Heeft het Belgisch leger nog een toekomst ? De chef van de generale staf, admiraal Willy Herteleer, maakt zich behoorlijk ongerust.

HUMANITAIRE OPDRACHTEN bezorgden het Belgisch leger tijdens de voorbije jaren wel een nieuw imago, maar daarmee is de strijdmacht nog niet hervormd zoals de toenmalige rooms-rode regering en het parlement dat in 1992 beslisten. Integendeel. Die humanitaire operaties kosten almaar meer dan het jaarlijks voorziene bedrag van één miljard frank en de meerkost wordt niet altijd terugbetaald. Sinds 1993 gaf Landsverdediging hiervoor, bovenop de geplande 4 miljard frank, nog eens 4,2 miljard extra uit. Dat is wel erg veel op een ogenblik dat de budgettaire beperkingen doorwegen op de werkingskosten en de investeringen.

Sinds oktober vorig jaar heeft het leger ook een nieuwe chef van de generale staf : in het jargon JS genoemd, ter afkorting van Joint Staff. Admiraal Willy Herteleer (55) staat bij de zeemacht bekend als ?iemand die, overal waar hij kwam, verbeteringen aanbracht.? Tijdens zijn loopbaan is hij bovendien niks anders gewoon geweest dan technologische vernieuwingen en multinationale operaties. Toch is de man er vandaag niet zo gerust in.

Is de legerhervorming, zoals zij in 1992 door de toenmalige Defensieminister Leo Delcroix (CVP) werd afgedwongen, nu echt aan het mislukken ?

WILLY HERTELEER : Het leger telde toen nog 49.078 beroepsmilitairen, 5350 burgers en 32.367 dienstplichtigen. Regering en parlement beslisten de dienstplicht af te schaffen en het aantal burgers in dienst met 350 en het aantal beroepsmilitairen met 6578 te verminderen. Zo zouden er finaal slechts 42.500 militairen (40.000 in dienst en 2500 in vorming) overblijven. Bij het lanceren van de hervorming waren er dus ongeveer 7000 beroepsmilitairen te veel. Vandaag zijn er echter nog altijd 3350 beroepsmilitairen te veel en bijna 1200 burgers te weinig. In totaal hebben we dus iets meer dan 2150 overtallige personeelsleden. Die kosten twee miljard frank per jaar en zijn op de koop toe te oud. Het leger zit nu eenmaal met te veel officieren en onderofficieren.

Onze huidige personeelsstructuur levert ons een bijkomende budgettaire last op. Minister van Defensie Jean-Pol Poncelet probeerde deze handicap weg te werken door een eindeloopbaansverlof, een soort prepensioen, en een vertrekpremie in verhouding met het aantal dienstjaren aan te reiken. Zijn collega’s in de regering hebben die initiatieven echter niet gesteund. De minister voor Pensioenen wou die bijkomende last niet. En omdat wie een vertrekpremie zou ontvangen, ook recht zou hebben op een werkloosheidsuitkering, ging de bevoegde minister daar evenmin mee akkoord.

Wij blijven dus met een budgettair zware personeelslast opgezadeld zitten. Een leger met 47.500 beroepsmilitairen en burgers lijkt mij nochtans een haalbaar objectief. Minister Poncelet heeft evenwel al laten weten dat wij dit nooit kunnen halen tegen 1 januari 1998 en bekwam alvast een jaar uitstel. Dan zal Landsverdediging dus 47.500 mensen in dienst hebben, maar zullen er nog altijd slechts 3512 van de 5000 voorziene burgers maar wel 43.988 in de plaats van 42.500 voorziene beroepsmilitairen zijn : vooral officieren en onderofficieren die deels de plaats van de burgers kunnen innemen. Dit is echter geen goede oplossing. Pas omstreeks 2003 zullen wij tot een goede proportie komen tussen officieren, onderofficieren, soldaten en burgers. En dan nog zullen zij niet de gepaste leeftijd hebben. Precies omdat de minister geen afvloeiingsmaatregelen mocht nemen en uitsluitend op rekrutering kon terugvallen, zitten wij nu met een tekort aan jonge soldaten en weldra met een tekort aan lagere kaders.

En met een tekort aan financiële en materiële middelen : de begroting van Landsverdediging is van 148 miljard frank in 1981 teruggevallen tot 96 miljard frank.

HERTELEER : 1981 was de laatste opstoot van de Koude Oorlog met de inval van de sovjettroepen in Afghanistan. Sindsdien hebben de perestrojka, de val van de Berlijnse Muur en uiteindelijk de legerhervorming van 1992 telkens weer het budget van Landsverdediging afgekalfd. Sinds 1981 leveren wij nu, gerekend naar de huidige muntwaarde, 52 miljard frank per jaar in. Gecumuleerd over dezelfde periode heeft Landsverdediging 416 miljard frank aan koopkracht verloren. Wie nog zoekt naar het vredesdividend, kan het bij mij vinden. 416 miljard frank is bovendien ongeveer het bedrag waarmee de krijgsmacht eenmalig kan uitgerust worden. Normaal moet dit echter om de zoveel jaren gebeuren : naargelang van de ouderdom van het betrokken materieel. Als Landsverdediging zo voort inlevert, vreet het zichzelf op. Wij zullen nooit de moed hebben om te zeggen dat wij geen leger meer hebben, want daar wordt jaarlijks dan toch 96 miljard frank aan besteed. Wij zullen vaststellen dat het niet meer operationeel is, als wij bij bepaalde operaties doden en gewonden zullen betreuren.

Nochtans is Landsverdediging een instrument dat de regering meer en meer inschakelt in haar buitenlandse politiek. Er wordt echter nog al eens vergeten dat het ook werkgelegenheid kan scheppen : zowel rechtstreeks als in de aanverwante industrieën. Onlangs hebben wij 135 officieren gerekruteerd en hadden de keuze tussen een zevenhonderdtal kandidaten. Wij rekruteerden 170 onderofficieren en kunnen selecteren uit meerdere duizenden kandidaten. Ook kandidaat-beroepssoldaten zelfs de zogeheten korte-verbanders die voor twee jaar (driemaal met één jaar te verlengen) toetreden zijn er meer dan genoeg. Temeer omdat zij, zodra ze achttien jaar zijn, desnoods zonder enig diploma in dienst kunnen treden. Wij zijn een van de weinige werkgevers die zich tot dit specifieke, dikwijls werkloze deel van de bevolking richt. En dit terwijl de overheidsbijdrage tot de Sociale Voorzorg van 111 miljard frank in 1981 steeg naar 251 miljard frank in 1995. Als Pax Christi een miljard frank toont en vindt dat Landsverdediging dit aan Sociale Voorzorg zou moeten afstaan of het de bevolking doet kiezen tussen een F-16 jagerbommenwerper en gezondheidszorg, dan is dit fundamenteel oneerlijk. De ware keuze is er een tussen een F-16 of te dure pacemakers, die anderen even overbodig achten.

Er moeten binnen het budget van Landsverdediging toch verschuivingen mogelijk zijn om het leger met dezelfde middelen performanter te maken.

HERTELEER : Het aantal personeelsleden leggen wij niet vast. Daar beslissen regering en parlement over. Nu gaat 58,8 procent van onze begroting naar personeelsuitgaven en dat percentage stijgt gestadig. 24,3 procent van het budget wordt aan werkingskosten besteed en wij zijn niet bereid om daarin te snoeien. Besparingen op training betaal je met doodskisten. Training zorgt immers voor bekwaamheid en veiligheid.

Rest ons dus 16,9 procent voor wederuitrusting. In 1981 was dat nog 23,5 procent van bijna 150 miljard frank. Nu is dat geen 17 procent van 96 miljard frank, zeg maar 16 miljard frank. Daarin zijn bovendien voor ongeveer 10 miljard frank grote infrastructuurwerken verrekend. Denk aan de terugkeer van onze troepen uit Duitsland, het bouwen of uitbreiden van nieuwe kazernes en dies meer.

Begin van de jaren tachtig hadden wij nog 30 miljard frank per jaar voor grote wederuitrustingsprogramma’s. Nu nog amper 6 miljard frank. Alleen Luxemburg is minder goed uitgerust dan wij. En zelfs dat klopt niet helemaal, omdat het Luxemburgs leger binnen het jaar te moderniseren valt. Wij zijn dus de slechtst geëquipeerde krijgsmacht van de alliantie.

De grote wapensystemen zijn over vijf à tien jaar allemaal aan vervanging toe.

HERTELEER : Het is juist dat de meeste vastleggingen om die nieuwe wapensystemen te verwerven, tussen 2000 en 2010 zouden moeten gebeuren. De antitankwapens, de gepantserde verkenningsvoertuigen, de Leopard-tanks, de transportvoertuigen, de C-130 transportvliegtuigen, de mijnenvegers en de steunschepen werden ongeveer dertig jaar geleden in dienst genomen en zijn begin volgende eeuw aan vervanging toe. Daarom moeten wij nu al aan die nieuwe aankopen beginnen denken. In totaal is daar 320 miljard frank voor nodig. In de komende tien jaar zouden wij voor 123 miljard bijkomende aankopen budgettair moeten kunnen vastleggen. Dat betekent niet dat wij die binnen dezelfde periode moeten betalen. Ons budget zou over een paar jaar wel moeten verhogen met zo’n 10 miljard frank per jaar : jaarlijks te indexeren. Zoniet zal falend materieel vanaf 2003 onze manschappen in gevaar brengen.

Uiteraard kan niemand in de toekomst kijken, zoals niemand de oorlogen in de Golf, in Joegoslavië of op de Falklands kon voorspellen. Wie had vroeger durven denken dat de Navo de Russen zou vragen om in Joegoslavië op te treden, terwijl wij vijftig jaar lang alles deden om ze erbuiten te houden ? Er was zelden een grotere drang naar vrede dan na de Eerste Wereldoorlog. Maar toen België besliste zijn krijgsmacht beter te equiperen, was het te laat omdat de wapenindustrie al op volle toeren draaide voor de herbewapening van andere landen. België zal in de komende jaren zeker niet in een klassieke oorlog verzeild geraken. Het moet echter wel de capaciteit behouden om oorlog te voeren. Mochten wij onze bekwaamheid verliezen om F-16 jachtvliegtuigen, fregatschepen of gemechaniseerde landmachteenheden in te zetten, dan heb je tien à vijftien jaar nodig om die capaciteit opnieuw te verwerven. Omdat wij geen tien jaar vooruit kunnen blikken, mogen wij die bekwaamheid dus nu niet uit handen geven.

Wordt nu niet bewezen dat het plan-Delcroix een lineaire begrotingsoperatie was en geen legerhervorming in de zin dat de drie krijgsmachten verder alle opdrachten mogen uitvoeren ?

HERTELEER : Bij het aanvaarden van het plan, dat vooral de onmiddellijke afschaffing van de dienstplicht beoogde, was gezegd dat het budget tot 1997 zou bevroren worden op 98 miljard frank. Dit kon, op voorwaarde dat er nadien een inhaalbeweging zou komen. Als wij volgend jaar de Maastricht-norm halen en er wat economische groei is, verwachten wij vanaf 1998 dus meer geld om ons wederuitrustingsplan op te starten. Als het herstructureringsplan mislukt, zou dit vooral te wijten zijn aan het gebrek aan budgettaire middelen. Anderzijds moet gezegd worden dat onze krijgsmacht al gespecialiseerd ís. De marine doet uitsluitend aan mijnen- en onderzeebootbestrijding. Zij heeft geen eigen luchtverdediging ; met alle gevolgen van dien. De luchtmacht heeft geen bommenwerpers en geen luchtverdedigingsraketten van het Patriot-type. Wij zijn dus al gespecialiseerd. Wij moeten echter vermijden dat anderen ons slechts als kanonnenvoer in de strijd gooien. Jaren geleden pleitte Nederland voor het inzetten van Belgische infanteristen in Duitsland, terwijl de Nederlandse marine in Rio de Janeiro recepties organiseerde ter promotie van de Hollandse kaas. De Nederlanders zegden er echter nooit bij dat zij hun waar konden aanprijzen omdat de Belgische militairen intussen in de Duitse modder ploeterden.

Als de begroting van Landsverdediging ongewijzigd blijft, dan moet het weddevolume verminderen en zullen wij minstens 8000 personeelsleden naar huis moeten sturen. Willen wij tenminste de functionering en enkele moderniseringsprogramma’s kunnen betalen. Als wij daarentegen die 10 miljard frank bijkrijgen, dan kunnen wij niet alleen die 8000 mannen en vrouwen behouden, maar ook nog legeraankopen doen die op hun beurt zo’n 15.000 werkplaatsen in België scheppen.

Kan er niet verder in het vet gesneden worden zonder de spieren te raken ?

HERTELEER : Wij hebben zeker te veel officieren en onderofficieren, maar daarvan maak je geen soldaten. Toch wil de regering de ouderen geen afvloeiingsmaatregelen gunnen. Er wordt wel eens vergeten dat die 8000 zeker 6 à 7 miljard frank aan werkloosheidsuitkeringen dreigen te kosten. Anderzijds hoor je de regering dan weer geregeld verklaren dat België het voortouw moet nemen in de West-Europese Unie (WEU). Zij moet er dan ook voor zorgen dat dit een redelijk gespierde arm is. Zoniet maakt België zich belachelijk.

Pax Christi en anderen, die de Vredesweek organiseren, dienen de vrede niet door de wapens te ontnemen aan een leger zoals het onze. Van alle oorlogen die gevoerd zijn, is er slechts één oorlog waarop wij fier mogen zijn. Dat is de Koude Oorlog omdat wij hem nooit moesten uitvechten en hij gewonnen werd door een afdoende afschrikking. En daar stonden onze goede uitrusting en het moreel van onze militairen borg voor.

Moeten wij het leger dan toch niet ingrijpender veranderen ? Het lijkt wel alsof wij nog altijd oprukken in carrés, zoals ten tijde van Napoleon, terwijl de dreiging nog nooit zo chaotisch is geweest ?

HERTELEER : De dreiging is inderdaad zeer complex maar tegelijk minder intensief geworden dan ten tijde van de Koude Oorlog. Wie echter nagaat hoe onze strijdmachten vandaag ingezet worden, weet dat dit binnen heel andere structuren gebeurt dan die waarmee een klassieke oorlog uitgevochten wordt. Onze Navo-collega’s beweren, bijvoorbeeld, dat je niet kan internationaliseren beneden het niveau van een bataljon van zo’n duizend man. Voor hen blijft het bataljon de gebruikelijke baksteen. Wij maken er daarentegen drie bakstenen van. In Bosnië hebben wij een bataljon met Belgische, Oostenrijkse en Griekse militairen : drie keer driehonderd man.

Op die manier worden de structuren voortdurend kritisch bekeken en zelfs aangepast voor wij weten of het theoretisch kan. De troepenmacht van generaal Jef Schoups in Oost-Slavonië (Kroatië) is in feite een grote brigade van vier bataljons. Tijdens de Golf-oorlog beweerden de Britten nochtans dat een exclusief nationaal samengestelde brigade van ongeveer 5000 man de kleinste eenheid was waarmee efficiënt kon geopereerd worden. Welnu, generaal Schoups beveelt een brigade met een Belgisch, een Pakistaans, een Russisch en een Jordaans bataljon, die gevechtsondersteuning krijgen van Indonesische, Tsjechische en Oekraïense eenheden. Het idee van een regimental combat team vindt dus zijn weg. Dit alles betekent echter niet dat wij de oude structuren mogen opdoeken. Wie uitsluitend pantoffels koopt en zijn bottines weggooit, krijgt vroeg of laat natte voeten.

Het leger wordt wel vaker betrokken bij humanitaire opdrachten maar kan daarom nog niet rekenen op een grotere steun bij de bevolking. Zeker niet als het opnieuw tientallen miljarden voor wapentuig vraagt. Moeten wij Zwitserland niet achterna ?

HERTELEER : De vraag naar steeds meer is inderdaad niet nieuw. De Navo vroeg trouwens altijd meer dan echt nodig was. Het debat dat er nu aankomt, betreft echter de vraag of België nog een krijgsmacht wil of niet. En of wij internationaal Zwitserland achterna willen of niet ; wij hebben geen bergpassen, die in de kortste keren kunnen afgesloten worden en bergen waarin vijandige troepen verloren lopen en burgers een veilig onderkomen vinden. De sympathie van de bevolking voor zijn leger kan je jammer genoeg niet afdwingen. Wij willen dat ook niet forceren. Al denk ik dat humanitaire operaties ons ook dichter bij onze eigen medeburgers brengen. En als wij straks ook wat meer mobiliteit tussen uittredende militairen en het burgerleven kunnen bewerkstelligen, zal ook die beweging ons nauwer doen aansluiten bij de samenleving.

Frank De Moor

Admiraal Willy Herteleer, de chef van de generale staf : Het Belgisch leger is het slechtst geëquipeerde van de Navo.

Humanitaire operaties kunnen ons leger dichter bij de eigen medeburgers brengen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content