Jan Braet
Jan Braet Jan Braet is redacteur cultuur bij Knack.

‘In Amerika geboren en getogen, werd ik geformuleerd als een Europeaan, als een individu.’ Peter Doroshenko zegt waar hij staat in de wereld en in de kunst, en waar hij met het SMAK heen wil, als opvolger van Jan Hoet.

Als ze hem vragen wat zijn achtergrond is, zegt hij Oekraïens-Amerikaans. Als kind met z’n ouders naar de Verenigde Staten geëmigreerd, had Peter Doroshenko tegelijk het gevoel deel te nemen aan een culturele ervaring van ergens ver weg. In al zijn doen en laten speelt zijn ‘cultureel trans-talige’ situatie een sleutelrol. Zijn komst naar het Gentse SMAK bekijkt hij dan ook als een natuurlijke evolutie. De landstaal wil hij zich snel eigen maken, om deel te kunnen uitmaken van de gemeenschap. Met België was hij al vertrouwd door vele reizen en onderzoekingen. ‘Het is een leer- en levensexperiment, ik ben naar hier gekomen om een positieve stempel te drukken op wat er in het SMAK gebeurt.’

Doroshenko, door een internationale jury onder leiding van Harald Szeemann (‘Mijn grootvader’, dixit Jan Hoet) verkozen, vestigt zich eind dit jaar in het land, en maakt in mei 2004 zijn eerste tentoonstelling met Pascale Marthine Tayou. Een keuze met symboolwaarde. Tayou is een Afrikaanse kunstenaar die in België woont, in 1996 door Jan Hoet in De Rode Poort werd getoond, en later door Doroshenko’s Inova in Milwaukee. Aangetrokken om de positie van het SMAK te consolideren, zal de Oekraïense Amerikaan met de gedrevenheid van zijn voorganger het museum allerminst op zijn lauweren laten rusten.

Het lijkt wel of de kunstwereld permanent onder druk staat en boven zijn toeren draait. Wat is er aan de hand?

PETER DOROSHENKO: Het verontrust me een beetje dat de hele wereld zo weinig tijd heeft. De studie van het boek van Peter Osborne over het concept tijd was erg belangrijk voor mij. Ik heb dat proces proberen te ontleden, omdat er zoveel recente werken gemaakt zijn over het besteden van erg weinig of juist zeer veel tijd. Ik stond daar nooit bij stil, in mijn schooltijd of later als curator. Zelfs tien jaar geleden kwam dat gewoon niet bij mij op. Maar onlangs op de Biënnale van Venetië viel het mij weer op hoe alles draait rond tijd: de meeste mensen besteden zo weinig tijd aan nadenken, het gaat allemaal om reageren. Je kunt evengoed naar een grootwarenhuis, een amusementspark of de bioscoop gaan. Het gaat niet om denken, maar om reageren. Het stemt me treurig wanneer iedereen zoals in een lachpaleis zit te wachten op een verrassing of iets bizars. Nu willen de meeste kunstenaars zich daar niet toe lenen. Ze zijn zeer ernstig, eerlijk en gedreven met hun werk bezig. Zozeer dat de kijker soms afgekoppeld raakt. Hoe moet je hem er nu als curator of als criticus opnieuw bij betrekken? Dat is de zwaarste klus. Instellingen en musea zullen dubbel zo hard moeten werken als voorheen. Vroeger hing je gewoon iets aan de muur, de mensen kwamen, raakten betrokken, discussieerden. Het is een beetje ingewikkelder geworden. Dat is de flux, de voortdurende verandering waarin we nu zitten.

Welk antwoord hebt u daarop gevonden?

DOROSHENKO: Ik heb het antwoord niet, noch heeft iemand anders het, denk ik. Hoe reageer je snel genoeg om dat algemene probleem onder controle te krijgen? De wereld verandert omdat de communicatie zo snel gaat. Hoe kan een kunstenaar gelijke tred houden met het nieuws dat onmiddellijk van over de hele wereld binnenstroomt? Niet alleen het nieuws, maar ook het diepgravend onderzoek: wat en waarom iets gebeurd is. De kunstenaars proberen sneller te reageren om niet kopje-onder te gaan, om in de zogenaamde avant-garde te blijven, als zoiets nog bestaat. En de kijker moet op zijn beurt de kunstenaar achternarennen, om te weten wat er gebeurt.

Loopt de kunst die tijd vraagt om te worden gezien dan niet het gevaar om ‘onzichtbaar’ te blijven?

DOROSHENKO: Er is een kolkende instroming in de kunstwereld, waarmee de meeste mensen geen raad weten. Ze keren terug naar een comfortzone, naar zeer traditionele dingen, stijlen en namen die hen vertrouwd voorkomen. Want als je je in de onzekerheid begeeft, in het instromingsgebied, zul je dubbel zoveel moeten werken dan je gewend was, om te begrijpen wat er gebeurt, waarom het gebeurt, en hoe lang het zal duren. Dit creëert ook twee verschillende scenario’s in de kunstwereld. Zij die een veeleer conservatieve agenda hebben, zeker zijn van hun zaak en ver van het onbekende blijven, en zij die in een groter scenario geïnteresseerd zijn: hoe kunst een grotere rol kan krijgen in het sociale en het politieke veld, kunst als levenservaring. Beide zitten op een andere golflengte, en drijven allicht verder uiteen. Ze communiceren niet echt met elkaar. Misschien respecteren ze elkaar, misschien ook niet. Het is te vroeg om het te zeggen.

Maar het zijn zeer vreemde tijden, wanneer je op de Biënnale zeer interessant werk ziet dat niet rijmt met het grotere plaatje. Je moet eigenlijk naar een aparte tentoonstelling of naar het atelier van de kunstenaar gaan om je volledig in te leven in hetgeen hij probeert te zeggen. Want dat strookt niet noodzakelijk met de hele machine, het mechanisme van de kunstwereld dat in New York bepaald wordt. Het is vervelend en dwaas, bij gebrek aan een beter woord: je gaat, spendeert twee dagen om alles te bekijken en je ziet niets. Je herinnert je niets, en het verschilt in niets van een weekendje winkelen.

Ziet u, vanuit zo’n kritische houding, uw roeping dan als het onder uw hoede nemen van kunst die meer tijd nodig heeft eer ze getoond kan worden? En vervult dit de verwachtingen van een stad als Gent, die het SMAK toch als een internationaal topmuseum uitspeelt?

DOROSHENKO: Bedenk dat ik niet de uitvinder ben van het vigerende systeem. Het was er al, maar zijn vreemde dynamiek wordt verder gevoed, of ik daar nu voor of tegen ben. Eigenlijk ben ik er persoonlijk tegen. Ik ben in dit beroep gestapt om kunstenaars te verdedigen en te helpen bij het creëren van iets aparts, unieks en boeiends, want het systeem geeft hen geen ruimte om te ademen. Het draait allemaal om een formule. En als ik in formules geïnteresseerd was, was ik beter scheikundige of mathematicus geworden. De opgestelde formules zijn bijzonder oneerlijk. Vooral voor jonge kunstenaars die hun eigen werk proberen te maken.

Het boeiende aan een situatie als in het SMAK is dat het alles hoort te tonen. Zowel de opkomende mensen, de bekenden, degenen die bekend waren maar tussen de plooien van onze geschiedenis vallen, de meer gevestigde waarden. En het probeert alle aspecten te tonen van wat er in de wereld gebeurt. En dat is vandaag erg zeldzaam. Slechts heel weinig instellingen in de wereld doen dat. In Amerika bijna geen. Het is immers veel comfortabeler om in een formule te vervallen – een valstrik: je toont je collectie, of tentoonstellingen met de kunstenaars uit de top-vijftig, zoals je de televisie aanzet en naar een tennismatch kijkt: het zijn dezelfde vijftig tennissers, op een of twee na. Iemand die te oud is, valt uit, een jongere neemt zijn plaats in. Maar er gaat iets geruststellends van uit, want het zijn dezelfde vijftig namen. Zo gaat het er jammer genoeg ook voor een groot deel in de kunstwereld toe.

Om zijn reputatie hoog te houden, kan het SMAK de top-vijftig tonen. De geschiedenis van het museum wijst uit dat het die formule eigenlijk aan zijn laars lapt, en het systeem de stuipen op het lijf jaagt. Dat was het geheim van Jan Hoet.

DOROSHENKO: O ja. Je hebt altijd een balans nodig. Bekenden en onbekenden. Ik geloof er rotsvast in dat, om directeur van het SMAK te zijn, je jezelf ontwikkelt in aanwezigheid van het publiek. Natuurlijk, je zult successen en mislukkingen hebben. Maar dat is de grote vreugde van in leven te zijn. Het is al te eenvoudig om conservatief en politiek correct te zijn. Als je in de val trapt, doe je nooit echt de juiste dingen. Dan ben je altijd schatplichtig aan een systeem. En hoe krijg je nu ooit iets gedaan in dit specifieke tumult? Ik denk altijd aan kunst, ik denk altijd aan kunstenaars, ik denk aan hoe alles in elkaar past. En soms zijn er geen antwoorden. Maar dat is in orde. Want als je naar een antwoord zoekt, stelt dit je misschien voor meer vragen. Als ik een tentoonstelling maak, als ik iets schrijf, als ik mezelf engageer met een kunstenaar in het atelier, nadenkend voor en na, dan word ik soms gelukkiger, soms treuriger, soms boos. Maar dat is een volmaakt menselijke reactie, die je dwingt om jezelf verder te ontwikkelen. Of misschien moet je de kunstenaars meer ondervragen, moeten zij zich meer engageren, met betrekking tot hun werkstijl- of proces. Dan wordt het een tweerichtingsstraat, waarin geen echte opkomende of gevestigde waarden bestaan.

Was het SMAK een evidente keuze voor een man die een soort beschermende cocon voor kunstenaars in Milwaukee leidde? Waarom dacht u in Gent uw ideeën te kunnen realiseren?

DOROSHENKO: Gent met Milwaukee vergelijken, is niet echt eerlijk. Milwaukee is een stad van 1,4 miljoen mensen, maar hoevelen kwamen er werkelijk naar het stadscentrum? Waarschijnlijk erg weinig. Elke stad is verschillend, net als het publiek wat ze bereiken. Maar de redenen om me voor Gent te engageren, hebben zowel te maken met het SMAK zelf, de stad Gent en het land België – een ruimere en meer complexe situatie als je niet louter kijkt naar het geografisch gebied, maar naar de mensen. Tijdens al de bezoeken die ik de afgelopen vijf jaar heb gebracht, aan Brussel en Gent, zag ik de passie, het engagement en het sérieux van verzamelaars, handelaars, kunstenaars en museumprofessionals. Dat is iets enigs in de wereld. Niet zonder reden kozen verschillende van mijn vrienden die ik getoond heb in Milwaukee om in België te leven. Ze immigreerden uit Afrika of andere delen van de wereld naar een land met zowel een lokaal als internationaal klimaat. Noem dat glocal. Sommige van de grootste steden ter wereld bieden dat ook min of meer, maar andere niet. Zo denk ik dat een stad als New York zeer provinciaal is.

Mijn instelling heeft enkele van de belangrijkste tentoonstellingen in Amerika gebracht, waar heel wat mensen op afkwamen. Dan komt zo iemand uit Brooklyn me zeggen ‘o, ik heb nog nooit van je gehoord’, hoewel we advertenties plaatsten en heel wat kunstenaars uit New York toonden. Dan denk ik, hoe verbazend, ik doe moeite om naar New York te gaan, naar Bangkok, naar Moskou, naar Sint-Petersburg, en die persoon doet niet eens moeite om New York te verlaten. Voor niemand of niets ter wereld. De wereld is zo vreemd. Tot in het belachelijke soms. Dan moet je voor jezelf uitmaken: hoe kan ik een positieve verandering teweegbrengen? Naar een plek als het SMAK of de stad Gent komen, is een natuurlijk scenario, om een aantal van Jan Hoets ideeën voort te zetten. Door met hem een tijdje in Venetië door te brengen, ondervond ik dat we veel artistieke ideeën delen. We behoren tot verschillende generaties, tot verschillende werelddelen, en toch zijn de gelijkenissen daar. Zo veel in feite, dat het me een ware vreugde is dat zoiets kan gebeuren.

Stellen de grote centra van de kunstwereld alleen de hiërarchie op, terwijl de frisse ideeën van buiten komen?

DOROSHENKO: In de afgelopen vijf jaar heb ik een verschuiving opgemerkt waaruit blijkt dat de traditionele kunstcentra geen benul hebben van waar ze mee bezig zijn. Om verschillende redenen, te complex om er nu op in te gaan. Maar de interessantste ideeën hebben zich in de periferie ontwikkeld, en dat is nog zo: Milwaukee, Columbus Ohio, Gent of Bologna. Het probleem is dat de grote kunstcentra niet weten hoe ze daarmee moeten omgaan. Ze zeggen altijd: wij zijn het belangrijkst, wij zijn het middelpunt van de media, van de handel. Maar als ze niets interessants doen, is dat allemaal geen stuiver waard. Heel wat kunstenaars willen naar die globale metropolen verhuizen. Doe maar, zeg ik, blijf daar een paar jaar, maar je kunt altijd terugkeren naar waar je zat en je op een serieuze manier engageren, want je bent welkom en straks worden wij de grote vis. De uittocht van kunstenaars naar de periferie is volop bezig. Ze krijgen er evenveel of zelfs meer kansen om tentoon te stellen, zich te engageren met het publiek dan in die grote centra.

Maar misschien niet om behoorlijk van hun kunst te kunnen leven?

DOROSHENKO: Ik denk dat slechts weinigen onder hen behoorlijk van hun kunst kunnen leven in die grote kunstcentra. Tien procent gaat het voor de wind, voor de andere negentig procent is het verschrikkelijk. Aan hen zeg ik almaar: keer terug naar waar je zat, creëer een nieuwe situatie, of denk aan een andere plek. Hoeveel kunstenaars wonen er niet in Londen of Parijs zonder er te exposeren. Ze exposeren op andere plekken, die zeer belangrijk zijn. De wereld verandert, de flux is aan de gang nu, waardoor alles veel sneller gaat veranderen, in een boel steden zoals New York is er geen geld meer voor kunst. De musea zitten op droog zaad, de stad en de staat besnoeien. Niemand spreekt erover, maar het systeem stort in elkaar. Hoe kunnen jonge kunstenaars daar dan enigerlei steun verwachten, een mogelijkheid om te exposeren? Het heeft geen zin.

Gaat u ook een engagement voor het leven aan zoals Jan Hoet?

DOROSHENKO: Voor mij wordt het een langetermijnverbintenis. En niet zomaar iets van pakweg vier, zes of acht jaar, en dan wég. Natuurlijk, het leven is vreemd en vele kansen dienen zich aan. Maar men moet zeer voorzichtig zijn in wat men doet en in zijn doelstellingen. En mijn doelstelling is het drukken van een stempel voor het leven. Wat ik doe, wil ik ook doen op mijn zeventigste en, zoals Harald Szeemann, ook daarna nog betrokken blijven. Ik zie mezelf niet op mijn zevenenzestigste zitten vissen – zonder connectie met de kunstwereld of met wat er in de wereld allemaal gebeurt – ergens aan een meer in Ohio of in Italië. Dat interesseert me niet. Dit is mijn leven, en natuurlijk is mijn leven zeer complex, waar de kunstwereld maar een aspect van is, zij het een belangrijk aspect. Ik moet doorgaan, in wat een natuurlijke progressie lijkt.

U betrekt ook uw familiesituatie in uw overstap.

DOROSHENKO: Ook dat is een natuurlijke progressie. Mijn dochter van vijf gaat naar het Lycée Français in Chicago, en dat al sinds drie jaar. Ze spreekt perfect Frans, en thuis spreken we uitsluitend Oekraïens. We spelen diverse spelletjes, leren verschillende woorden, of het nu Poolse, Russische, Spaanse of Japanse zijn. We spelen spelletjes zodat we als familie in een globale context leven, en mijn dochter een globale context kan hebben. Hoe ze de telefoon moet opnemen in het Japans, of dank u zeggen in het Pools. Zo leven wij als familie. Naar Gent verhuizen, bevestigt slechts wat mijn vrouw en ik al sinds de laatste twaalf, dertien jaar huwelijk doen. Wij zijn burgers van de wereld, en niet enkel van een stad in de Verenigde Staten. Dat hebben onze ouders ons bijgebracht: we zijn niet enkel dit of dat, we omhelzen hartstochtelijk andere scenario’s. Ik neem mij voor om naar België en naar Gent te verhuizen om er echt deel uit te maken van een gemeenschap, die te omhelzen en me er welkom te weten. Natuurlijk zijn het leren van de taal, de integratie in de samenleving en haar gewoontes, evenveel uitdagingen. Maar dat is niet het grote probleem. Het grote probleem is het overwinnen van alle angst om dat inderdaad te doen, want de meeste mensen zullen dat niet doen. Ik voel me er goed bij dat mijn vrouw en dochter die angst niet hebben. Natuurlijk zal er altijd angst zijn, maar niet in die mate dat je zegt: ik doe het niet.

Zo te horen is het uw levenshouding die u, al lang voor uw benoeming hier, op een dergelijke stap heeft voorbereid. Het globale burgerschap als ideaal?

DOROSHENKO: Er zijn museumprofessionals die in een globale context verhuisd zijn, zonder hun gemeenschap te omhelzen, en dat is de grootste mislukking. Ze begrijpen niet dat het geen zwakheid maar een kracht is, dat de regio waar je belandt je zoveel prachtige dingen biedt, buiten de instelling, buiten de kunstwereld. Dan word je een voorvechter en iemand die positieve uitwisselingen en interventies kan creëren, en niet alleen een hired gun, bij gebrek aan een beter woord, iemand die gewoon zijn job komt doen. Je kunt geen eiland zijn, dat is belachelijk. Daar is de wereld te complex voor. Als individu geloof ik rotsvast dat niemand een eiland kan zijn.

Als globale burger snijdt u ook gegroeide banden door, en neemt u het risico dat er in de nieuwe situatie belagers met lokale privileges u opwachten.

DOROSHENKO: Zoiets zal zich voordoen, waar je ook gaat. In Los Angeles, Gent of Moskou. Maar waarom in een luchtbel leven? Alleen mensen met medische problemen horen in een luchtbel te leven. Al de anderen die dat ook doen, schermen zichzelf mentaal af van de uitdagingen die op hen afkomen. Het komt erop aan, dat stadium te overschrijden en jezelf op de proef te stellen. En geloof me, als menselijke wezens en als individuen is het een hoop werk: gaan, en jezelf naar het volgende niveau brengen. Dat veronderstelt de bereidheid om verder te gaan. Dat is niet altijd gemakkelijk, maar dat heb ik altijd willen doen. Tijdens mijn schooljaren, en met mijn familie, reizen en verhuizen, talen en culturele scenario’s vanwaar we kwamen en vanwaar we naartoe gingen. Dat wordt hetgeen waar het op aankomt. Erop rekenen dat het honderd procent wordt, waar je ook gaat, is onmogelijk. Er zullen altijd critici zijn voor wie ik niet in hun formules pas, voor wie ik niet doe wat ze willen dat ik doe. Wat ik wil, is met het SMAK en met Gent op een lokaal en een internationaal niveau werken, voor ogen houdend wie we zijn, waar we vandaan komen en waar we naartoe gaan.

Jan Braet

‘Als ik in formules geïnteresseerd was, was ik beter scheikundige geworden.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content