse kunstenaar Paul McCarthy had gegeven. Dat was nu uitgerekend de tentoonstelling die een gat van 350.000 euro in de SMAK-kas had geslagen.

Het Phara-publiek kreeg een interviewfragment te zien met een verkrampt reagerende SMAK-directeur. ‘Dat fragment kwam eigenlijk uit een gesprekje voor TerZake‘, legt hij uit. De journalist had hem gevraagd of hij Jan Hoet mocht filmen in het SMAK. Natuurlijk kon dat, maar Van Cauteren permitteerde zich een opmerking: ‘Als er iemand is die vandaag de mensen goed kan informeren over het museum, zijn toekomstplannen en zijn link met het verleden, dan denk ik dat ik dat ben.’ Waarop de journalist: ‘Maar het is toch het museum van Jan Hoet?’ Repliek van Van Cauteren: ‘Nee meneer, het is het Stedelijk Museum voor Actuele Kunst, voor 60 procent gefinancierd door deze stad, en ik ben er op dit moment artistiek directeur.’

‘Ik denk dat ze Philippe Van Cauteren serieus onderschatten’, zegt Guillaume Bijl (62). De gezaghebbende Antwerpse installatiekunstenaar, docent aan de kunstacademie van Münster, heeft nu een retrospectieve in het SMAK (tot 31.8). Hij volgde het programma van het museum op de voet en zag sinds Van Cauterens aanstelling in 2004 een voorbeeldige uitdieping van de collectie, ‘fantastische’ tentoonstellingen van Peter Downsborough en Ricardo Brey, een opwindende confrontatie Arthur Barrio/ Joseph Beuys en een podium voor jonge Belgische kunstenaars. Volgens Bijl hield de directeur het SMAK op niveau, onderhoudt hij uitstekende internationale contacten en loste hij de personeelsproblemen grotendeels op. Bovendien ‘staat hij dicht bij de kunstenaars. Michel François, Koen Theys, Jan Fabre of Wim Delvoye, met hen moet je spreken om Philippe Van Cauteren te leren kennen. En hij heeft het charisma van een Jan Hoet. Maar hij is in een moeilijke periode gekomen, en ondervindt heel veel jaloezie in het wereldje van curatoren.’

FLANDERS EXTRA FAIR

Bijls groot solonummer lijkt in opzet en omvang op de geruchtmakende tentoonstelling Head Shop/Shop Head waarmee Paul McCarthy het museum onlangs letterlijk uit zijn voegen liet barsten. Het spektakelgehalte, de porno en het geweld die erin aan bod kwamen, haalden de media. Evenals het weghakken van museumwanden en het uit de pan rijzen van de kosten. De kritiek op de duistere zijde van de American Dream en de westerse consumptiemaatschappij kreeg veel minder aandacht. ‘Ik doe niet onder voor McCarthy’ monkelt de Antwerpenaar, en situeert zijn tentoonstelling als het tweede luik van een Amerikaans-Belgische diptiek over de artificiële waarden en de vervreemding binnen de westerse beschaving. Alleen gaat Bijl wat subtieler te werk. Bij hem geen agressie of groteske vertekening van toestanden. Hij relativeert, zet mensen op het verkeerde been, ‘ik roep vragen op, of een lach. Ik vind het plezant dat mensen eens kunnen lachen in een museum.’

Hij zag in 1969 in Amsterdam de tentoonstelling Op losse schroeven, de doorbraak van conceptuele, performance- en installatiekunst. Dat deed hem voorgoed de brui geven aan het schilderen, al duurde het nog tot 1979 eer hij zijn eerste volwassen project realiseerde, een Autorijschool in de Antwerpse Ruimte Z. Het voor 99 procent realiteitsgetrouw nabouwen van commerciële ruimten of dienstencentra, en het inplanten ervan in een kunstruimte, werd zijn succesformule. Ze werd consequent, obsessioneel zelfs, toegepast met gevoel voor het sculpturale en het theater, met zin voor perfectie, compositie en kleur. Zo laten de intussen ongeveer driehonderd ‘net echte’ decors het gebrek aan verbeelding zien en de eindeloos reproduceerbare leegheid die achter de moderne massa- cultuur schuilgaat. Geïntegreerd in een museum krijgen ze bovendien een archeologische dimensie, als waren ze verzameld door toekomstige generaties, op zoek naar de typerende elementen van de cultuur in de 20e eeuw.

Welk effect geven de installaties van Bijl, als ze allemaal samengebracht worden in het SMAK? Vooreerst een Flanders Extra Fair, met commerciële stands voor badkamers, fitnessartikelen, trappen en matrassen maar zonder hostessen. Complementair daaraan is de dienstverlening, met ‘interfooncentrum’ (goedkoop bellen naar Servië en Afghanistan), informatiecentrum voor het leger, reisagentschap en huwelijksbureau. De aanwezigheid van een Disco Lounge en een feestzaal voor de verkiezing van Miss Flanders wijst erop dat de beurs van Bijl bepaald swingt. Extra ironie ligt in het feit dat het SMAK zelf eigenlijk een omgebouwd casino is, aan de achterzijde uitmondend in de leegstaande Floraliahal, waar jarenlang zowel de Gentse Floraliën als de Jaarbeurs werden gehouden. Bijls eerste voorstel, in de Floraliahal een centraal station aan te leggen met zes sporen, refereert aan de oorspronkelijke bestemming: het ijzeren gebinte van de in 1913 voor de Wereldtentoonstelling gebouwde hal, was bestemd voor het station van Leopoldstad in Congo. Het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog stak daar een stokje voor. Bijls project strandde dan weer op een gebrek aan middelen bij de NMBS.

Boven in het SMAK groepeerde Bijl de meeste van zijn kitschmuseumpjes, gemaakt met hetzelfde gevoel voor sculptuur, theater en ironie. Hier vuurt de kunstenaar zijn pijlen af naar de cultuurindustrie, de productie van middelmaat en de aanbidding van de afgoden uit showbusiness en politiek. De expo De stoel in de kunst van 1980 tot heden in de Vlaamse Ardennen, een parodie op thematentoonstellingen, bestaat uit kunstwerkjes van zijn leerlingen en van bevriende Antwerpse kunstenaars. ‘Ik vroeg ze allemaal een werk dat een beetje middelmatig is, een beetje fout.’ Ze kregen pseudoniemen, Bijl was Eddy De Ridder, en onder de schuilnaam Mon Calfmeier schilderde Luc Tuymans een rolstoel. Vaal en dunnetjes.

Guillaume Bijl ontkent dat hij met zijn eeuwige ironie en kritiek op artificiële waarden, de ziel van een zwartkijker blootgeeft. Hij bewaart de hoop dat het toch nog wat wordt met de ‘westerse beschaving’. Hij bewondert de natuurvolkeren, zoals de Maori. Dat treft, want binnenkort neemt hij deel aan een biënnale in Nieuw-Zeeland. Graag zou hij nog eens een Carpetland maken. Inmiddels werkt hij aan een bronzen sculptuur voor de stad Wuppertal. ‘Ik ga een beeld maken van een jubelende bankbediende. En die gaat op zijn handen staan, van vreugde. Met gekromde benen. Met zijn aktetas ernaast. En dat beeld heet: Wieder ein erfolgreicher Tag‘ (‘opnieuw een succesvolle dag’).

KUBUSSEN

‘Ik hoorde in mijn eigen staf mensen zeggen: waarom doe je nu Guillaume Bijl? Iedereen kent dat toch? Ik zeg: omdat jij, die 28 jaar oud bent, nog nooit een installatie van Bijl in het echt ervaren hebt. Omdat Bijl in een catalogus iets anders is dan de beleving van een werk van hem.’ Philippe Van Cauteren (38) weet wat hij wil. De artistiek directeur, socioloog en kunsthistoricus van opleiding, handelt vanuit een besef van ‘culturele verantwoor- delijkheid’. Tegenover zowel jonge als gevestigde kunstenaars. Tegenover de collectie en de historische missie van het SMAK om te werken vanuit de creatie. Culturele verantwoordelijkheid, ook internationaal gedacht. Een grote tentoonstelling én een publicatie zullen worden gewijd aan videokunstenares Dara Birnbaum. Van 1994 in de Kunsthalle Wien is het geleden dat ze daar nog eens recht op had. Het SMAK wil trouwens mee verhelpen aan het in België heersende tekort aan fundamentele retrospectieves van belangrijke levende kunstenaars.

Guillaume Bijl is in nog een opzicht interessant. Hij legt de contradictie van de term ‘museum van hedendaagse kunst’ bloot. De decors van de hedendaagse wereld die hij er binnenbrengt, worden gemusealiseerd en lijken al tot het verleden te behoren. En dit, uitgerekend in een plek als het SMAK, synoniem voor creatie, creatieopdracht aan kunstenaars en experiment. Dat spanningsveld tussen verleden en vandaag, tussen collectie en creatie ziet Philippe Van Cauteren als de motor die het hele beleid vanaf dag één in 1976 heeft aangedreven. De ongelofelijke internationale verzameling die Jan Hoet in een kwarteeuw bij elkaar bracht, staat in relatie met de kunstenaars die hij in Gent nieuw werk liet maken en tonen, van Joseph Beuys, Luciano Fabro en Jannis Kounellis tot Art &. Language en Barry Flanagan. Voor het afschuimen van de internationale markt was er trouwens geen geld.

‘In het veld gaan veel stemmen op om van het SMAK een erfgoedinstelling, een museum pur sang te maken, waarin de collectie op een gefixeerde manier te zien is’, zegt Van Cauteren. Maar dat zou de motor stilleggen, de rol als centrum van levende kunst in gevaar brengen. Anderzijds is het een verdomde plicht om de collectie ideaal te bewaren en te tonen. Ook de Vlaamse overheid erkent alsnog die dubbele functie. Ze subsidieert het SMAK als kunstencentrum, binnen het kunstendecreet (voor 690.000 euro), en als museum (voor 250.000 euro) in het kader van het erfgoeddecreet.

Een toekenning van de gevraagde verhoging van middelen voor de museale werking (periode 2009-2014) zou niet ten koste mogen gaan van de middelen voor creatie, zo is het gevoel in Gent. Ook voor de werking buiten de muren moet ruimte blijven. Tot de identiteit van het SMAK horen de stadstentoonstellingen Chambres d’amis (1986) en Over the edges (2000). Ze moeten in 2011 een opvolger krijgen in Track. Om het internationaal niveau van de grote musea in Eindhoven, Londen, Barcelona of Parijs te bereiken wil minister van Cultuur Bert Anciaux dat de drie Vlaamse musea voor hedendaagse kunst (MuhKa, PMMK en SMAK) in de toekomst ‘als één grote instelling’ opereren. Van Cauteren ziet mogelijkheden voor samenwerking, maar voelt zich alsnog geïsoleerd. Tot de bijeenkomsten van Vlaamse en Nederlandse curatoren in de groep van Roosendaal werd hij nog niet uitgenodigd.

Met 64 mensen in dienst gaat het SMAK door voor een gevestigd museumbedrijf. Daarbij wordt weleens vergeten dat zijn huisvesting sinds 1999 het verbouwde stadscasino in het Citadelpark is. Die is te klein om grote, tijdelijke tentoonstellingen én de collectie samen te presenteren. De 1800 werken uit de vaste verzameling zijn grotendeels onzichtbaar. ‘Je weet dat de collectie vandaag ligt te slapen’, zegt Van Cauteren. Bovendien is de ruimte niet geklimatiseerd – een constante vochtigheidsgraad of temperatuur ontbreekt. In de zalen boven schommelt de temperatuur in de zomer tussen de 21 en de 35 graden. Geen buitenlandse instelling die het in haar hoofd haalt om in die omstandigheden werken in bruikleen te geven, zelfs niet voor korte tijd. ‘Als je het mij vraagt: het museum is nog niet gebouwd’, zegt Van Cauteren langs zijn neus weg. Kennelijk wil hij met een ambitieuze visie het eeuwige gejeremieer over de beperkte draagkracht van een middelgrote Vlaamse stad de pas afsnijden.

Als het van hem afhangt, ligt de toekomst van het museum in een uitbreiding naar de grote hal achter het casino: De Floraliahalstructuur van 12.000 m2 is eigenlijk een grote industriële overkapping, in eigendom van de stad. Daar kan de collectie, ‘in haar complexiteit, haar onvolledigheid en door Jan Hoet geïnitieerde eigenzinnigheid’ worden getoond. Niet alles, maar een keur van 600 tot 700 werken. Niet zomaar, maar in een architectuur van zo’n veertig in te bouwen kubussen – van (half) verzonken tot hangend. In elke kubus worden individueel de omstandigheden van licht en lucht gegenereerd, bijvoorbeeld voor de kwetsbare schilderijen van Raoul De Keyser. In de tussenliggende ruimtes worden de megawerken opgesteld – de ‘zeppelin’ van Panamarenko, de tafels van Mario Merz. Omdat ook de buren van het Kuipke (de wielerbaan) en het congrescentrum ICC vragende partij zijn, hoeven wat hem betreft, niet alle kubussen per se voor het SMAK te zijn.

THEATERMAN

De discussie met de stad is dus open. De jongste financiële ontsporing heeft Van Cauterens onderhandelingspositie zo te zien niet verzwakt. Integendeel, zijn analyse van wat misging spoort met die van de cultuurschepen. ‘Dit is een artistieke duiventil geweest’, zegt Lieven Decaluwe (59). Hij bedoelt het positief, in de zin van een groep enthousiastelingen met een project dat jarenlang organisch groeit, op bijna informele en vertrouwelijke afspraken berust, tot het op een dag als een kmo met een budget van 4 miljoen euro functioneert, zonder dat de beheersvorm navenant aangepast is. Geleerd door de recente communicatiestoornis tussen zakelijke en artistieke leiding, komt het nu waarschijnlijk tot een eengemaakte leiding onder Philippe Van Cauteren, geadviseerd door een nog te benoemen financieel expert. SMAK mag dan een autonome vzw zijn, de stad heeft het voor het zeggen, en ziet voortaan nauwgezet toe op het respecteren van beheerscontract en begroting. ‘Intussen moet de vzw SMAK meteen het geleden verlies uitzweten’, zegt Decaluwe. Een grote tentoonstelling minder ( Ornament and Pride), een editie van het tijdschrift Kunst Nu minder, een aantal activiteiten rond Track minder.

De schepen en SMAK-voorzitter, broer van theaterman Jo Decaluwe, heeft respect voor kunstenaars. ‘Ze voelen veel beter hoe de wereld in elkaar zit, ze zijn visionair en kunnen met onzekerheid omgaan, inclusief bestaansonzekerheid.’ Van een provocateur als Paul McCarthy apprecieert hij minder de groteske stijl dan wel de confronterende rol – mensen doen kijken naar dingen waarvoor ze liever de blik afwenden. Het doet hem denken aan zijn tijd als milieuschepen en de hysterie rond ‘drugsspuiten in het park’. Advocaat Decaluwe omschrijft zichzelf als een no-nonsenseman, toegankelijk en direct in de omgang, maar in laatste instantie ook autoritair. Iemand moet de beslissingen nemen. Het plan van Van Cauteren bestookt hij met vragen: 12.000 m2, 20 jaar leegstand, en nog geen cent om te restaureren. Wat moet daar precies komen? Hoe valt het te verknopen met de wensen van de andere gegadigden? Als puntje bij paaltje komt, koestert ook hij echter de droom: ‘Ik ben vragende partij voor een goed plan. We willen in 2013 honderd jaar wereldtentoonstelling in Gent vieren. De Floraliahal is van toen, prachtig! De hal draagt nog de naam van de Floraliën van Gent. Ik hou nogal van geschiedenis. Dit is bijzonder sterke stadsgeschiedenis.’ De schepen schreef alvast 25.000 euro op de stadsbegroting in, om de haalbaarheid van het plan te bestuderen. De wil is er, nu de weg nog.

DOOR JAN BRAET/FOTO’S SASKIA VANDERSTICHELE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content