Is het denkbaar dat er in België binnenkort geen bedrijven meer zullen zijn met een beurswaarde van een miljard euro of meer? Het lijkt onwaarschijnlijk. Toch is het niet uit te sluiten dat op termijn bijna alle grotere bedrijven buitenlands gestuurd en bestuurd zullen worden. InBev lijkt daar een goed recent voorbeeld van te zijn. Is dat een uniek geval? Ik denk van niet.

Er zijn drie fundamentele trends merkbaar. Tot voor kort stonden die los van elkaar. Vandaag vallen ze samen en dat laat diepe sporen na in ons bedrijfsleven.

Eerste trend: sinds enkele jaren zijn Belgische bedrijven op zoek gegaan naar buitenlandse beleggers. Dat is goed gelukt. Prestigieuze buitenlandse institutionelen zijn nu aandeelhouder bij ons. Daar heeft iedereen baat bij, want de beurskoersen zijn relatief gestegen. Goed voor de kleine aandeelhouders, maar ook voor de onderneming zelf: stijgende koersen verlagen de kapitaalkosten. Maar zo ontstond er ook meer druk om resultaten te behalen. Wanneer er een kostenhandicap is of de marktpositie wordt bedreigd, wil de beurs actie zien, meteen en snel.

Dat ongeduld leeft niet alleen bij de beurs, maar ook bij de bestuurders. Dat komt omdat de raden van bestuur veranderen. Hoe meer vreemd kapitaal, hoe internationaler de bestuurders worden. Geen slechte zaak, maar het leidt tot hogere prestatiedruk. Internationale bestuurders willen ook niet uitsluitend in de lokale managersvijver vissen. Ze zoeken managers waar die te vinden zijn. Meer en meer is dat buiten de grenzen. Kortom: de bedrijfstop rukt zich los van de klassieke Belgische wortels en houdt minder rekening met Belgische geplogenheden.

Tweede trend: veel tophonderdbedrijven halen nog maar een klein deel van hun omzet uit België. Ze verkopen hun technologie en producten wereldwijd. Waarom ze dat doen, ligt voor de hand: de klanten zitten niet in België. Er zijn wel uitzonderingen. De grote banken en verzekeraars, de energieverkopers, de telecoms en de kabeljongens kunnen voorlopig niet verder zonder de thuismarkt. Maar voor andere groten in ons bedrijfsleven, vooral degenen met technologie, is België een ‘marktje’ naast vele andere. Terecht zijn we trots op dat internationale succes, maar de afstand tussen bedrijf en streek groeit.

Derde trend: om verre markten te bedienen en om aan hoge kosten te ontsnappen, verhuizen Belgische bedrijven activiteiten naar het buitenland. Vorig jaar gingen de investeringen in de industrie nog maar eens achteruit. Op hetzelfde moment zie je expansie van Belgische bedrijven in China en in nieuwe Europese landen. Delokalisatie heet dat. Voorlopig zijn de strategische activiteiten nog hier: productontwikkeling, sleutelcomponenten, de opstart van nieuwe producten. Maar hoe lang duurt dat nog als de strategische klanten voor de nieuwe producten in het buitenland zitten en als de bedrijfstop oplossingen zoekt voor de kostenhandicap van België?

In het begin van de jaren negentig was verankering een groot discussiethema. Het woord werd later verbannen. Nu is dat niet meer nodig. Alle ankers zijn toch al losgerukt. De drie trends zijn samengekomen: andere aandeelhouders, bestuurders en managers aan de top, het dalende belang van de Belgische markt voor de totale omzet en delokalisatie van activiteiten. Wat houdt bedrijven hier nog vast?

Is het erg dat Belgische en Vlaamse bedrijven zich losrukken? Ja, zeggen sommigen, want dan zijn er minder opstapjes voor kleinere bedrijven en Belgische technologie in het buitenland. Neen, zeggen anderen, want de markt weet toch wat best is. Er zit waarheid in beide standpunten. In elk geval zal het bedrijfsleven over vijf jaar totaal anders zijn. Misschien is dat het laatste ‘bedrijf’ in een veranderingsproces dat ingrijpende gevolgen heeft voor de topstructuren, het overheidsbeleid en de sociale verhoudingen.

Herman Daems is voorzitter van de GIMV en van Barco.

Herman Daems

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content