Dirk Vermeiren Parlementair medewerker N-VA en voormalig Turkije-correspondent

Uitgerekend nu het seculiere Turkije wordt bestuurd door één partij met islamitische roots, krijgt het land uitzicht op het lidmaatschap van de Europese Unie. 2004 wordt dan ook een cruciaal jaar voor de populaire premier Tayyip Erdogan.

Voor het eerst sinds lang hebben de Turken de indruk dat zij worden bestuurd door bekwame lui. De parlementsverkiezingen van november 2002, waarbij Tayyip Erdogan met zijn AK-partij de absolute meerderheid behaalde, waren een afrekening met het verleden. Dat werd gekenmerkt door corruptie, schandalen en wanbeheer. En alle rekeningen zijn nog niet vereffend. Getuige daarvan de processen tegen voormalige gezagsdragers die de afgelopen maanden hun beslag kregen. De Turkse pers laat ook niet na man en paard te noemen wanneer ze verwijst naar diegenen die er in het verleden zo’n puinhoop van hebben gemaakt. Het ergste lot was wel voormalig premier Tansu Ciller beschoren. Zij kreeg van een krant ongevraagd een ‘voor-en-na-behandeling’. Standaardwerk in elk damesblad. Daarbij werd de toestand van het land voor en na het bewind van de regering-Ciller in een fotomontage vergeleken met haar uiterlijk. Noch voor het land, noch voor Ciller flatterend.

In zekere zin heeft Tayyip Erdogan het makkelijk, natuurlijk. Zijn AK-partij (‘zuivere partij’), een partij met islamitische roots, vult twee derde van de zetels in het Turkse parlement. Voor het eerst sinds 1987 wordt Turkije bestuurd door één partij. Erdogan hoeft dus geen compromissen te sluiten met coalitiepartners. In het verleden leverden die compromissen Turkije niet veel meer op dan dagjespolitiek. En als Turkije in 2004 één ding kan missen, dan is het wel dagjespolitiek. De veranderingen die het land ondergaat, zijn de meest ingrijpende in de geschiedenis van de republiek.

Wie in Turkije wil regeren, kan maar beter het verschil kennen tussen een korporaal en een generaal. Het militaire apparaat maakt deel uit van het politieke systeem in het land. De afgelopen maanden voerde de regering-Erdogan een reeks hervormingen door die de invloed van de legerleiding moeten beperken. De hervormingen beknotten voornamelijk de autoriteit van de Nationale Veiligheidsraad. Die werd na de coup van 1960 door de militairen opgericht om de regering in de gaten te houden. Volgens de nieuwe wetgeving heeft de Nationale Veiligheidsraad enkel nog een adviserende functie. De regering-Erdogan kan voor deze hervorming op applaus uit Brussel rekenen. Zij verhoogt immers het democratisch gehalte van Turkije als kandidaat-lidstaat van de Europese Unie.

Een eerste testcase voor de nieuwe rol van de Nationale Veiligheidsraad wordt het Turkse regeringsbeleid ten aanzien van Cyprus. Erdogans Cypruspolitiek – met de voorgestelde wijzigingen aan het Annan-plan voor eenmaking van het eiland – moest op 23 januari door de Nationale Veiligheidsraad worden beoordeeld. ‘Maar dat is een pure formaliteit’, verklaarde minister van Buitenlandse Zaken Abdüllah Gül, die de militairen daarmee op het definitieve karakter van de hervorming wees. Hoe het er op de Generale Staf toeging is top secret, maar reactie kwam er vanuit die hoek in elk geval niet. De militairen beseffen dat ze veel van hun prestige – dat nog steeds zeer groot is – zouden verliezen als ze Turkije’s toenadering tot Europa zouden dwarsbomen. Maar zolang het rommelt in het zuidoosten van het land en de situatie in Irak onduidelijk is, kan ook Tayyip Erdogan niet om de militairen heen. Abdüllah Gül drukte het vorige week zo uit: ‘Het leger is het skelet, de regering is het vlees.’

Het Turkse leger heeft naast de voor de hand liggende taak om het land te verdedigen ook de rol op zich genomen het secularisme te bewaken en desnoods op te leggen. En dat zadelt de hervormers op met een dilemma van formaat. Enerzijds willen zij de invloed van de militairen terugdringen, maar anderzijds zijn onder die ‘bewakers van de erfenis van Atatürk’ wel de meest overtuigde voorstanders van de aansluiting met de Europese Unie te vinden. Dat uitgerekend een premier met islamitische roots nu op dat gebied in één jaar meer vooruitgang boekt dan al zijn voorgangers samen, zorgt voor verwarring. Romano Prodi, op vrijdag 16 januari de eerste Europese Commissievoorzitter ooit op bezoek in Turkije, noemde Erdogan samen met Atatürk en Turgut Ozal ‘een van de drie grote Turken in de verhoudingen tussen Turkije en Europa’. In elk geval levert het Tayyip Erdogan en de AK-partij veel krediet op, terwijl hij aanvankelijk vooral veel scepsis ontmoette. Maar hervormingen of niet, Erdogan zal het dus niet in zijn hoofd halen om de militairen tegen de haren in te strijken. In elk van de voorbije vier decennia heeft het Turkse leger wel eens een democratisch verkozen regering voetje gelicht. En Erdogan zelf zat een tijdje in de gevangenis op beschuldiging van het ‘aanzetten tot religieuze onverdraagzaamheid’.

GEEN KNOKPARTIJEN MEER

Als Turkije één ding nodig heeft in 2004, dan is het een gezonde en sterke oppositie. De AK-partij vertegenwoordigt immers maar 34 procent van het electoraat. Vroeger liepen debatten in de Turkse senaat geregeld uit op knokpartijen. Niemand die daar heimwee naar heeft, maar nu krijgt de AK-partij toch wel erg weinig tegenstand. De CHP (Republikeinse Volkspartij) was de enige andere partij die de kiesdrempel haalde, maar zij lijkt meer begaan met zichzelf dan met oppositie voeren.

Gelukkig is er de president die af en toe voor wat animo zorgt. Ahmet Necdet Sezer is een fervent secularist die er niet voor terugschrikt om politici die volgens hem een loopje nemen met de grondwet op het matje te roepen. In februari 2001 wierp hij toenmalig eerste minister Bülent Ecevit letterlijk een kopie van de grondwet naar het hoofd met de opmerking ‘of hij dit document al eens een keertje vastgenomen had?’ Sezer durft het zelfs aan de vrouwen van de huidige ministers te schofferen door hen op de Dag van de Republiek níét uit te nodigen voor de traditionele receptie in zijn zomerhuis omdat ze uit religieuze overtuiging een hoofddoek dragen. Maar een president is er natuurlijk niet om oppositie te voeren. Over het algemeen vallen er weinig incidenten te noteren tussen de AK-partij en het seculiere Turkije. Als we Tayyip Erdogan mogen geloven, zal secularisme ook in 2004 een essentieel onderdeel blijven van de Turkse democratie.

De Europese Commissie looft het werk van de regering-Erdogan, maar dringt tegelijkertijd aan op een snellere en striktere toepassing van de gewijzigde wetten. Dat geldt ook voor het respecteren van de rechten van minderheden binnen de Turkse grenzen. De realiteit toont aan dat nog niet alle neuzen richting Brussel staan. Vooral bij lokale gezagsdragers blijkt het maar moeilijk door te dringen dat de tijden zijn veranderd. Zo werd in een stadje in Oost-Turkije de start van een cursus Koerdisch voor onbepaalde tijd opgeschort omdat de brandtrap niet veilig bleek – in Turkije een volstrekt ongeloofwaardig argument. En deze maand nog werd de minister van Cultuur Erkan Mumcu langs rechts voorbijgestoken door nationalistische actievoerders. Ondanks ministeriële goedkeuring en zelfs expliciete steun (‘We mogen de fouten uit het verleden niet opnieuw maken’ dixit Mumcu) hield de distributeur de film Ararat weg uit de bioscoop. Ararat behandelt de Turkse genocide op de Armeniërs, kort na de Eerste Wereldoorlog. Officieel heette het dat de film niet goed genoeg was, maar de campagne van nationalisten tegen deze ‘anti-Turkse’ film gaf ongetwijfeld de doorslag voor de ‘censuur’. Minderheden die hun culturele rechten doen gelden, het is nog lang niet vanzelfsprekend in het land van Tayyip Erdogan.

GOEDNIEUWSSHOW

De economie trekt opnieuw aan, de lokale verkiezingen in maart zijn nu al gewonnen spel, de terreurgolf is gestopt, de toeristen komen opnieuw naar Turkije, goede punten van het Internationale Monetaire Fonds… voor Erdogan lijkt het wel een goednieuwsshow de laatste tijd. Dat geeft hem de luxe zich te kunnen concentreren op de buitenlandse politiek. De drie belangrijkste agendapunten voor 2004 zijn het mogelijke EU-lidmaatschap, de kwestie Cyprus en de situatie in Irak. In alle drie de zaken geeft de regering-Erdogan blijk van groot zelfvertrouwen.

Erdogan beseft dat hij kan scoren als het probleem Cyprus voor 1 mei – datum van toetreding van het Griekse deel van het eiland tot de EU – ten minste een aanzet tot oplossing krijgt. Hij is er ogenschijnlijk in geslaagd een Turks front te vormen om de vastgelopen onderhandelingen over de eenmaking van het eiland opnieuw op gang te trekken. Erdogan wil het probleem Cyprus zo gauw mogelijk van de agenda zien verdwijnen, omdat het door Europa als hinderpaal wordt gezien voor mogelijke Turkse toetreding tot de Europese Unie. ‘Eerst Cyprus, de rest volgt wel’ luidt het sinds eind december in de coulissen in Ankara.

De kwestie Irak kan de regering Erdogan volgen vanuit de geruststellende wetenschap dat de weigering van het parlement in maart 2003 om de Amerikaanse troepen een noordelijk front op Turkse bodem te laten openen, geen blijvende schade met Washington heeft veroorzaakt. De laatste week van januari mag Erdogan op staatsbezoek bij George W. Bush. Daar zal hij te horen krijgen dat er rust moet komen in het oostelijke deel van de Middellandse Zee – lees: een oplossing voor het probleem Cyprus. Erdogan van zijn kant wil Bush nogmaals diets maken dat Turkije niet wil weten van een verdeling van Irak op basis van etnische criteria – lees: geen autonomie voor de Koerden. Maar eerst ontmoette Erdogan VN-secretaris-generaal Kofi Annan in Davos. Beide heren hopen elkaar ongetwijfeld terug te zien op de receptie na de ondertekening van het plan voor eenmaking van Cyprus.

Als er één ding is waar de regering-Erdogan op wil worden afgerekend, dan is het op het afdwingen van een startdatum voor onderhandelingen over de toetreding tot de Europese Unie. Sinds 11 september 2001 wordt enkel nog in termen van problemen gesproken als het over moslims gaat. Erdogan beseft dat Turkije in de unieke positie zit om dat negatieve discours te doorbreken. Niets zou op dit moment een grotere aanmoediging voor de democratische krachten binnen de islamitische wereld zijn dan de integratie van een moslimland binnen de Europese Unie. Groen licht vanuit Brussel betekent dat Turkije definitief kiest voor een pro-westers, modern, democratisch staatsbestel. Dan kan het land een democratisch ijkpunt worden in een gebied dat strekt van de Balkan over de Kaukasische republieken tot het Midden-Oosten.

70 MILJOEN MOSLIMS

Het debat over de toetreding is vaak ongenuanceerd en bijzonder emotioneel. De Turkse pers bloemleest dagelijks uitspraken van iedereen die van ver of dichtbij iets te maken heeft met Brussel als het gaat over de kansen van Turkije. De Duitser Günter Verheugen, Europees commissaris bevoegd voor de uitbreiding van de Europese Unie, is in Turkije even bekend als popster Tarkan. Belangrijkste rem op het enthousiasme waarmee de regering-Erdogan haar Europese ambities probeert te verwezenlijken, is misschien nog wel het ongeloof van de eigen bevolking. Is de Europese Unie een ‘kliek van christenen’, zoals de meest cynische Turkse waarnemers stellen? Of is de Unie bereid 70 miljoen moslims in haar ledenbestand op te nemen? Veel Turken, hoewel voorstanders van toetreding, zijn ervan overtuigd dat het ook dit keer niets wordt. Bij hen leeft sterk de overtuiging dat de Europese media en autoriteiten enkel aandacht hebben voor de tekortkomingen van Turkije, niet voor zijn verwezenlijkingen.

En dan is er natuurlijk die reële maar tegelijk ongrijpbare angst bij de Europeanen voor de islam. Erdogan doet er op binnenlands vlak alles aan om zijn AK-partij als een conservatieve democratische partij voor te stellen, eerder dan als een islamitische partij. Op internationaal vlak wil hij zijn partij positioneren daar waar in Europa de traditioneel christen-democratische partijen het veld bezetten. Dat is toevallig de hoek van waaruit Turkije de meeste tegenwind krijgt op weg naar Europa. Aan de andere kant van het spectrum riepen de daders van de bomaanslagen in november in Istanbul Turkije als doelwit uit, uitgerekend vanwege de pro-westerse koers die het land vaart. Turkije kent in deze discussie eerder zijn vijanden dan zijn vrienden. Hoewel het tij langzaam lijkt te keren. Steeds meer politici, onder wie de Amerikaanse diplomaat Richard Holbrooke en de Duitse kanselier Gerhard Schröder, zien de brugfunctie van Turkije werkelijkheid worden.

Voor- en tegenstanders zijn het erover eens. De regering-Erdogan heeft een aantal ingrijpende beslissingen genomen die belangrijk zijn voor de toekomst van het land – en die door een coalitieregering nooit gerealiseerd zouden zijn. Erdogan kan geschiedenis schrijven. Bestaat er zoiets als een momentum voor Turkije, dan is het nu wel. 2004 wordt het jaar van de Turken, of het wordt niets.

Dirk Vermeiren

Belangrijkste rem op de Europese ambities van de regering-Erdogan is misschien nog wel het ongeloof van de eigen bevolking.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content