Professor Koen Raes schuwt de polemiek niet. Als rechtsfilosoof is hij maatschappelijk zelfs fel geëngageerd: ter linker zijde maar niet partijdig. Een gesprek over de republiek, de politiek en de verkiezingen.

Rechtsfilosofen worden vaak afgeschilderd als tweeslachtige wezens. Juristen vinden hen vaak dromerig en filosofen vinden hen te concreet. De rechtsfilosofie is immers ontstaan uit wat vroeger het canoniek recht en het natuurrecht waren. Kortom, de grondslagen van de joods-christelijke beschaving en haar politieke stelsels. Vandaar dat rechtsfilosofen zich wel eens met de res publica bemoeien. Professor dr. Koen Raes (45) is een van de weinigen die zich sinds enkele jaren in het politieke debat mengen, maar daarom hun academische vrijheid niet prijsgeven. Integendeel.

Koen Raes: Ik heb het altijd heel merkwaardig gevonden dat de toenmalige minister van Onderwijs Daniël Coens (CVP) het begrip academische vrijheid niet langer opnam in het decreet op het hoger onderwijs. Sindsdien lijkt het zelfs alsof de academische vrijheid ook werkelijk niet meer zo ernstig genomen wordt. De universiteiten leveren steeds meer beleidsondersteunend en minder fundamenteel wetenschappelijk onderzoek. Aanvankelijk was dat vooral zo in de natuurwetenschappen, maar die tendens wordt nu ook duidelijk voelbaar in de menswetenschappen. Sommige vakgroepen zijn bijna filialen van kabinetten geworden. Dit is verkeerd. Academici mogen politici adviseren. Maar het is niet de rol van de academicus om zelf het beleid uit te stippelen. Het werd zelfs een karikatuur toen VLD en SP voorstelden om hun respectievelijke programma’s aan wetenschappelijke kritiek te onderwerpen, als elk van de betrokken partijen haar professoren mocht kiezen. Wie zoiets zegt, spuwt op de wetenschap en gelooft niet dat een onafhankelijke analyse nog mogelijk is.

Is de rechtsfilosoof het geweten van de jurist?

Raes: Ik stelde de voorbije jaren met genoegen vast dat de gerechtelijke wereld zeer geïnteresseerd is in rechtsfilosofie. Ook omdat ik ervoor pleit om het begrip rechtstaat ernstiger te nemen. In naam van efficiëntie en instrumentaliteit wordt dit nochtans zo belangrijke begrip door de uitvoerende macht almaar verder uitgehold. Ik geef grif toe dat de regering gemakkelijk kan ingrijpen wanneer het gerecht zelf steken laat vallen. De uitvoerende macht moet echter niet denken dat zij alles kan oplossen. Het kippendioxine-schandaal bewijst dat nog maar eens.

Is de rechtstaat dan zo bedreigd?

Raes: Eerst en vooral: de rechtstaat is in ons land een weinig ingeburgerd begrip. Het recht speelde op cruciale momenten van onze geschiedenis een negatieve rol. Denk aan de sociale strijd, de Vlaamse ontvoogding en de naoorlogse repressie. Wij denken daarom al vlug dat deze rechtstaat niet van maar tégen ons is. Anderzijds is België, niettegenstaande het alom gepredikte wantrouwen ten overstaan van het gerecht, een van de landen in Europa waar het snelst en het vaakst naar de rechtbank wordt gestapt om een geschil te beslechten. Ook omdat de universiteiten nog steeds advocaten vormen die, koste wat het kost, naar de rechter willen stappen. Juristen leren nog niet zo lang hoe zij ook kunnen bemiddelen. Terwijl in de Verenigde Staten zeker een kwart van de zaken buiten de rechtbank om wordt afgehandeld. Soms is het echter gemakkelijker en zelfs laf om met de cliënt naar de rechtbank te stappen. Want loopt het slecht af, dan kan de advocaat de schuld nog altijd op de magistraten afwentelen, die toch al de kop van Jut zijn.

Onder meer om dat te vermijden zal het nieuw verkozen parlement de Hoge Raad voor de Justitie installeren, waarvoor de magistraten vorige week vrijdag trouwens voor het eerst hun eigen vertegenwoordigers kozen. Vreemd genoeg vraagt u dat de academici, die de Senaat naar die Hoge Raad zal sturen, die opdracht zouden weigeren. Waarom?

Raes: Er is in België iets merkwaardigs aan de hand. Enerzijds trekt de regering almaar meer macht naar zich toe. Anderzijds wenst zij die verantwoordelijkheid niet op te nemen. Vroeger besliste de minister van Justitie, bijvoorbeeld, over de voorwaardelijke invrijheidstelling. Die verantwoordelijkheid wordt nu afgeschoven op een commissie. Ook de adviezen van de Hoge Raad voor de Justitie inzake benoemingen en bevorderingen in de magistratuur zullen in feite bindend zijn. Als in die Hoge Raad, in naam van de onafhankelijkheid, vier professoren worden benoemd door de Senaat, dan zijn die niet langer onafhankelijk. Zij worden integendeel onvermijdelijk deel van de wetgevende macht. En als zij dan ook nog meebeslissen over de loopbaan van magistraten gaan zij een stap te ver. Bovendien leveren ze een wetenschappelijk alibi aan staatsmachten die hun verantwoordelijkheid niet meer durven op te nemen.

Is de Hoge Raad een van de altaren die ter ere van de Witte Mars worden opgericht?

Raes: Er zijn er al veel opgericht en de Hoge Raad voor de Justitie is er zeker een van. Al heeft het mij altijd verbaasd dat regering en parlement het falen van justitie toeschrijven aan de politieke benoemingen, terwijl ik mij moeilijk kan voorstellen dat de partijen in het verleden bewust incompetente juristen in de magistratuur hebben benoemd. Het probleem lijkt mij veeleer dat sommige magistraten nog altijd niet begrijpen dat hoven en rechtbanken dienstverlenende bedrijven zijn en dat daarin een aantal elementaire managementregels van toepassing zijn om de toevoer en de afhandeling van dossiers te beheersen.

Wordt er in die context ook niet te veel aandacht besteed aan het strafrechtelijk karakter van veiligheid?

Raes: Partijen spelen hier met vuur, en dat is ook de fout van Marc Verwilghen (VLD). Als zelfs een liberaal zegt dat het strafrecht hoofdzakelijk in het teken moet staan van efficiëntie, dan worden de zaken op hun kop gezet. Sinds 1830 ligt in alle Europese landen de oplossingsgraad van misdrijven tussen de 20 en 30 procent. Dat is de prijs die wij betalen voor onze betrekkelijke vrijheid. Wie dat percentage drastisch wil verhogen, moet naast elke Belg een politieagent zetten. Alsof al die politiemensen te vertrouwen zijn. Want ook dat is een illusie. Kiezers en verkozenen bedriegen elkaar als zij denken dat alle misdrijven op te lossen en alle daders te vatten zijn. Zij vergapen zich aan politiefeuilletons. Daarin worden de meest ingewikkelde raadsels inderdaad in de kortste tijd opgelost. Maar zo gaat dat in werkelijkheid niet. Dat een bepaald percentage criminaliteit de prijs vertegenwoordigt die wij betalen voor een deel van onze vrijheid als burger, is een argument dat steeds minder kans maakt. Ik vind dat beangstigend. Ook omdat haast alle partijen met het veiligheidsthema denken te scoren. Het is wel een van de weinige domeinen waar de overheid nog enige greep op heeft. Jobs kan ze amper nog creëren, laat staan garanderen. De volksgezondheid kan ze ook al niet meer verzekeren. De rechtspraak kan ze wel hervormen maar die blijft toch een zaak van de rechterlijke macht. Rest de overheid dus politie en veiligheid om zich te profileren.

Even bedenkelijk waren de pogingen van de SP-ministers van Binnenlandse Zaken Johan Vande Lanotte en Louis Tobback om de welzijnswerkers te betrekken bij de bestrijding van de criminaliteit. Dan dreigt het gevaar dat die welzijnswerkers hun autonomie verliezen en als verlengstuk van de politie worden gezien. Vandaar trouwens hun protest.

Kan dit niet worden begrepen als een poging van de lokale overheid om opnieuw voeling te krijgen met een deel van de samenleving?

Raes: Het is al bijzonder jammer dat je mensen bij elkaar moet krijgen op basis van angst. Bovendien moet de overheid nu eindelijk beseffen dat er zeker in de grootsteden allang geen buurtleven meer bestaat. In Antwerpen, bijvoorbeeld, zijn een aantal projecten mislukt omdat de overheid dacht dat het om hechte wijken ging, terwijl de mensen er uitsluitend woonden maar hun sociaal leven zich elders afspeelde. Een dorpsgevoel is alleen nog eigen aan de middenklasse in de rand van de steden en aan de migranten in de stedelijke centra. Vandaar dat wijkcomités in de steden meestal tot mislukken zijn gedoemd.

Zegt u nu ook dat de tweehonderd veiligheidsplannen en dito raden, die in het kader van de Octopus-hervorming moeten worden opgezet, tot mislukken gedoemd zijn omdat de interesse van de burger om deel te nemen aan het beleid overschat wordt?

Raes: Ja. Ik geloof wel in de herwaardering van de wijkagent maar niet in al die participatiestructuren. Ook omdat zij zich beperken tot de veiligheid. In Nederland werden in de jaren zestig torengebouwen neergezet die de emancipatie van de arbeider en het modernisme van de architect uitstraalden. Al werden er konijnen in de douchecel gekweekt. Na dertig jaar zijn dezelfde gebouwen synoniem met werkloosheid, uitsluiting en criminaliteit. De overheid heeft toen het prima idee gehad de welzijnswerkers de vrije hand te geven. In tegenstelling tot wat de politie had verwacht, gingen zij niet uit van het onveiligheidsgevoel. Om een wijkidentiteit te creëren zijn de welzijnswerkers begonnen met een fancy fair. Feesten zijn belangrijk. Op Torhout-Werchter zijn al die jaren tienduizenden jongeren bijeengekomen. Daar was geen noemenswaardig geweld omdat zij met zijn allen, na de examens, een feest wilden. Ook de Gentse Feesten zijn, alle verhoudingen in acht genomen, een vreedzame aangelegenheid.

De grote steden waren in het begin van de 19de eeuw multicultureler dan nu en niemand voelde zich onveilig. En er werden toen ook diefstallen en moorden gepleegd. Dat maakte deel uit van het leven op straat. Bovendien had de openbare ruimte toen nog een politieke betekenis. De auto heeft zowel die ruimte als haar betekenis vernietigd. Straten werden autowegen, pleinen werden parkeerterreinen en zelfs het gedrag van de voetganger ging op dat van de automobilist lijken. Auto’s mogen niet botsen, elkaar zelfs niet raken. Mensen gedragen zich nu zoals die blikken dozen. Mens en ruimte stralen angst uit omdat zij, althans in onze streken, niet meer open staan voor de ontmoeting. Dit is belangrijker dan wij denken. Daarom is het goed dat grootsteden autoluw worden als er ook opnieuw meer mensen komen wonen. Dit is een van de problemen waar Gent met zijn mobiliteitsplan nu mee kampt.

Het is zoals met de strijd tegen het racisme. Het is makkelijk gezegd dat racisten ongelijk hebben, maar zij die geen begrip hebben voor hun bezwaren zijn al even erg. Laten wij die eerst eens analyseren. Zeker links heeft dat te weinig gedaan.

Is dit het cynisme in de politiek waarover u schrijft en waarmee bedoeld wordt dat de bewindslieden in wezen niet goed weten wat zij willen – tenzij dat ze aan de macht willen blijven?

Raes: Politici vinden het zo belangrijk een wet op hun naam te hebben dat de intenties ervan belangrijker zijn dan de effecten. Vooral ten overstaan van hun eigen functie is dit nogal cynisch. Er zijn weinig politici die zichzelf met het oog op het algemeen belang nog ernstig nemen. Politici denken meestal electoraal en hechten daarbij zoveel belang aan hun optreden in de media dat zij zich het wereldbeeld van die media eigen maken. Dat doen ook hun kiezers. Politici praten de kranten na en durven zeker de publieke opinie niet tegen te spreken. Zelfs als die er flagrant naast zit.

Dat heeft onder meer te maken met het gebrek aan ideeën. Behalve dan bij figuren als Frank Vandenbroucke (SP) of Guy Verhofstadt (VLD). Dat zijn ernstige mensen. Of politici zoals Marcel Colla (SP) een visie ontwikkelen, betwijfel ik. En ik vrees voor dit soort politici dat een steeds groter aantal burgers dat ook doorheeft.

Is dat niet gewoon het gevolg van het verdwijnen van welomlijnde ideologieën? Waarvoor staan het socialisme van Vandenbroucke en het liberalisme van Verhofstadt?

Raes: Dat is op zichzelf niet zo slecht. Laten we niet vergeten dat de grote ideologieën de mensheid meer kwaad dan goed hebben gedaan. Het gaat vandaag nog steeds om macht, maar de finaliteit is minder absoluut. Bovendien ben ik nogal geneigd om het belang van de politiek te relativeren. Uiteindelijk is de politiek alleen voor politici het centrum van de wereld. Dat is hun theater. Wat gebeurt er intussen niet in wetenschappelijke, economische of technologische sectoren, waarvan de invloed op de toekomst veel belangrijker is? De politici zullen daar later misschien wel eens een wet over aannemen, maar de fundamentele dynamiek in de samenleving ontsnapt hen in grote mate. Het blijft uiteraard een goeie zaak dat mensen beroepshalve algemene regels uitstippelen. Maar meer is dat niet.

Toch pleit u voor herbronning van de politiek en de partijen.

Raes: Partijen moeten een visie ontwikkelen en veel duidelijker stellen hoe zij het verschil zouden maken als zij aan de macht zouden komen. Die duidelijkheid is vaak zoek, omdat deelnemen aan de macht blijkbaar het summum is van het politieke bedrijf. Terwijl het Vlaams Blok bewezen heeft dat een partij enorm veel macht kan hebben door in de oppositie te zitten.

Ik maak me grote zorgen over de toenemende uitsluiting van laaggeschoolden. Als humanist dacht ik vroeger dat elke job die door een machine kan worden uitgevoerd in feite mensonwaardig is. Maar dan krijg je wel een samenleving waarin veel mensen gewoon niet meer aan de bak komen. Terwijl zij vroeger voor hun werk werden gewaardeerd en bij de vakbond aansloten en daardoor zelfs een groepsidentiteit ontwikkelden. Dat is hen nu allemaal ontnomen. En zo krijgen we vanzelfsprekend een massa ontwortelde individuen, die bijna logischerwijze aangesproken worden door een totalitair verhaal dat hen opnieuw een identiteit en een gevoel van trots bezorgt. Vandaar dat het Vlaams Blok, evenals het Front National in Frankrijk, makkelijk in socialistische kringen rekruteert. Precies daar liet men de netwerken eroderen door steeds meer in te spelen op de belangen van de middenklasse. Ik begrijp Louis Tobback als hij de stemmen van de arbeiders wil terugwinnen. Alleen betreur ik dat hij dit doet door de thema’s te bespelen die door het Vlaams Blok worden aangekaart.

Is het dan niet vreemd dat uitgerekend VLD-voorzitter Verhofstadt pleit voor het opnieuw creëren van jobs voor laaggeschoolden?

Raes: Sommige SP’ers zijn allang van die noodzaak overtuigd. Zij zijn echter altijd op een “njet” van de vakbonden gestoten. Die hebben terecht geijverd voor de realisering van een aantal eisen inzake minimumloon en vastheid van betrekking. Maar zodoende is de arbeid voor laaggeschoolden te duur geworden. En moeten de bonden zien dat zij ten minste de verworven rechten van hun leden verdedigen. Hoelang heeft het niet geduurd alvorens er binnen de vakbonden sprake was van werklozenwerking. Stempellokalen genoeg. Maar activiteiten opzetten met en voor werklozen was geen prioriteit. De vakbonden waren aanvankelijk ook tegen de Plaatselijke Werkgelegenheids Agentschappen (PWA’s). Nu blijkt dit een groot succes te zijn.

Moet de overheid heruitgevonden worden?

Raes: Neen, want hier wordt aan de overheid gevraagd terug te treden. Het is precies door een overdreven overheidsregulering dat tal van laaggeschoolden officieel niet meer aan de bak komen en in het zwarte circuit verzeild geraken. De overheid moet al te strakke keurslijven durven doorbreken en wat meer creativiteit dulden. Zonder weliswaar toe te laten dat die werknemers uitgebuit zouden worden. Geef toe dat er toch meer mogelijkheden bestaan om uit de werkloosheid te stappen zonder daarom meteen uw werkloosheidsuitkering te verliezen. De PWA’s bewijzen dat het kan. Mark Elchardus heeft trouwens in een studie bewezen dat de overheid het vertrouwen van de burger verliest naarmate zij bemoeizieker is. Professor Wilfried De Wachter (KUL) liet ooit uitzoeken aan wie Jan Modaal de meeste macht toeschreef. Dat waren de premier, de vice-premiers en daarna de parlementsleden. Zij die het daarentegen kunnen weten, plaatsten de parlementsleden slechts op de zeventiende plaats. Eenvoudigweg omdat de parlementsleden de man in de straat voortdurend wijsmaken dat zij veel invloed hebben. De parlementsleden zijn het slachtoffer van hun eigen praat. Zodra ze echter in hun fracties zitten, moeten zij gehoorzamen en hebben zij veel minder macht dan zij de kiezer voorhouden.

Hoe kijkt u tegen de huidige verkiezingscampagne aan?

Raes: Sinds er sprake is van de moeder van alle verkiezingen is de campagne nog nooit zo saai geweest. Het lijkt wel de campagne van de wanhoop. En dat is slecht. Zoals ook SP-voorzitter Tobback blunderde toen hij begin dit jaar reeds zei dat hij zeker geen coalitie met de VLD wou. Dat was een gouden geschenk voor de CVP en unfair ten overstaan van de kiezer. Tobback ging ervan uit dat alles in gereedheid werd gebracht om een CVP-VLD-regering te vormen en dat al wie dit wou vermijden dan maar voor de SP moest stemmen. Het is echter jammer dat de SP niet duidelijk de hand heeft uitgestoken naar de Groenen, zoals in Duitsland. Er is wel sprake van rood-groen maar de groene boodschap is niet duidelijk genoeg. De SP zou dan wel haar standpunten inzake drugs en vreemdelingenbeleid moeten milderen. En daar wringt het schoentje.

Welke zijn de gemiste kansen van VLD en SP om een paarse coalitie te vormen?

Raes: Tobback en Verhofstadt koesteren een viscerale aversie voor elkaar, terwijl Tobback een innige bewondering heeft voor Jean-Luc Dehaene. Nu is wel geprobeerd om aan de figuur van Verhofstadt een andere inhoud te geven, maar de SP heeft geen gelijkaardige operatie uitgevoerd. Het grote struikelblok voor de SP blijft die 200 miljard frank die Verhofstadt in één ruk wil besparen als cadeau voor het bedrijfsleven. Verhofstadt heeft nu wel verklaard dat dit voorstel nog bespreekbaar is. Maar als je zoiets zegt, wat zeg je dan nog?

Had de SP van haar kant duidelijkheid geschapen over de Agusta-affaire, dan zou haar discours vandaag overtuigender klinken. Nu leeft bij veel mensen het gevoel dat nog allerhande potjes gedekt blijven. Dit zorgt voor wantrouwen en dat heeft de partij aan haarzelf te wijten. Ik verwijt dat aan Willy Claes. Hij nam wel ontslag als secretaris-generaal van de Navo maar hij had ook binnen de SP een stap opzij moeten zetten. Hij is en blijft de politiek verantwoordelijke. Daarbovenop kwam de waanzinnige uitspraak van voorzitter Fred Erdman dat de SP zich neerlegde bij de waarheid van het Hof van Cassatie en dus die 110 miljoen frank zou terugbetalen, maar dat de SP haar eigen waarheid had en dat hij die niet wou bekendmaken. Toen ik samen met collegae Lode Van Outryve en Luc Huyse (KU Leuven) en anderen het zogeheten standpunt van de acht had bekendgemaakt, was ik verbijsterd te zien hoe daarop gereageerd werd. Privé kreeg ik van heel wat SP’ers bemoedigende telefoontjes. In het openbaar werd het daarentegen als kwade trouw en verraad beschouwd. Terwijl wij uiteindelijk toch maar de vragen stelden waar elke doorsnee burger mee zit.

Denkt u dat die vraag nog steeds leeft?

Raes: Mensen die campagne voeren voor de SP vertellen mij dat dit een van de eerste vragen is die zij te horen krijgen. De SP heeft duidelijk de kans gemist om de Agusta-affaire publiek te verwerken. Al was het maar door een zoenoffer te brengen of open kaart te spelen. Hetzelfde geldt ook nu weer voor Marcel Colla (SP) en Karel Pinxten (CVP). Zij hebben nu wel ontslag genomen, maar tegelijk een communiqué verspreid waarin zij vertellen dat hen geen schuld treft. Pardon. Dat is lachen met de mensen. Het bewijst andermaal dat er iets mis is met de cultuur van de politici. Zij klampen zich zo vast aan de macht dat zij niet beseffen dat politiek ook een vorm van drama is, waarin de toeschouwers een duidelijke afloop verwachten.

Acht u een oproep zoals bij de vorige verkiezingen waarbij de SP onmisbaar werd genoemd, nu nog denkbaar?

Raes: Nee. Wij hebben die oproep toen getekend omdat ik zeker de indruk had dat de SP de enige partij was die werd aangepakt. Aan al wie die oproep tekende, werd echter beloofd dat de SP de waarheid zou vertellen. Die kwam er niet en daarom zijn wij nu zo boos. Ik zou de huidige SP-top vervangen willen zien door onbesproken figuren. Dat zou pas een Sienjaal naar de kiezer zijn.

Frank De Moor Hubert van Humbeeck

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content