Rik Van Cauwelaert
Rik Van Cauwelaert Rik Van Cauwelaert is directeur van Knack.

De Londense tabloids kregen er als eerste lucht van: de Britse minister van Defensie had een verhouding met een callgirl. En het jaar 1963 was nog maar begonnen.

Op 23 januari wist premier Harold Macmillan het zeker: 1963 zou geen goed jaar worden. Niet voor hem, en zeker niet voor zijn conservatieve partij. Nochtans had Macmillan de Britten niet zo lang tevoren op het hart gedrukt dat ze het nog nooit zo goed hadden gehad. En dat was nog waar ook.

Op 23 januari 1963 vernam de premier echter dat Kim Philby, een van de belangrijkste agenten van de Britse geheime dienst en een telg uit een vooraanstaande familie – ‘een van ons’, zoals ze dat in Macmillans kringen uitdrukten -, in Beiroet was verdwenen en mogelijks de zeilen richting Moskou had gezet. De regering had er alles aan gedaan om dat nieuws stil te houden. Kranteneigenaars werden discreet benaderd. Maar de zondagskrant The Observer, waarvoor Philby als correspondent werkte, had uiteindelijk toch diens verdwijning aan de grote klok gehangen.

In het parlement had de Lord Privy Seal, de latere premier Edward Heath, zijn landgenoten verzekerd dat de veiligheid van de natie geenszins in gevaar was. Want in 1951, na de vervelende affaire met de twee diplomaten Guy Burgess en Donald Maclean die naar de Sovjet-Unie waren overgelopen, had Kim Philby de ‘buitenlandse dienst’ – een elegantere benaming voor de spionagedienst – al verlaten. Maar nog voor Heath zijn verklaring in de House of Commons had afgelegd, wist Macmillan dat hem een nieuw, zo mogelijk nog gevaarlijker schandaal boven het hoofd hing.

Na zijn terugkeer van een reis naar Italië, op 4 februari om precies te zijn, had de binnenlandse inlichtingendienst Macmillan immers gewaarschuwd dat een van zijn ministers een verhouding had met een callgirl. En, zo werd de premier verzekerd, de Londense schandaalpers had lucht gekregen van de affaire. Met andere woorden, de kat zat al in de gordijnen.

HIPPE WEST-INDIËRS

Eigenlijk was het de schuld van Johnny Edgecombe, bijgenaamd Johnny Shit, dat de Britse premier met zijn regering in de problemen geraakte. Sterker nog, er zou wellicht nooit een Profumo-schandaal zijn geweest mocht Edgecombe het die vrijdag 14 december 1962 niet in zijn hoofd hebben gehaald om zijn pistool leeg te schieten op de voordeur van het huis waar zijn vriendin zich schuilhield.

Johnny was een hippe West-Indiër uit Antigua, die aan de kost kwam door met zijn jazzmobile, een hoestende Peugeot 403 met een roestig imperiaal op het dak, muzikanten van het ene podium naar het andere te loodsen. Zelfs de Count – jawel, Count Basie – had ooit bij hem op de achterbank gezeten. Dat beweerde Johnny Shit toch als hij indruk wilde maken op de pronte meiden uit de buurt, zijn buurt, van Bayswater Road. Om wat bij te verdienen, maar ook uit dienstbaarheid, was Johnny altijd bereid de muzikanten van marihuana en indien nodig van stevigere dope te voorzien. Zijn vrienden zouden later getuigen dat Johnny zeker de kwaadste niet was. Maar die fatale vrijdag sloegen zijn stoppen door.

Dat ging zo. Zijn vriendin, Christine Keeler, weigerde hem nog te zien. Johnny wist dat Keeler niet erg trouw was. Ze had immers ooit met Lucky Gordon aangepapt. Lucky, eveneens een West-Indiër, was ondanks zijn opvliegende karakter erg geliefd bij het vrouwvolk, wegens zijn exotische standjes. Ooit had Johnny in de All-Nighter’s Club in Soho, een meningsverschil met Lucky uitgevochten. Een meningsverschil over hun beider verloofde: Christine Keeler. Lucky Gordon, die naar geen rede wilde luisteren, begon met een stoel naar Christine te smijten. Waarop Edgecombe, galant als steeds, haar verdediging had opgenomen en met zijn mes de kaak van Lucky had opengelegd.

Hoe dan ook, die fatale vrijdag was Johnny vastbesloten zich noch door Keeler, noch door iemand anders te laten afpoeieren. Hij had daarom het pistool meegenomen dat een verstrooide Keeler ooit bij hem had achtergelaten. In een taxi stoof hij naar Wimpole Mews, in de chique Chelsea-buurt in Londen, waar Keeler verbleef bij haar goede vriend en beschermheer Stephen Ward, een gevierd osteopaat. Toen Johnny beleefd aanbelde, weigerde Keeler hem toch wel binnen te laten zeker. Verdomd als het niet waar is! Waarop Johnny zijn kalmte verloor, zes kogels door de voordeur pompte en prompt weer in de taxi dook die gedurende het hele incident had staan wachten. ‘De chauffeur toonde zich heel inschikkelijk’, zou Johnny naderhand getuigen. ‘Toen ik hem vroeg of ik niet te veel stennis had veroorzaakt, antwoordde de taximan koel als een komkommer: ach, ik heb de motor wat harder laten draaien.’

Johnny Edgecombe kreeg later zes jaar cel: een jaar voor elke kogel die hij door de voordeur van dokter Ward had gejaagd. En daarmee was de Profumo-affaire letterlijk in gang geschoten. Want nadat ze door de politie was ondervraagd over het oproerige gedrag van haar verloofde, werd Christine Keeler door een verslaggever van The Sunday Pictorial opgewacht. Voor die inmiddels verdwenen zondagskrant, die is opgegaan in de Mirror on Sunday, was een smeuïg verhaal nooit weg. Reporters van The Sunday Pictorial hadden Keeler al een tijdje in het vizier in verband met haar relatie met Stephen Ward, de osteopaat die de hele Londense gotha in behandeling had. Winston Churchill en zelfs de Amerikaanse president Dwight Eisenhower hadden ooit op zijn massagetafel gelegen.

Ward was bovendien een begenadigd portrettist. In opdracht van Illustrated London News schetste hij portretten van leden van de koninklijke familie en van de Amerikaanse ambassadeur in Londen, David Bruce. Dat deze heer een notoire troela als Christine Keeler in huis hield, intrigeerde The Sunday Pictorial geen klein beetje.

PYGMALION

Stephen Ward, zoon van een predikant, was echt een social climber en een snob. Via zijn medische praktijk was hij met alle vooraanstaanden in het koninkrijk op vertrouwelijke voet geraakt. Zelfs prins Philip kwam, voor hij met de latere koningin Elizabeth trouwde, geregeld stoom afblazen op de zeer geanimeerde en daarom beruchte feestjes ten huize Ward. Zijn boezemvriend was Bill Astor, een telg uit de familie die (toen nog) de krant The Times tot haar patrimonium mocht rekenen. Bill stond bekend als een bordeelschuimer van olympisch niveau. Het buitenverblijf van Ward was een cottage op Cliveden, het landgoed van de Astors, waar de dokter als vriend des huizes vrijelijk over het zwembad mocht beschikken.

Ward had een aparte tic. Hij was gefascineerd door het Londense low life, en was niet weg te branden uit de nachtclubs in Soho. Hij kon geen hoertje zien staan zonder haar meteen aan te klampen. Zo leerde hij in Murray’s Cabaret Club Christine Keeler kennen. Die trad daar als revuemeisje op, in het kleinst mogelijke tenue. Ward zou er nog later ook Mandy Rice-Davies ontmoeten, Keelers vriendin en eveneens karakterdanseres, die naderhand een belangrijke en glansrijke bijrol in het Profumo-schandaal speelde.

Ward, zo zeggen zijn biografen, voelde zich een soort Pygmalion en had zich tot taak gesteld de meisjes die hij in Soho opscharrelde op te voeden. Waarna hij ze bij zijn vrienden introduceerde. Zijn ontdekking, Christine Keeler, een pittige proletendochter van nog geen twintig uit Staines in Middlesex, zou hem veel arbeidsvreugde verschaffen.

Tijdens een juliweekend in 1961, bij een nachtelijke stoeipartij rond het zwembad van de Astors, werd Christine Keeler door Stephen Ward voorgesteld aan John Profumo, de Britse minister van Defensie. Profumo, zoon uit een steenrijke familie die Deugdzaamheid en Werk als wapenspreuk voert, was amper 25 bij zijn intrede in het Britse parlement. Waarnemers tipten hem meteen als toekomstig premier. Hij was getrouwd met de populaire actrice Valerie Hobson. Zij had haar filmcarrière voor hem laten staan. De titel van haar laatste prent, Lovers, happy lovers, zou in de loop van het schandaal nog vaak worden geciteerd.

NEWS OF THE WORLD

Een andere gast op de geanimeerde nocturne bij de Astors was kapitein Yevgeny Ivanov, militair attaché op de Londense sovjetambassade en een buddy van Ward. Ivanov werd door de Britse geheime diensten nauwlettend in het oog gehouden. Veel later zou blijken dat Ward op dat moment al bindingen onderhield met MI5, de Britse veiligheidsdienst, en belast was met het bewerken van Ivanov. Ivanov was dan ook een belangrijke speler in het diplomatieke veld. In 1962, in volle Cubacrisis, was Ivanov er bijna in geslaagd discrete onderhandelingen met Macmillan aan te knopen, en zo een wig te drijven tussen de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk.

In de loop van het beruchte weekend in juli 1961 begon Keeler, aangemoedigd door Ward, tegelijk een verhouding met Profumo en Ivanov. In haar memoires zou Keeler later nog een heel verhaal bijeenliegen over haar spionagerol.

De verhouding met Profumo en Ivanov belette La Keeler niet om tussendoor de Londense nachtkroegen af te schuimen, op jacht naar nieuwe voorraden marihuana en potig mansvolk. Dat zou haar fataal worden, want tijdens een van die nachtelijke strooptochten botste ze op Johnny Shit.

Haar verhouding met Profumo bleef Keeler zorgvuldig onderhouden. De minister van zijn kant voorzag haar niet alleen van de nodige contanten, hij schreef haar ook hartstochtelijke brieven, die later voor haar kapitale bewijsstukken werden.

Na het incident met Edgecombe voor het huis van Ward werd Keeler door sterreporters van The Sunday Pictorial onder handen genomen. Er kwam eerst 200 pond op tafel, voor de afscheidsbrief van John Profumo. Daar kwam nog eens 800 pond bij, als Keeler bereid was haar verhaal op papier te zetten en te signeren. Later zou News of the World nog eens 23.000 pond bieden voor de verzamelde brieven van Profumo aan zijn maîtresse en het volledige verhaal van zijn verhouding. Keeler, die in permanente geldnood verkeerde, hapte toe.

The Sunday Pictorial aarzelde aanvankelijk om Keelers verhaal te publiceren, want Profumo dreigde met een proces wegens eerroof. News of the World toonde zich minder terughoudend, pakte breed uit met ‘De Biecht van Christine’ en werd daarvoor prompt veroordeeld door de Press Council. Die oordeelde dat de zondagskrant met de publicatie de moraal van de jongeren aantastte. ‘Maar’, verdedigde hoofdredacteur Stafford Somerfield zich, ‘het Keeler-verhaal was nieuws. Het enige verschil tussen News of the World en de andere bladen bestond erin dat wij als eerste met het verhaal kwamen. Wij hebben daarvoor betaald. Maar is er iemand die durft te zeggen dat we het verhaal onder de mat moesten vegen?’ De lezers van News of the World in geen geval. Want dankzij het Keeler-verhaal drukte de krant in die dagen een oplage van acht miljoen exemplaren.

AANVAL VAN SPIONITIS

De Britse schandaalpers had een tijd daarvoor een eerste uitstekende vingeroefening achter de rug met de Vassall-affaire. William Vassall was een ambtenaar op het ministerie van Marine die betrapt werd op spionage voor de Sovjets. In die zaak werd ook de onderminister van Marine, Tom Galbraith, genoemd. Vassall, een homoseksueel, had ooit als secretaris voor Galbraith gewerkt. Toen de tabloids een brief van Galbraith opduikelden met de aanhef My dear Vassall brak voor de onderminister de hel los. Galbraith werd tot ontslag gedwongen, hoewel hij helemaal niet homoseksueel was.

De Profumo-affaire was voor de sensatiebladen zo mogelijk nog croustillanter dan de Vassall-zaak. Want ze kwam net op een moment dat de spanningen tussen Oost en West naar een hoogtepunt waren gejaagd ten gevolge van de Cubacrisis. Er waren woelige topontmoetingen geweest tussen sovjetleider Nikita Chroestsjov en de Amerikaanse president John Kennedy. Die laatste volgde de zaak-Keeler met meer dan gewone aandacht, net als zijn broer Robert, de Amerikaanse minister van Justitie.

Bovendien werden de Britten nog altijd geteisterd door acute spionitis als gevolg van het verraad van Guy Burgess, Donald Maclean en Kim Philby die in Moskou ondergedoken zaten. En daar kwam dan Christine Keeler, een revuemeisje, doodleuk vertellen dat ze nu eens met een attaché van de sovjetambassade, dan weer met de Britse minister van Defensie in de alkoof dook.

John Profumo ontkende koelweg, zowel tegenover zijn vrienden in de conservatieve fractie als in het parlement, waar hij naast de alweer treurig ogende Macmillan iedereen uitdaagde met: ‘Tussen miss Keeler en mij is niets onwelvoeglijks gebeurd.’ Toen ze de verklaring van Profumo hoorde, antwoordde Mandy Rice-Davies: ‘Wat had je nu gedacht dat hij zou zeggen?’

In ieder geval had Profumo zijn affaire met Keeler niet moeten ontkennen. Want even later circuleerde de fameuze brief waarin de verliefde Profumo zijn vriendin Keeler darling noemt. Nadat de brief in de kranten was verschenen, nam de minister prompt ontslag. Hij verdween razendsnel in de anonimiteit. Het Britse establishment laat het eigen volk immers zelden in de steek.

SNELLE VLUCHT

Profumo, de Astors en anderen slaagden erin snel te ontkomen en buiten schot te blijven. Anders verliep het voor hun vriend Stephen Ward, de parvenu die ze plots niet meer kenden. Hij werd voor het gerecht gedaagd wegens aansporing tot prostitutie en pooierij. De geheime dienst MI5 wees hem ogenblikkelijk de deur. Ward besefte terstond dat hij zou hangen voor de zonden van John Profumo. Nog voor de jury een uitspraak deed, nam Stephen Ward een overdosis Nembutal. Enkele dagen later was hij dood. Vrienden, onder wie de theaterauteurs John Osborne en Kenneth Tynan, legden een rouwkrans op z’n graf met daarop ‘ Voor Stephen Ward, slachtoffer van de hypocrisie‘. Daarmee kwam, officieel tenminste, een eind aan het Profumo-schandaal.

Enkele maanden later, in oktober 1963, nam Harold Macmillan ontslag als premier, om gezondheidsredenen. Een jaar later won Labour de verkiezingen en mocht Harold Wilson, voor het eerst sedert 1951, een socialistische regering vormen.

Van kapitein Ivanov, die in 1994 overleed, werd naderhand nog weinig vernomen. Vele jaren na de affaire, nadat de Sovjet-Unie weer Rusland was geworden, zou hij nog een keer van zich laten horen. Maar dan wel om te zeggen dat hij nooit met Keeler had geslapen en dat hij ook nooit een spion was geweest. Een bewering waarmee hij velen ontgoochelde.

John Profumo, intussen 86 en weduwnaar, herwon het respect van zijn medeburgers door zich in de armste buurten van Zuid-Londen met welzijnswerk in te laten. In 1975 al werd hij voor zijn boetedoening door koningin Elizabeth onderscheiden. Later prees premier Margaret Thatcher hem als ‘een held’.

Johnny Edgecombe, die zonder het te beseffen het vuur aan de lont stak, bracht vijf jaar in de bajes door. ‘Toen ik in de gevangenis verdween, vierden preutsheid en hypocrisie hoogtij. Toen ik vijf jaar later naar buiten stapte, kwam ik in een nieuwe wereld terecht: alles kon, alles mocht.’ En de inmiddels krasse 68-jarige Johnny Edgecombe geeft grif toe dat hij van dat laatste met volle teugen heeft genoten.

Christine Keeler werd in 1963 tot achttien maanden cel veroordeeld wegens meineed, omdat ze valse verklaringen aflegde tegen Lucky Gordon. Ze zou later nog een aantal keren met het gerecht in aanvaring komen. Tot voor kort leefde Keeler, nu moeder van twee zonen, van allerlei uitkeringen. Aan de hele affaire heeft ze financieel nooit wat overgehouden. Af en toe probeert ze met nieuwe zogenaamde onthullingen, zoals met haar laatste boek The truth at last, de aandacht van het publiek voor haar verhaal te reanimeren en haar bankrekening uit het rood te krijgen. Maar dat wil nooit lukken.

Alleen de beroemde foto waarvoor zij ‘slechts gekleed in een stoel’ poseerde – maar dan wel een Arne-Jacobsonstoel! -, herinnert aan haar kortstondige, bedenkelijke glorie. Die foto, een icoon van de swinging sixties waarop heel Engeland en half Europa geilde en die de protestzangers Tom Paxton en Phil Ochs inspireerde, was een werkstuk van fotograaf Fred Morley. En Morley vond Keeler maar niks. ‘Want’, zo beweerde de fotograaf, ‘ze had puisten op haar lijf.’

Rik van Cauwelaert

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content