Het standpunt van de Vlaamse partijen over stemrecht voor Europese burgers kwam bij de lezers (Brusselse Vlamingen en andere) hard aan.

EU-stemrecht (1)

Als Vlaamse arbeider, wonend in de Brusselse Rand, begrijp ik niet waarom de SP zo openlijk de zijde kiest van de rijke Franstalige en Europese ambtenaren die de huurprijzen de hoogte injagen, zodat vele Vlaamse gezinnen hun streek moeten ontvluchten. Als het EU-stemrecht er komt zonder de voorwaarden (“De premier is gewaarschuwd”, Knack nr. 37), zal de Vlaamse werkman geen andere keuze hebben dan de Rand te verlaten. In elk geval blijkt dat de sociale rechten van de Vlaming in de Rand geen gehoor vinden bij de SP. Een les voor de volgende verkiezingen.

EU-stemrecht (2)

CVP-minister Pinxten wil koersen met ezels, kamelen en struisvogels verbieden. Om ongeboren kinderen en Brusselse Vlamingen te beschermen, doet de partij heel wat minder moeite. In belangrijke maatschappelijke en ethische dossiers laat de CVP verstek gaan.

EU-stemrecht (3)

Al die Europese technocraten die hier al of niet tijdelijk verblijven, hanteren in grote meerderheid het Frans. Het Nederlands wordt genegeerd, tegengewerkt en met alle mogelijke middelen door het FDF in diskrediet gebracht.

Dehaene, Van Peel, Tobback en andere Vlamingen zien niet in dat de EU-burgers in en rond Brussel ingrijpende verschuivingen meebrengen in de taalverhoudingen. Dus gaan ze de grondwet aanpassen met steun van het FDF, een partij even racistisch als het Vlaams Blok. En dan maar schrikken als Vlamingen voor onafhankelijkheid kiezen en Vlaams Blok stemmen.

EU-stemrecht (4)

Veel Vlamingen zijn verbitterd over de knieval van de zogenaamde dissidenten (“De boot vertrekt pas volgend jaar” Knack nr. 38). Ze hadden nooit mogen geloven dat de rebellen voet bij stuk zouden houden. De CVP bestaat een halve eeuw en krabbelde altijd op het kritieke moment terug.

EU-stemrecht (5)

Bij de acht CVP-dissidenten was wel een Brusselaar: Brigitte Grouwels. De eerste ondervoorzitter van het Brusselse parlement, CVP’er Jan Beghin, en CVP-fractievoorzitter Walter Vandebossch steunen Grouwels. Ook de Brusselse politici Michiel Vandenbussche (SP), Sven Gatz (VU), Guy Vanhengel (VLD) en Adelheid Byttebier (Agalev) eisen een gewaarborgde vertegenwoordiging van de grote gemeenschappen in Brussel.

EU-stemrecht (6)

Als de CVP-SP-regering haar slag thuishaalt, zullen binnen iets meer dan twee jaar 134.000 Europese burgers stemrecht krijgen. Meer dan driekwart is afkomstig uit landen van de Latijnse taalgroep. Die stemmen dus voor Franstalige lijsten. Men kan enkel hopen dat ze van hun stemrécht geen gebruik maken.

Tussen 1995 en 1999 zullen er meer dan vijftigduizend nieuwe Belgen bijkomen, hoofdzakelijk Turken en Marokkanen die stemplícht hebben. Ook zij zullen merendeels voor Franstalige lijsten kiezen.

Daardoor zal het aandeel van de Vlaamse kiezers in Brussel onder de tien procent dalen: politiek en psychologisch een belangrijk gegeven.

Als de Franstalige partijen hun eis voor een versoepelde naturalisatie doordrukken, worden in Brussel alleen al 193.000 buitenlanders Belg. Zij zullen dus ook stemplicht krijgen.

Volgens voorzichtige berekeningen zal in 2006 de helft van de Brusselse bevolking bestaan uit buitenlanders of Belgen van buitenlandse afkomst. Brussel is dan de énige hoofdstad ter wereld waar buitenlanders de oorspronkelijke bevolking hebben overvleugeld. De Franstaligen zullen dan tot een minderheid zijn gereduceerd.

Taalfaciliteiten (1)

Els Witte wil meer taalonderwijs aan anderstaligen (“Een kwestie van respect”, Knack nr. 37). De situatie in de Rand en in Brussel vereist een aparte regeling voor het volwassenenonderwijs, met een functionele aanpak. Daarbij is prioritair dat de benaming eenvormig is: Nederlands. Het is trouwens hoog tijd dat het gesproken standaard-Nederlands wordt vastgelegd.

Taalfaciliteiten (2)

Els Witte is een gezaghebbende historica en haar analyses van de Belgische taalproblematiek verdienen vaak meer respect dan de schaamteloos partijdige verklaringen die het communautaire debat domineren.

Toch begaat ze een grove vergissing als ze beweert dat het in 1963 “onmiddellijk misgegaan” is met de faciliteiten voor Nederlandstaligen in Wallonië: “de Franstaligen wensen de eentaligheid van hun gebied niet op te geven (…), van wederkerigheid is dus niets in huis gekomen.”

In Waalse gemeenten zoals Moeskroen en Edingen bestaan er wel degelijk faciliteiten voor Nederlandstaligen. De Franse Gemeenschap heeft nooit voorgesteld om die af te schaffen, noch te beperken. Waarom Els Witte bewust de verkeerde indruk geeft dat die faciliteiten niet eens bestaan, zal zij weten. Zijn de communautaire spanningen nu zo erg dat objectiviteit niet alleen onmogelijk, maar ook ronduit onmenselijk is geworden?

Taalfaciliteiten (3)

De socialist Leo Peeters voert zijn mandaat uit tot ergernis van onze Waalse broeders. Die willen op hun beurt niet horen van waarborgen voor Vlamingen in Brussel. Het koningshuis zet een pr-campagne op rond de mythische en/of mystieke figuur van Boudewijn. We krijgen zowaar de indruk dat het Belgische evenwicht bewaard blijft.

Ik woon als Vlaming al twaalf jaar in Wallonië, maar ik studeer in Gent. Aan beide kanten van de taalgrens hoort men dat het de schuld is van de politici dat Frans- en Nederlandstaligen met getrokken zwaarden tegenover elkaar staan. Alsof politici vandaag de dag de geloofwaardigheid zouden hebben om een volledige gemeenschap achter zich te krijgen.

Dé schuld ligt bij de media. In uw zusterblad Le Vif/L’Express luidde de kop van een artikel over het decreet Suyckerbuyck: Collabos! Alsof elke Vlaming de dag groet met opgeheven rechterarm en de hele tijd Duitse liedjes neuriet.

Aan Vlaamse kant wordt gehamerd op de geldstroom van Vlaanderen naar Wallonië. Dat is correct, maar dat geld komt niet bij de gewone Waal maar gaat naar enkele grote medische instituten waar specialisten het nodig vinden op grote schaal zeer dure medische apparaten aan te kopen die dan te pas en te onpas te gebruiken.

Dat soort berichtgeving mondt uit in een polarisatie waar geen van beide partijen mee gediend is. Het zou beter zijn de wederzijdse perceptie in het voordeel van beide bij te sturen. Om uit de huidige impasse te raken en in 1999 sereen te kunnen onderhandelen, is wederzijds respect nodig. Dat kan alleen maar groeien als er degelijke informatie wordt verspreid. Daar ligt een taak voor de media: waren zij niet de waakhond van de democratie?

Columberg (1)

We zijn weer vertrokken voor een communautaire rel! Een lid van de Raad van Europa heeft gesproken en heeft alles op een paar maanden tijd opgelost (“Een bezoeker uit Zwitserland”, Knack nr. 36).

Koren op de molen van de Franstalige arrogantie. En nu de Franstaligen het probleem federaal aangekaart hebben, mogen we verwachten dat de Vlaamse meerderheid voor de zoveelste keer zal zwichten. Of in het beste geval een Belgisch compromis uit de hoed tovert. Dat daarbij de rekenkundige meerderheid in dit land van geen tel is, dat er met de Duitstaligen geen rekening wordt gehouden, spreekt vanzelf.

Als Franstaligen die in Vlaanderen wonen het te veel vinden om jaarlijks een aanvraag te doen om hun officiële papieren in hun taal te krijgen, waar gaan we dan naar toe? We kunnen België natuurlijk tweetalig maken. Laten we dan maar beginnen bij de ministers en de hogere kaders. Of is alles weer bedoeld voor de werklieden, schoonmakers en de minder betaalde functies?

Het is nu eenmaal een feit: bij de Vlamingen is er meer verdeeldheid, de Franstaligen trekken aan hetzelfde zeel. De Vlamingen bestrijden het Vlaams Blok, maar is het Frans Blok niet even erg?

Columberg (2)

Het probleem is eenvoudig en snel op te lossen. Vlamingen moeten in Brussel eisen in het Nederlands bediend te worden.

Columberg (3)

Als reactie op het rapport-Columberg hebben Onkelinx, Di Rupo en Maingain zich al ingeschreven voor een snelcursus Nederlands. Wallonië zal voortaan het Nederlandstalig onderwijs in Komen en Moeskroen betalen. Een paritaire Vlaamse vertegenwoordiging in Brussel wordt – zij het twintig jaar te laat – snel in orde gebracht.

Columberg (4)

De eerste eis om als Vlaamse werknemer in Brussel geduld te worden, is de onderwerping aan de Franstaligheid. Wie het aandurft zijn eigen taal te spreken, wordt aangeduid als flamingant en elk voorwendsel is goed om deze onaangepaste mauvais Belge te ontslaan.

Menig werknemer verkoopt zichzelf, spreekt Frans en huwt een Franstalige collega. Als un vrai bon Belge geniet hij van werkzekerheid, maar moet zich dan wel overgeven aan een Franstalig familieleven en zijn kinderen naar Franstalige scholen sturen.

Zo voltrekt zich de verfransing. De Vlaming wordt als een vreemdeling beschouwd die best uit Brussel moet verdwijnen. Vlamingen worden als tweede- en derderangsburgers behandeld. In de rest van Vlaanderen staat men daar onverschillig tegenover. Vlaamse solidariteit: een illusie.

Tolerant (1)

Ik ben geen IJzerbedevaartganger en “Het reservaat” (Knack nr. 35) zet me zeker niet aan om naar Diksmuide te gaan.

Wat ik niet begrijp, is wat Hubert van Humbeeck schrijft over de taal van het Vlaams Blok waarin volgens hem een oude defensieve reflex doorklinkt: een volk willen opsluiten in zichzelf.

Elke objectieve waarnemer weet dat Van Hecke, Annemans, De Winter, Colen, Dillen en andere Vlaams-Blokkers polyglote kosmopolieten zijn, vergeleken bij Eerdekens, Onkelinx, Busquin, Hasquin, Gosuin en andere Mangains, allen ingezetenen van het meest bekrompen ghetto dat denkbaar is: dat van de francofonie.

Tolerant (2)

Koning Albert roept op tot verdraagzaamheid en wederzijds respect. Maar benoemt burgemeester De Donnéa – die Vlamingen minacht – tot minister van staat.

Is het koninklijke standpunt anders voor een Brusselaar in België dan voor een Vlaming in Brussel?

Dekeyser (1)

Ik weet dat Miel Dekeyser een dankbaar onderwerp is om te interviewen. Om zijn onderkoelde humor weer te geven, is een meester nodig. Met Piet Piryns was die er in “Het mannetje van de radio” (Knack nr. 36).

Dekeyser (2)

Miel Dekeyser zegt dat “Le Soir, De Standaard en De Morgen” in 1985 in grote koppen totaal foutief aankondigden: “Geen raketten in Florennes”. Dat zou gebeurd zijn op basis van zijn interview van toenmalig premier Wilfried Martens in Washington in januari 1985, dus in volle Belgische controverse over de zogenaamde europaraketten.

Ik volgde dat bezoek voor De Standaard en mijn artikels laten duidelijk zien dat alvast De Standaard zich niet liet misleiden door het omfloerste taalgebruik van de premier die geprangd zat tussen de eisen van de Navo-bondgenoten en verzet in zijn eigen partij. Onze berichtgeving meldde dat Martens in Washington de plaating van de raketten juist niet op de lange baan wist te schuiven.

De Belgische en Nederlandse christen-democraten verkeerden in die periode in diepe – maar kortstondige – gewetensnood over de raketten en dat maakte hun taalgebruik nog omzwachtelder dan het soms al pleegt te zijn. Zelfs de vakkundigste, eerlijkste verslaggever – en dat was Dekeyser – kan dat in het bestek van één radio-interview niet altijd doorprikken. Maar dat betekent niet dat de hele schrijvende pers zich blindelings de mist liet insturen.

Dat incidentje kan onbeduidend lijken, maar ik wil niet graag de indruk laten bestaan dat kritische journalistiek slechts binnen de Agusta- en andere affaires is uitgevonden en dat de krantenjournalisten voordien argeloze naïevelingen of verzuilde meelopers waren.

Agusta

Enkel de Kamer van Volksvertegenwoordigers heeft het recht ministers in beschuldiging te stellen en hen voor het Hof van Cassatie te brengen (“De molen zal traag malen”, Knack nr. 36). Door de regel van samenhang toe te passen, verliezen de medebeklaagden niet alleen de normale rechtsmiddelen, maar zijn zij zelfs benadeeld tegenover de in beschuldiging gestelde minister. De beklaagden worden niet gelijk berechtigd met ministers en nog minder met de gewone burger.

Procureur-generaal Liekendael mag daarin geen graten zien; de universele rechten zijn niettemin geschonden.

Geneeskunde (1)

Veel mensen schijnen de boodschap van Boudewijn van Houdenhoven (“Het lichaam liegt nooit”, Knack nr. 34) niet te begrijpen: wij willen mensen die psychisch lijden ernstig nemen in de plaats van hen naar huis te sturen met een of ander ziekte-etiket of zinloze behandeling. Gelukkig zie ik als klinisch psycholoog ook heel wat mensen die het wél appreciëren dat ze niet gereduceerd worden tot een ziek lijf.

Geneeskunde (2)

CFS – Chronisch Vermoeidheidssyndroom – is een ernstige, vaak lichamelijk invaliderende aandoening. De klachten bestaan uit allerlei symptomen, maar een aanslepende vermoeidheid is er altijd. Bepaalde enzymes breken een stuk van de genetische code af, waardoor de aanmaak van nieuwe eiwitten in het lichaam grondig verstoord wordt.

Zelf lijd ik ruim tien jaar aan het CFS. Ik zette uiteindelijk een punt achter de bezoeken aan een psychiater. Daardoor raakte ik mijn schuldgevoel kwijt, voelde me psychisch beter, maar fysiek blijf ik achteruit gaan. Mijn werk, dat ik nog steeds graag doe, moet ik meer en meer afbouwen. De sociale problemen zijn voor ons niet te overzien.

Waar blijf ik met mijn zogenaamd psychosomatisch probleem? Wanneer heeft een patiënt die zwaar ziek is, het recht ziek te zijn? Wanneer heeft diezelfde patiënt recht op een degelijke behandeling?

W. Barnaerts, Vilvoorde.,W. Cerstiaens, Morkhoven.,P. Desmedt, Mechelen.,T. Veys, Gent.,G. Vandenbroucke, Brussel.,S. Cauwenbergh, Londerzeel.,J. De Cuyper, Meise.,R. Ingelbien, La Louvière.,P. Craeyveld, Mettet.,G. Le Pyge,C. De Hertogh

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content