Piet Piryns
Piet Piryns Piet Piryns is redacteur bij Knack.

Ruim een week na de stembusgang wacht het grootste moslimland ter wereld nog altijd met angst en beven op de verkiezingsuitslag. Hoe lang houden de generaals zich nog stil? Kan “een Joegoslavisch scenario” worden vermeden?

Het is niet voor niets een Javaans woord: amok. Amok, leert van Dale, is “een bij inheemse bewoners van Indonesië voorkomende toestand van razernij, waarin zij ieder die hen ontmoet trachten te vermoorden”. Amok maken: “plotseling onbesuisd gaan optreden, wild worden”.

Er is in de voorbije maanden in Indonesië veel amok gemaakt. Tot in de verste uithoeken van de archipel werd gevochten. In de hoofdstad Jakarta werd een moskee opgeblazen. Verkiezingsmeetings liepen vaak uit op ongeregeldheden en dat is in de straten van Jakarta nog altijd te merken. Rijke Chinese handelaren boekten een enkele reis Singapore of Kuala Lumpur en timmerden hun winkels dicht. Bij het luxueuze winkelcentrum Matahari staan prikkeldraadversperringen: de schrik voor rellen en plunderingen, zoals die zich vorig jaar na de val van Soeharto hebben voorgedaan, zit er goed in.

Toch kenden de parlementsverkiezingen op 7 juni – de eerste democratische stembusgang sinds 44 jaar – een tamelijk vreedzaam verloop. Internationale waarnemers, zoals de Amerikaanse oud-president Jimmy Carter, konden weinig onregelmatigheden vaststellen. De beurs van Jakarta reageerde euforisch: de koers van de aandelen schoot met twaalf procent omhoog, de roepia werd zes procent meer waard, het Internationaal Monetair Fonds draaide de geldkraan opnieuw open.

Vijf dagen later (het moment waarop dit stuk geschreven werd) was van dat optimisme niet veel meer over. Van de 112 miljoen uitgebrachte stemmen waren er nog geen 20 miljoen geteld. Dat kan twee dingen betekenen: óf er wordt uiterste zorgvuldigheid betracht, óf er wordt, naar aloud Indonesisch gebruik, op grote schaal geknoeid. Weinig Indonesiërs zijn zo naïef om in de eerste hypothese te geloven. Zelfs voorzitter Akbar Tandjung van de regerende Golkar-partij protesteerde tegen de vertraging. Oppositieleider Megawati Soekarnoputri roept de bevolking op waakzaam te blijven tegenover “de krachten van de status-quo” – waarmee in Indonesië de aanhangers van ex-president Soeharto worden bedoeld. De charismatische leider van de grootste moslimpartij Abdurrahman Wahid gaat nog een stapje verder: hij beschuldigt de Golkar er onomwonden van de uitkomst van de verkiezingen te manipuleren, en ziet in de woorden van Tandjung een uitnodiging aan de legerleiding om de macht te grijpen. Hij dreigt ermee een noodregering te vormen – en daarmee staat Indonesië wel heel dicht bij de grote kladderadatsch.

ISLAMITISCHE SCHRIFTGELEERDEN

Maar liefst 48 partijen hebben aan de verkiezingen deelgenomen. Dat maakt het allemaal niet overzichtelijker, al zullen de meeste wel onder de kiesdrempel van twee procent blijven. De eerste resultaten wijzen op een overwinning van de Strijdende Democratische Partij van Indonesië (PDI-P), die zo’n vijfendertig procent zou kunnen halen. De PDI-P wordt geleid door Megawati Soekarnoputri, de oudste dochter van de eerste president van Indonesië Soekarno. De Golkar van president B.J. Habibie zou met twintig procent de tweede grootste partij worden. Dat is – voor wie wil aannemen dat er niet gesjoemeld wordt – een verrassing van formaat. Habibie is immers gezalfd door Soeharto, hij is het symbool van wat ze in Indonesië de KKN noemen ( korrupsi, kollusi en nepotisme) en niemand gelooft echt dat hij van plan is zijn voormalige beschermheer voor de rechter te brengen.

Kan Habibie met twintig procent opnieuw president worden? Helemaal uitgesloten is het niet. De president wordt pas in november aangewezen door een “Volkscongres” dat 700 leden telt. Daarvan zijn er slechts 462 rechtstreeks verkozen. Het leger heeft recht op 38 stemmen, en nog eens 200 leden worden afgevaardigd door de regio’s en sociale organisaties. Er valt dus nog het een en ander te ritselen.

Megawati heeft een pact gesloten met de gematigde moslimleiders Abdurrahman Wahid en Amien Rais. Maar dat pact houdt niet meer in dan een intentieverklaring om met een gezamenlijke presidentskandidaat te komen. De Raad van Islamitische Schriftgeleerden heeft inmiddels laten weten dat een moslimland niet geregeerd kan worden door een vrouw – al heeft Benazir Bhutto in Pakistan het tegendeel bewezen. Wahid, die de steun geniet van de 35 miljoen leden tellende moslimbeweging Nahdlatul Ulama zou zichzelf wel een geschikte kandidaat vinden, maar hij is na een beroerte bijna blind geworden en gaat gebukt onder een kwakkelende gezondheid. Amien Rais ten slotte heeft nauwe banden met president Habibie en zou, als het er echt op aankomt, nog wel eens een compromisfiguur naar voren kunnen schuiven als de sultan van Yogjakarta Hamengkubuwuno X, die weliswaar tot de Golkar-partij behoort maar ook voor moslims acceptabel is.

ETNISCHE ZUIVERINGEN

De echte sterke man van Indonesië blijft intussen, tot nader order, de chef-staf van het leger, generaal Wiranto. Alleen hij lijkt in staat te voorkomen dat het land uit elkaar spat.

“Waar ik het meest beducht voor ben”, zegt de leider van de onafhankelijke vakbond SBSI Muchtar Pakpahan, “is een Joegoslavisch scenario”. ( Knack sprak met hem enige weken voor de verkiezingen.) “Wat bijvoorbeeld in de provincie West-Kalimantan (op het Indonesische gedeelte van het eiland Borneo) gebeurt, kun je niet anders noemen dan etnische zuivering. De onlusten in Ambon, op de Molukken, zijn georkestreerd: het leger schiet er op de christenen, en de politie op de moslims. Maar moslims en christenen geven elkaar de schuld.”

De uitgestrekte Indonesische archipel (meer dan 200 miljoen inwoners, verspreid over 13.000 eilanden) is een mozaïek van nationaliteiten en religies. Terwijl op Kalimantan nog koppensnellerij voorkomt en krijgers in Irian Jaya (het voormalige Nieuw-Guinea) nog met peniskokers rondlopen, verrijzen in Jakarta de wolkenkrabbers en is Bali aan de touroperators verkocht. Het enige wat de Indonesiërs bindt, is hun gemeenschappelijke koloniale geschiedenis als wingewest van de Nederlandsche Oost-Indische Compagnie. De politiek van transmigratie die onder Soeharto is gevoerd, heeft rampzalige gevolgen gehad: armoedzaaiers uit het overbevolkte Java en Madoera verhuisden naar Sumatra en Sulawesi, waar ze de gigantische natuurlijke rijkdommen (olie, gas, koper, tropisch hardhout) gingen exploiteren, zonder dat de autochtone bevolking daar een cent beter van werd. Dat heeft in de voorbije maanden tot bloedige botsingen en gigantische vluchtelingenstromen geleid. Zowel in Atjeh (een olierijke provincie in het noorden van Sumatra) als in Irian Jaya, Kalimantan en de Molukken weerklinkt de roep om onafhankelijkheid. Dat maakt de kwestie Oost-Timor ook zo penibel. In Oost-Timor, een voormalige Portugese kolonie die pas in 1975 door Indonesië geannexeerd werd, woedt al jaren een regelrechte burgeroorlog. President Habibie verraste in mei vriend en vijand door de Oost-Timorezen “autonomie” te beloven. Maar ze mogen ook voor onafhankelijkheid kiezen: op 8 augustus wordt daarover een referendum gehouden, onder toezicht van de Verenigde Naties. De legerleiding ziet het met lede ogen aan, en bewapent intussen milities die tégen de onafhankelijkheid ten strijde trekken. Ook oppositieleiders als Megawati en Wahid waarschuwen dat het einde zoek is, als Oost-Timor uit “de gordel van smaragd” wordt losgemaakt. Spreken we binnenkort over ex-Indonesië?

Piet Piryns

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content