Het Belgische gerecht was lange tijd berucht om zijn mediaschuwheid. Onder meer door de aanstelling van persmagistraten kwam daar de voorbije jaren verbetering in. En nu zijn zelfs de televisiecamera’s welkom in de rechtszaal, voor series als De rechtbank en De Ridder. Aansluitend op die laatste fictiereeks verschijnt deze maand het boek Parket magistraal, waarin vier vrouwelijke magistraten openhartig praten over hun werk bij het parket in Gent. ‘Als advocaat lees je het dossier in functie van je cliënt. Wij, als Openbaar Ministerie, zoeken naar de hele waarheid.’

We zitten op de derde verdieping, tussen hoge muren van vensterglas, in het meest transparante der Vlaamse justitiegebouwen, dat van Gent. Bernadette Baeyens maakt net als An Schoonjans en Caroline Dewitte deel uit van het team ‘algemeen recht en zware criminaliteit’ van het Openbaar Ministerie. Ze heeft er een paar weken ‘assisen’ op zitten. Ilse Vandenbroucke, die iets later binnenkomt, is voor even de dossierlawine op haar afdeling sectie ‘jeugd en gezin’ ontvlucht. Hoe moeten we hen noemen of hun taken omschrijven, vragen we. Ze zuchten. De taak van een parketmagistraat is zo divers als de functiebenamingen: procureur, substituut, ‘Openbaar Ministerie’. Hun baas is de procureur des Konings, gemeenzaam ‘de PK’ genoemd. In Gent heet ‘de PK’ Johan Sabbe. Aan arbeidskracht heeft het Sabbe nooit ontbroken, evenmin aan de ijver om ‘zijn’ dienst op frisse wijze aan de buitenwereld te presenteren. Getuige de tv-reeks De Rechtbank, waarvoor Gent als eerste gerecht de camera’s tijdens zittingen binnenliet. Getuige ook de VRT-reeks De Ridder, en het boek Parket Magistraal waarin de vier dames, de échte De Ridders, het team van Sabbe een gezicht geven.

Baeyens, Schoonjans en Dewitte kozen na een aantal jaren aan de balie voor ‘de andere kant’. Ze handelen niet langer in het belang van een cliënt, maar in dat van de hele samenleving. Ilse Vandenbroucke was al tijdens haar rechtenstudie gefascineerd door de magistratuur. Alle vier vinden ze wel dat dit werk hen harder heeft gemaakt. Vandenbroucke: ‘Je kunt je niet door álles laten raken, dan is het niet meer werkbaar.’

Speelt de serie De Ridder zich af binnen realistische krijtlijnen?

Bernadette Baeyens: Het is fictie. Juridisch is het correct, maar de kans dat wat het hoofdpersonage onderneemt bij ons gebeurt, is klein.

An Schoonjans: De Ridder is veel op de baan. Wij moeten de meeste dossiers op het bureau verwerken. Zij handelt één zaak per aflevering af. En wij (kijkt rond), hoeveel gaan er per dag door onze handen? Tientallen? Meer? (iedereen lacht) Wij krijgen oproepen op de gsm en op de vaste lijn, terwijl er politiemensen aan ons bureau zitten voor een bespreking en er nog drie mensen aan de deur staan te wachten.

Baeyens: Het is eigen aan deze job: de korte stress en het vele, wisselende werk.

Ook eigen aan de job: loopbaanonderbreking, ouderschapsverlof, palliatief verlof of deeltijds werken zijn onmogelijk.

Ilse Vandenbroucke: Je weet het als je eraan begint: we hebben nagenoeg geen statuut.

In het boek staat een aangrijpend verhaal over de hoogzwangere Bernadette Baeyens die ter plaatse komt bij een zwaar verkeersongeval. De lichamen van de slachtoffers, allemaal kinderen, zijn volledig verhakkeld. De vader vraagt of hij een van de slachtoffers, zijn dochtertje, thuis mag opbaren. Het meisje blijkt onthoofd te zijn. Op vraag van Baeyens heeft de wetsdokter het kind dan ‘hersteld’ zodat de vader zijn wens vervuld zag.

Baeyens: Sommige verhalen raken je eigen leefwereld. Maar zodra het dossier in volle gang is, handel je professioneel, juridisch correct, en soms ook hard. Als je bij ernstige zaken ter plaatse gaat, word je vaak geconfronteerd met het feit dat het leven plots ophoudt terwijl alles erop wijst dat het leven hoorde door te gaan. Je ziet een wasmachine vol kinderkleren, een gedekte tafel…

Vandenbroucke: Als je om veiligheidsredenen een kind buiten het gezin moet plaatsen, houdt het leven ook op: bij het kind, de familie en de omgeving kantelt alles. Wij zijn diegenen die het mee doen kantelen. In de jeugdrechtbank merk je wat jouw beslissing teweegbrengt. Een jongen en een meisje komen op de zitting, met hun mama en papa erbij. De twee kinderen moeten worden geplaatst omdat ze ernstig verwaarloosd zijn. Opeens hoor je een van de kinderen zeggen: ‘Ik zou zo graag naar huis gaan.’ Zo’n zinnetje snijdt in je vel. Hoe erg de feiten ook zijn, de loyaliteit naar ouders toe blijkt vaak grenzeloos.

Baeyens: Wij zijn soms de boeman omdat wij moeten ingrijpen in crisissituaties en bij menselijke drama’s.

Schoonjans: Er is ook zelden tijd om lang na te denken. De politie belt je op, ze hebben een lijk gevonden of houden iemand in bedwang, en dan moet jij liefst binnen de minuut beslissen wat er moet gebeuren.

Sommige beslissingen vragen wellicht meer tijd. Zoals bij die twee kinderen die zonder ouders leefden.

Vandenbroucke: De twee kinderenvan vijftien en zestien jaarwaren verlaten door de moeder en beredderden zich perfect, ze kookten hun potje, gingen naar school, waren zelfs modelleerlingen. In het weekend klusten ze bij om de kosten te betalen. Hun moeder lieten ze ook niet meer binnen. Hun verhaal zal me altijd bijblijven. Het was geen simpel dossier. Toen we hen vonden, vroegen die kinderen: ‘Je gaat ons hier toch niet wegtrekken? We kunnen het echt aan.’ En eerlijk waar, ze deden het ook schitterend. Moet je die kinderen dan elders plaatsen? Anderzijds, kon je minderjarigen aan hun lot overlaten? Stel dat er iets gebeurde, dan zou het zijn van ‘ja maar het parket was op de hoogte’. Na overleg is de vader uiteindelijk bij de kinderen komen inwonen. Het eindigde goed, maar ik heb toen echt voor dilemma’s gestaan.

Krijgen jullie vaak klachten?

Schoonjans: Er komen op het Gentse parket jaarlijks 220.000 nieuwe dossiers binnen. Volgens onze baas krijgen we per jaar amper twintig klachten. Die gaan meestal over eengebrek aan communicatie.

Terwijl jullie communicatie zo hoog in het vaandel dragen, getuige dit boek

Caroline Dewitte: We spreken in het boek enkel over afgesloten dossiers.

Schoonjans: We zijn gebonden aan het beroepsgeheim, maar we kunnen wel in het algemeen praten over wat we doen en waar we voor staan. Over zedenzaken, de delicaatste van allemaal, zijn we steeds discreet.

Er loopt nog steeds een verkrachter rond in het Citadelpark.

Schoonjans: Daarover communiceren we dus niet. Verkrachtingszaken, bekend als Code 37, hebben intern wel de grootste prioriteit. Zodra zo’n zaak hier binnenkomt, gaat het grote alarm af en is het alle hens aan dek.

In de tv-serie gaat het hoofdpersonage Helena De Ridder gedegouteerd bij de balie weg. Was dat bij jullie ook zo?

Schoonjans: Ik ben niet uit afkeer vertrokken. Mijn acht jaar bij de balie waren een fantastische tijd. Tot die éne zaak kwam. Ik verdedigde een man die zijn onschuld uitschreeuwde. Op basis van elementen in het dossier had ik genoeg redenen om dat te geloven. Ik ging voluit voor mijn cliënt en verkreeg de vrijspraak. Enige tijd daarna zei die man me dat hij die feiten wel had gepleegd. De impact voor die slachtoffers was gigantisch groot.. (zucht) Dat druiste zo in tegen mijn rechtvaardigheidsgevoel dat ik toen heb besloten om te stoppen als advocaat.

Zijn jullie, de zogenaamde ‘staande’ magistraten, dan rechtvaardiger?

Baeyens: Als advocaat lees je het dossier in functie van je cliënt. Wij, als Openbaar Ministerie, zoeken naar de hele waarheid en bekijken het volledige plaatje.

Dé waarheid, of dé rechtvaardigheid: bestaat die wel?

Baeyens: Als een advocaat zegt dat hij de feiten op zijn manier ziet en ik ga niet akkoord, dan ben ik in zijn ogen ook niet rechtvaardig bezig. Wat betekent dan rechtvaardigheid? Wij doen er naar eer en geweten alles voor om professioneel onderzoek te voeren, beslissingen te nemen of een straf te vorderen.

Kunnen eigen waarden en normen het werk niet beïnvloeden?

Baeyens: Bij Roma-zigeuners mogen minderjarige meisjes zwanger worden. Wij zouden inderdaad kunnen denken ‘dit hoort niet’. In welke mate ga je de normen en waarden die gemeengoed geworden zijn binnen de maatschappij opleggen aan een bevolkingsgroep die andere waarden heeft? Kijk, je moet altijd naar een evenwicht zoeken. De hamvraag is: wanneer is iets veilig genoeg binnen een aparte groep en komt het niet in conflict met wat in de brede maatschappij gangbaar is?

Vandenbroucke: Bij de sectie ‘jeugd en gezin’ vertrekken we altijd vanuit het kind. Soms is de situatie waarin een kind zit niet helemaal oké, maar is ze nog steeds beter dan elk mogelijk alternatief. Het is niet omdat het kind in een milieu leeft dat sommigen als marginaal bestempelen, dat het niet graag gezien wordt. Soms doe je meer kwaad dan goed als je het kind uit z’n nest wegneemt. Die afweging maak ik de hele tijd.

Baeyens: We hebben ooit een dossier gehad van een gerechtsdeurwaarder die bij een uitzetting een gehandicapt kind in een kooi had aangetroffen. Wij stuurden er meteen de wetsdokter naartoe. Hij stelde vast dat het om een zwaar autistisch kind ging waarvoor geen opvangmogelijkheden bestonden. De kooi, die twee vierkante meter, waren voor hem een soort veiligheid, want als hij eruit kwam, sloeg hij tilt. Het ging dus niet om ouders die hun kind opsloten en er zich niets van aantrokken, nee, de ouders hadden met hun kind het beste voor. De dokter stelde dat hij respect had voor de oplossing die zij hadden gevonden. Ziet u hoe je oordeel gekleurd kan zijn als je de context en de feiten niet kent?

Vandenbroucke: Daarom is het ook belangrijk dat wij veel samen zitten en met elkaar bespreken.

Voor parketmagistraten is er geen psychologische bijstand.

Dewitte: De politie krijgt die wel, wij niet. Doorgaans hoeft dat ook niet, maar in sommige gevallen zou het nuttig zijn. We hebben wel steun aan elkaar. We krijgen veel te zien in dossiers, ook foto’s van kinderporno. Afschuwelijk. Dat went nooit.

Schoonjans: Of ernstige mishandelingen, slachtoffers van verkrachting, gruwelbeelden. We bekijken die als magistraat, als vrouw, als mens, als wie we zijn. Soms is het slikken.

Baeyens: Je kunt dat thuis ook niet gaan vertellen. Overal blijf je gebonden aan dat beroepsgeheim.

Schoonjans: Als we avonddienst hebben, worden we voor ernstige zaken thuis opgebeld. Dan sta je soms in de kookpotten te roeren, of teken je net de agenda van je kinderen. Toch proberen we die zaken zo min mogelijk in onze omgeving te laten binnendringen.

Waarom heeft jullie baas, procureur des Konings Johan Sabbe, voor zo’n uitgesproken vrouwelijk korps gekozen?

Schoonjans: Zeventig procent van ons korps bestaat uit vrouwen, dat klopt. Het is wel de Hoge Raad voor Justitie die de kandidaten beoordeelt.

Vandenbroucke: Misschien is dat bij andere parketten ook het geval? Onze verhalen zijn niet uitzonderlijk. Alle parketmagistraten, man of vrouw, werken op deze manier.

Toch is het weer Gent dat de inkijk biedt: na de Gentse Flikken, de Gentse Ridders.

Dewitte: Gent was inderdaad vaak de pionier. Toen Woestijnvis de serie De Rechtbank wou maken, was Gent meteen mee. Onze baas zei ons: ‘Als jullie werken zoals het hoort, mag daar gerust een camera bij staan.’

Maken jullie soms fouten?

Schoonjans: We zijn mensen. Iedereen maakt fouten, maar we proberen in alle omstandigheden ons uiterste best te doen.

Vandenbroucke: Dat is niet altijd eenvoudig. Je stelt je bij tussenkomsten in gezinssituaties vaak de vraag: is dit je juiste beslissing, of moet je iets anders beslissen om erger te voorkomen?

Zoals een familiedrama.

Vandenbroucke: Inderdaad. Als er een drama ‘binnenkomt’, is onze eerste reflex: hadden we dit kunnen voorkomen?

Baeyens: En heel soms blijkt dat er antecedenten waren. Toch loopt het in de meeste dossiers na beslissingen van het parket wel goed af.

Vandenbroucke: Ook de dossiers die goed afliepen, blijven lang hangen. Misschien klinkt het wat idealistisch, maar vaak kunnen we een kind een betere toekomst geven. Neem de baby’s die in het ziekenhuis worden achtergelaten en waarvan de moeders niet worden geïdentificeerd. Als je een pleeggezin vindt en je ziet na jaren hoe goed het kind het doet, dan geeft dat een bijzonder blij gevoel.

Baeyens: Ik zie het ook bij moordzaken. Ik vind het fijn achteraf te vernemen dat een kind dat zoiets ergs heeft meegemaakt het toch goed maakt, ook al zit de vader in de gevangenis, ook al is de moeder gestorven. Het kind kreeg mogelijkheden en heeft een toekomst die naam waardig, in een opvanggezin bijvoorbeeld. Het is niet omdat een dossier afgesloten is, dat je er niet meer mee bezig bent.

Behalve stressbestendigheid en besluitvaardigheid behoort ook empathie tot jullie noodzakelijke vaardigheden.

Vandenbroucke: Je leert wel aanvaarden dat je zelden een beslissing neemt waar iedereen tevreden mee is.

Schoonjans: Soms wel, hè, bij bemiddeling in strafzaken bijvoorbeeld. Bij jeugdzaken is dat inderdaad moeilijker.

Mag je als parketmagistraat een buikgevoel hebben?

Vandenbroucke: Het is belangrijk dat je aanvoelt dat iets niet in orde is. Dan begin je te zoeken. Het beïnvloedt je beslissing niet, het stimuleert je wel om zaken grondig uit te spitten.

Baeyens: De beslissing zelf maak je nooit vanuit de buik.

Wie Parket magistraal leest, krijgt wel de indruk dat Gent zich graag op de borst klopt, voor zijn lik-op-stukbeleid bijvoorbeeld, en het installeren van een drugbehandelingskamer.

Schoonjans: Dat lik-op-stukbeleid zie je ook in Antwerpen of Kortrijk. De drugbehandelingskamer is iets anders, daarin is Gent wel degelijk de voorloper. Justitie zou die willen implementeren in heel België.

U roept ook op om een nationale woordvoerder aan te stellen.

Schoonjans: Ja. In De Zevende Dag gaat het soms over het Openbaar Ministerie, zoals in de discussie over de Salduzwet. Wie is er in zo’n debat dan steevast afwezig? Juist dat Openbaar Ministerie. We hebben echt een woordvoerder nodig die alles kan verduidelijken. De samenleving heeft het recht te weten hoe ze wordt vertegenwoordigd.

Die samenleving zegt ook: wat voor zin heeft al dat gedegen onderzoek bij de parketten, als de dief of geweldenaar na een paar dagen toch weer op vrije voeten komt?

Schoonjans: Precies daarom is het niet slecht die verschillende instanties en taken binnen justitie juist te duiden.

Naar aanleiding van de film Het Vonnis schreef De Morgen dat moordenaars niet zozeer vrijuit gaan door procedurefouten, maar door volksjury’s die vooral uit kappers, poetsvrouwen en ‘stempelaars’ bestaan. Hoe staan jullie daartegenover?

Baeyens: Ik zie in de assisenjury’s ook veel werkende mensen zitten, leerkrachten, bedienden, ambtenaren, noem maar op. De juryleden werken ernstig. Ze stellen veel vragen en weten wat hun verantwoordelijkheid is. Zonder vertrouwen in die volksjuryzou ik geen assisen willen doen.

En dan is er in Gent hét volksdossier der volksdossiers: het verdwenen paneel van het Lam Gods, ‘de rechtvaardige rechters’, dat zit ook bij een van jullie parketmagistraten.

Dewitte: Onze plaatselijke ‘Da Vinci Code’, dat zit bij mij. Het is geen topprioriteit, maar ik geloof er wel in dat we het paneel zullen terugvinden, en natuurlijk zou ik dat zelf willen meemaken. Het zou wel het einde betekenen voor de hobby van een heleboel mensen. U kunt zich niet voorstellen hoeveel Vlamingen nog actief aan het zoeken zijn. Het Lam Godsdossier wordt ook op een speciale plek in onze kelders bewaard, in drie oude kartonnen mappen waarop in koeien van letters staat ‘mag nooit vernietigd worden’.

DOOR MARIJKE LIBERT

Vandenbroucke: ‘Je leert wel aanvaarden dat je zelden een beslissing neemt waar iedereen tevreden mee is.’

Schoonjans: ‘Er komen op het Gentse parket jaarlijks 220.000 nieuwe dossiers binnen. Volgens onze baas krijgen we per jaar amper twintig klachten.’

Baeyens: ‘Sommige verhalen raken je eigen leefwereld. Maar zodra het dossier in volle gang is, handel je professioneel.’

Dewitte: ‘Onze baas zei ons: “Als jullie werken zoals het hoort, mag daar gerust een camera bij staan.”‘

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content