Academie (1)

‘Met de Ha van Academie’ (Knack nr.16) staat bol van desinformatie en kwade trouw. Het artikel springt van de hak op de tak en het blijft onduidelijk of het tegen de academie of tegen de Hogeschool Antwerpen is gericht.

Natuurlijk zitten er duiven in de Mark Mackenzaal. Die onschuldige diertjes zitten er al jaren. De renovatie moet nog worden aangevat en intussen heerst in de academie het vereiste geduld. Dat directeur Raf De Smedt af en toe aandringt bij de Hogeschool Antwerpen is toch vanzelfsprekend.

Ik doceer al twintig jaar kunstgeschiedenis en actuele kunst, de examens zijn openbaar. Ondoorzichtige beoordelingen? Er bestaat nergens ter wereld een sluitend systeem om schilderijen, juwelen en dies meer volstrekt objectief te beoordelen. Ik weet echter dat de jury’s de prestaties van elke student met grote zorgvuldigheid benaderen en quoteren. Dat daarbij discussies tussen docenten gevoerd worden, is evident.

Die docenten weten vrij precies hoe de technische vaardigheden worden opgebouwd. Men kan ze ook vrij objectief beoordelen en dat is wat in de diverse jury’s van de academie driemaal per jaar gebeurt.

Het tekort aan lokalen? De academie is gelukkig groot genoeg om met zeer royaal bemeten klaslokalen en zelfs individuele ateliers de studenten alle comfort te bieden. Het is wel zo dat de afdelingen beeldhouwen en monumentale kunsten moesten verhuizen als gevolg van de renovatie, en daardoor momenteel wat moeilijk zitten.

Er zou geen evaluatie van de leerkrachten door de studenten bestaan. Waar wel? Aan zo’n evaluatiesysteem wordt gewerkt, maar de studentenraden wenden hun zeer reële macht en invloed te weinig aan, zoals Kristel De Boevere overigens zelf zegt.

Academie (2)

Ik vind dat u de huidige ombudsman John Baert onrecht aandoet. Niet hij, maar anderen op alle niveaus bagatelliseerden of ontkenden van juni 1995 alle klachten.

Als voorbeeld enkele citaten uit brieven:

‘Ik beveel het departement B (de academie) inderdaad een onderzoek in te stellen naar de gebeurtenissen die ten grondslag liggen aan de klacht van de studenten. Het door uw departement op te stellen dossier kan eventueel aanleiding geven tot tuchtmaatregelen ten aanzien van betrokken personeelsleden.’ (Algemeen directeur W. Janssen aan departementshoofd Jan Peeters, ’96) Betrokkenen werden later docent.

‘Dat het originele document met de algemene beslissing op het departement niet is terug te vinden, is een spijtig toeval, maar van elk belang ontbloot.’ (J. Peeters, directeur onderwijs HA, 98)

‘Uit het verslag van de verificateur blijkt duidelijk dat er in het verleden te werk gegaan werd met nogal wat amateurisme (diverse kopieën van eenzelfde jury in omloop met verschil inzake handtekeningen, uitspraak over tweede zit waar betrokkenen niet toegelaten werd tot een tweede zit)’ en ‘Het niet nakomen van de door de hogeschool gedane beloftes in het academiejaar 1995-1996: dit is een houding die ten zeerste te betreuren valt.’ (N. Van Haecke, regeringscommissaris, 98)

‘Volgens de juridische dienst is er geen sprake van vervalsing. Het is mogelijk dat de verslagen geantidateerd werden, maar daarvan zijn geen bewijzen.’ (Minister Van den Bossche aan VVS, ’98)

Nadat ombudsvrouw Seresia in september ’95 haar ontslag nam uit onmacht tegenover directeur Swinnen – terwijl haar man Guy Peeters al jaren lid was van de raad van bestuur en nu ook van het bestuurscollege – volgden in twee jaar tijd vier ombudsmannen elkaar op. Ze durfden niets te doen.

John Baert is een van de leraren die zich niet liet intimideren of ontmoedigen en zich – gelukkig – blijft inzetten voor de studenten. Dat wordt hem niet door iedereen in dank afgenomen.

Academie (3)

Eindelijk aandacht voor de wantoestanden in het hoger kunstonderwijs. Het door u geborstelde beeld van de Antwerpse academie is zonder meer van toepassing op alle Vlaamse academies. De voornaamste oorzaak is een jarenlang falend personeelsbeleid. Voor vele leraren zijn die academies niet meer dan beschermde werkplaatsen. In de echte kunstopleidingen (beeldhouwen, schilderen) is alles zeer subjectief en het zal zeer moeilijk zijn hier iets te veranderen. De meeste ‘docenten’ die daar ‘lesgeven’ willen wel de voordelen van het nieuwe decreet, maar met behoud van hun vroegere privileges.

In de toegepaste kunsten (fotografie, tv-video-film, grafische vormgeving, productdesign) is de situatie nog veel schrijnender. Om daar leraar te zijn, moet men over het diploma van de betreffende discipline beschikken en een aantal jaren beroepservaring hebben. Deze afdelingen zitten echter vol mislukte kunstenaars die na hun schooltijd vaak niets meer produceerden. Verder regentessen plastische kunsten, huisvrouwen, vrienden en vriendinnen van de directeur, politieke en katholieke benoemingen. Soms wordt een vak ingericht om deze lieden aan een uurrooster te helpen.

Deze eigenschappen zijn overigens van toepassing op de leiding van de school. Zodoende is er geen enkele visie op het beroep, geen didactische opbouw, wel vergaderingen over lokalen en de organisatie van de open dag, maar nooit over de opleiding. Als er al een studiegids is, is die onvolledig en oppervlakkig: de lijst is lang.

Natuurlijk ‘spijbelen’ de docenten in opleidingen die hen niet interesseren en die ze vaak zelfs tegenwerken. Dat ligt ook aan de basis van de problemen met evaluaties. Men hoeft echt niet lang te zoeken naar de oorzaken van de malaise bij studenten. Enkele duiven in de klas zijn nog het minste van hun problemen.

Knack

Mogen wij u er attent op maken dat Knackinkt en Nivea-zonnecrème niet compatibel zijn. Na een zaterdagje Knacken, staat Bert de Graeve in spiegelbeeld op mijn vrouws billen. Kunnen jullie in de zomer de inkt aanpassen zodat hij Nivea-bestendig is? Nu moeten we Bertje wegschrobben.

Piramiden

Ik heb op zich grote sympathie voor de poging van Vanbeveren en Sol om allerlei esoterische opvattingen over de bouw van piramiden te ontzenuwen (‘Wereldwonder is mensenwerk’ (Knack nr. 13). De flauwekul waar auteurs als Bauval bakken geld aan verdienen, kan inderdaad niet vaak genoeg aan de kaak worden gesteld. Maar dan moet het wel goed gebeuren.

De visie dat de piramiden op het Gizeh-plateau een model van het sterrenbeeld Orion vormen (Bauval) is al vaak ontzenuwd. De argumenten die Vanbeveren c.s. daar nu voor opdist zijn niet allemaal even nieuw, juist zijn ze wel. Idem voor de kwestie van de verwering van de sfinx, waar Bauval nogal rare conclusies aan verbindt. De groep Vanbeveren-Sol gaat in haar ijver om Bauval onderuit te halen zelf nogal eens over de schreef. Zo zou ‘Orion … als naam pas opduiken in de geschriften van de Babyloniërs en de Grieken’. Dat is stricto sensu wel juist, maar niet relevant. Onder de naam Sah speelt Orion in de Egyptische funeraire religie een belangrijke rol. Lang voor Bauval dat ‘ontdekte’, hadden Egyptologen van goede naam en faam bepaalde delen van de Grote Piramide al met dit sterrenbeeld in verband gebracht. Dat wil echter nog niet zeggen dat de dispositie van de piramiden van Gizeh als geheel een weergave van Orion is.

Ik begrijp niet waar Sol vandaan heeft dat ‘de eerste grafmonumenten… een hoop zand in piramidevorm waren’. Zulke zandpiramiden zijn bij mijn weten nergens geconstateerd, en de directe voorlopers van de piramiden zagen er totaal anders uit. Ook is het een allang achterhaald fabeltje dat de uiteindelijke grootte (van een piramide, H.W.) misschien bepaald werd door de levensduur van de farao die bouwheer was.’ Iets dergelijks zou natuurlijk alleen mogelijk zijn als per uitbreidingsfase een extra ‘schil’ aan de piramiden werd toegevoegd, en daarvan blijkt helemaal niets. Verder verzet Sol zich tegen de archeologische visie dat het bouwmateriaal omhoog zou zijn getransporteerd over een zandhelling met steile flanken. Van zo’n archeologische visie is mij niets bekend. Wel gaat men ervan uit dat voor het transport gebruik werd gemaakt van flauw hellende taluds van tichel, steensplinters en andere bouwmaterialen. Daarvan zijn trouwens stukken teruggevonden. Dat op zulke hellingen te werken valt is (in tegenspraak met wat Sol daarover zegt) proefondervindelijk aangetoond. Ten slotte deelt Sol een sneer uit naar de Egyptische autoriteiten, die zich zouden verzetten tegen hoogwaardig technologisch onderzoek van de piramiden. Dat is onzin: zulk onderzoek is al vaak gedaan (alhoewel misschien niet precies het onderzoek dat Sol zich voorstelt te doen), en het wordt ook nog steeds gedaan.

Het is jammer dat het lofwaardige streven van Vanbeveren en Sol op deze manier wordt uitgewerkt. Zo maakt men het de Bauval-adepten wel erg gemakkelijk.

Paul Ilegems, Antwerpen.,Naam en adres bij de redactie bekend.,Jean-Paul Mergaerts, e-mail.,Harco Willems, hoofddocent Egyptologie, KU Leuven.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content