In februari 2003 zou Georges Simenon honderd jaar geworden zijn. Luik gaat het vieren, en het oeuvre gaat de Pléiade in.

Hij wou de Nobelprijs, maar heeft hem nooit gekregen. Geld daarentegen… Hij schreef 193 romans onder zijn eigen naam en nog 200 onder 18 pseudoniemen. Hij zou 500 miljoen boeken verkocht hebben in 55 talen. Hij was geboren aan de arme kant van Luik, op 12 februari 1903. Zowel zijn moeder als zijn vader stamden uit ‘Vlaamse’, eigenlijk Limburgse families. Zijn moeder, Henriette, zou slecht Frans gesproken hebben. Er zaten bokkenrijders tussen de voorouders. Zelf was hij wars van vaderlandsliefde, nationalisme en oorlog. Hij had andere dingen aan zijn hoofd.

Maar in het jaar 1963 was Georges Simenon zestig jaar oud en grootvader, en volgens alle gangbare normen, ook die van hemzelf, écht rijk. Hij was terug uit Amerika en had in Europa een plek gezocht om neer te strijken met zijn ingewikkelde familie. Een comfortabele, charmante plek waar hij met rust gelaten zou worden, door de pers en zijn talrijke publiek en ook, mag men veronderstellen, door al te inhalige gezanten van de fiscus. Dat werd Epalinges, een dorpje in Zwitserland op een steenworp van Lausanne.

Hij had er zich een huis laten bouwen met uitzicht op het meer van Genève. Een huis, zelf ontworpen, samen met zijn vrouw Denise, voor een grote familie, een geweld van een huis, met appartementen voor de ouders, appartementen voor de kinderen, een etage voor het personeel, een vleugel kantoorruimte, kelders als machinekamers, kokers voor vuilschuiven, voor wasgoed, intercoms, een overdekt zwembad, alles gebouwd met uit de Verenigde Staten meegebrachte ideeën, en voor de eerste olieschok. Als een vergrote uitgave van een Belgische droom. Toen de droom vergiftigd bleek en de familie uit elkaar viel, trok de intussen oud wordende bedenker van vergiftigde scenario’s naar een huisje in Lausanne.

Nu woont John Simenon (53) in het huis, de zoon van Denise en Georges Simenon. Geboren in Arizona, zo goed als Amerikaan tot zijn vader hem, 18 jaar oud, vriendelijk vroeg of hij het erg zou vinden de Amerikaanse nationaliteit maar op te geven. ‘Om de waarheid te zeggen: om me niet naar Viëtnam te zien sturen. En voilà, geen Amerikaan meer, hoewel ik me in hart en geest nog heel Amerikaans voel. Geen dubbele nationaliteit of niets: alleen nog maar Belg.’ Hij bewoont het grote huis als in een permanente staat van voorlopigheid. Niet lang geleden heeft hij de verkoop, per opbod, van het meubilair georganiseerd, op het grasveld waar de grote living op uitkijkt.

Gestaag werkt hij zich doorheen de archieven van zijn vader. Op sommige vragen weet hij de antwoorden niet: die zitten nog in de archieven, verborgen. In meer dan één betekenis is hij beheerder van een patrimonium. En van het huis. Hij prakkiseert erover, wat hij ermee moet doen. Georges Simenon heeft het getekend, het hoort dus ook bij zijn ‘oeuvre’. In zekere zin. Maar het staat al jaren te verkommeren, het weer in orde maken zou een bom geld kosten. Het afbreken dan? Het verkopen? Ze zijn er niet uit.

John Simenon: En het oeuvre zelf. Mijn vader heeft ons een erfenis nagelaten die eigenlijk door twee mensen moest beheerd worden: zijn secretaresse en haar assistente. Ik denk echt dat hij verbaasd zou staan kijken als hij hoorde dat ik nu – ik ken het oeuvre nu vrij goed – schat dat we minimaal zes of zeven mensen voltijds nodig hebben voor dat werk. Uiteindelijk had ik de keuze: een nieuw bedrijf beginnen, of gespecialiseerde partners vinden die hiervoor de expertise in huis hadden.

De firma heet Georges Simenon Ltd. 85 procent van het kapitaal is in handen van Chorion IP Ltd, een Brits bedrijf dat onder meer ook de auteursrechten van Agatha Christie en Enid Blyton beheert. Die zorgen voor de herontplooiïng van dat oeuvre met al zijn mogelijkheden.

Het gaat over enorme sommen, uit vertalingen, tv, verfilmingen…

Simenon: Het feit dat we nu met Chorion werken, laat toe investeringen te overwegen in eigen verfilmingen, voor tv of voor de bioscoop. Werken met een Engelstalige firma biedt een groot voordeel bij het binnendringen van de Engelstalige wereld. Want Europa – niet-Engelstalig – kan dan heel goed draaien voor ons, maar in Engeland en de VS moeten we alles herbeginnen. U moet weten dat Maigret eerst in Engeland voor tv bewerkt is, nog voor Frankrijk, en dat hij in de jaren zestig het grootste succes van alle tijden was van de BBC. Bij het publiek is hij nog altijd bekend, terwijl hij nu toch al vijf, zes jaar niet meer gepubliceerd is en de tv ook geen Maigret-films meer vertoond heeft. Daar zit een virtuele erfenis, een potentieel, dat echter veel werk vraagt. Moet Maigret aangepast worden? Moet hij hedendaags worden, of in de jaren vijftig blijven? Dat zijn belangrijke vragen, en er zijn er veel. Dat is ook geen werk van inspiratie, maar van specialisten en precisie.

Dan krijg je vragen, uit Frankrijk. Waarom Maigret aan de Engelsen verkopen? In plaats van te klagen zouden ze heel tevreden moeten zijn, dat er tegenwoordig Angelsaksische firma’s bereid gevonden worden om zich achter een Franstalig oeuvre te zetten. Amerika en Engeland lijken helemaal niet op Frankrijk, en wie die markt wil binnendringen moet ze bestuderen, ze aanvaarden voor wat ze is, en ze niet absoluut willen veranderen. Maar zien wat men kan doen met de bestaande realiteit.

Altijd was daar de tegenstelling die Simenon duchtig geïrriteerd heeft, tussen zijn aspect van volksschrijver, begonnen als producent van stationsliteratuur, en daarnaast de grote literatuur, vriend van André Gide, van de Amerikanen.

Simenon: Dat is duidelijk een cultureel probleem. Zoals mijn vader tegen de literatuur, en tegen zijn eigen vak aankeek, dat was niet echt Frans. Niet de houding van de Franse intellectueel. Hij zag geen enkel probleem in tegelijk goed en talentvol zijn, en succes hebben. Niemand verwijt William Faulkner of Ernest Hemingway dat ze bij de grootste moderne Angelsaksische auteurs waren en tegelijk zorg droegen voor hun oeuvre, en het nodige deden om dat werk bij het publiek te krijgen. Maar in de Franse intellectuele en artistieke wereld begint dat eerst nu aanvaard te worden. Dat is het Amerikaanse standpunt, zogenaamd. Maar mijn vader was niet zo omdat hij een Amerikaan was: hij was Belg. Maar het kwam zo uit dat hij, als Belg, die taboes niet had. En hij zag geen tegenstelling tussen de kwaliteit en de kwantiteit van werk. Die tegenstelling bestaat trouwens alleen in Frankrijk.

Hij dacht in termen van de Nobelprijs, en hij vond dat Gaston Gallimard hem niet ernstig genoeg nam.

Simenon: Precies. In die tijd kreeg John Steinbeck de Nobelprijs, een schrijver die veel met hem gemeen had. Dezelfde Simenon, maar dan in de Verenigde Staten, zou anders behandeld zijn geweest. Maar er is een ander aspect. Mijn vader heeft zich nooit een ‘auteur’ gevonden, hij noemde zich ‘een romancier’. Een romancier is iemand die een vak kent, dat hij geleerd heeft. Hij haalde altijd het voorbeeld aan van de schrijnwerker, die eerst leert zagen en schaven, en die beetje bij beetje een echt kunstenaar wordt. Mijn vader heeft niets anders gedaan. Heel bescheiden heeft hij zijn vak willen leren, heeft hij zich de middelen verschaft om het te leren, om zijn werk bekendheid te geven. Want hij ging niet voor zichzelf schrijven, hij wou gelezen worden. Uiteindelijk zijn dat heel moderne, actuele, en erg Angelsaksische opvattingen. Maar die alleen een Belg of een Canadees als Franstalige zo krachtig had kunnen stellen.

Nu dus de Pléiade. Het is de Nobelprijs niet, maar toch wel bijna? Nu wordt hij eindelijk serieus genomen door Gallimard.

Simenon: Dat is hij altijd geweest. In zekere zin. Dat was toch een soort koppel van twee sterke persoonlijkheden, en mijn vader zal ook wel zijn onredelijke kanten gehad hebben. En voor de lui van de Pléiade is dit de manier om ‘de pléiade’ bij elkaar te krijgen… Ik denk dat mijn vader op een moment zijn keuze gedaan heeft: erkend zijn en weinig gelezen of veel gelezen en minder erkend, en dat hij duidelijk ervoor gekozen heeft om gelezen te worden. Dat heeft niets veranderd aan zijn werk, nietwaar? Want in zijn werk heeft hij nooit toegevingen gedaan.

Het is ook verkeerd te denken dat er een kwaliteitsperiode bij Gallimard was, en een minder goede periode daarna. Sommige van zijn diepste, meest helderziende romans kwamen na Gallimard, bijvoorbeeld La mort de Belle, Lettre à mon juge, Trois chambres à Manhattan, uit zijn Amerikaanse periode, boeken die mij zeer na staan. Sommige daarvan worden trouwens opgenomen in de Pléiade. In alle periodes was hij in staat om in het diepst van zichzelf te gaan putten.

De atmosfeer en de tijd veranderen niet echt… Een ongelukkige jeugd is een goudmijn voor een schrijver?

Simenon: Jaja. Heel juist. Hoewel mijn vader geen echt ongelukkige jeugd heeft gehad. Ongelukkige relaties wel, zeker met zijn moeder. Maar hij heeft zeker volop momenten van klein geluk gekend. Tegen mij zei hij; ‘Zoon, het grote Geluk bestaat niet, wat bestaat zijn kleine vreugden. Verzamel die maar, en zie dan verder… Maar uiteindelijk zal het geheel van die kleine vreugden je groot geluk maken.’ Dus die heeft hij wel gehad, als hij het heeft over zonnestralen, ook nog heel jong, bij een moeder die niet van hem hield.

Hij zegt in 1953: ‘Ik ben geboren in duisternis en regen, maar ik ben er aan ontsnapt. En ik schrijf over de misdaden die ik zou gepleegd hebben als ik niet ontsnapt was. ‘ Voor Luik is dat ook niet bepaald een compliment?

Simenon: Ik geloof niet dat dat over Luik gaat. Dat gaat over hemzelf. Hij vond zich een schoelje die op een of andere manier goed terechtgekomen was, maar heel goed als clochard had kunnen eindigen, of in misdaad of verloedering. Hij moet gedacht hebben dat hij in Luik nooit goed had kunnen terechtkomen. Dat wil niet zeggen dat Luik van hem een misdadiger zou gemaakt hebben, maar dat hij er de middelen niet zou gevonden hebben om het niet te worden. In Luik, of in België, kon hij zich niet ontplooien, het was er te klein, en dus zou hij slecht eindigen. Zijn behoeften waren gigantisch, en al bij al waren er niet veel plekken waar hij zich had kunnen ontplooien. Hij moest onbegrensde mogelijkheden hebben.

In welke steden gaat u dat vandaag vinden? Ik ben er niet zeker van dat Parijs nog dat niveau haalt. Parijs in de jaren ’20 was als Londen en New York vandaag. De plek waar de Amerikanen naartoe kwamen om hun horizon te verruimen, en waar alles mogelijk was. En toegelaten. Je kan mijn vader niet losdenken van zijn uitgebreide seksuele contacten, ook al heeft men die flink overdreven, en Parijs was niet preuts. Luik moet zich niet geviseerd voelen, Brussel zou het er niet beter van afgebracht hebben: ook New York was toen te klein voor veel Amerikaanse schrijvers.

Het getal: 10.000 vrouwen had hij gekend, zei hij tegen Federico Fellini. U was erbij toen hij dat zei.

Simenon: Dat was veeleer een boutade. Je moet ook rekenen dat veruit de meeste seksuele contacten die hij gehad heeft, met prostituees waren. Veel verschillende, dus veel verschillende vrouwen natuurlijk. Anderzijds, als je het neemt als seksuele momenten in zijn leven, kom je aan twee per dag. Is dat enorm?

Waar komt die uniform grijze, trieste spoorwegemplacementenwereld van hem vandaan?

Simenon: Mijn vader heeft meer geschreven over zonneschijn dan over duister. De kleur die bij hem het meeste voorkomt is niet grijs, grijs is zeldzaam. Waar komt die indruk vandaan? Luik moet nogal somber geweest zijn. In Vlaanderen hebben jullie ten minste baksteen. Maar het grijs is dat van het bestaan waar hij het over heeft, het leven van mensen die moeten ontsnappen.

Hij zei: ‘de taak van de romancier is zulke verschrikkelijke personages te bedenken dat het voor de lezer een opluchting is, dat hij niet alleen zo is. ‘

Simenon: Zijn devies was, begrijpen en niet oordelen. Een boek van mijn vader is een manier om te aanvaarden wat het geval is. Wat niet altijd het mooiste is wat de mens biedt. Om te kunnen leven met de idee hoe ver men zou kunnen gaan als men tot het uiterste ging van zijn zwarte kant. Dat geldt ook voor hemzelf. Een hellend vlak ja, maar iedereen kan teruglopen, nietwaar?

Het gaat altijd over personages die binnen de norm leven tot ze ergens over een streep gaan.

Simenon: Ja. De breuk. Hij voelt die, omdat hij altijd op het randje gelopen heeft. Door erover te schrijven was hij in staat er zelf niet overheen te gaan, door ze de hele tijd te passeren. Hij zei: ‘Mijn personages komen op een crisismoment dat hen doet omslaan, naar de andere kant. Omdat ze hun leven niet meer verdragen en omdat ze zichzelf niet meer kunnen uitstaan. Een manier om tot het uiterste van zichzelf te gaan. Zijn eigen dagelijks leven was permanent een dam tegen de overtreding. Zijn manietjes, zijn gewoonten, dat in de familie geworteld leven. Terwijl hij best bewust was van wat hij in zich droeg. Al die geslepen potloden… Zijn werkkracht zelf was een bescherming. Alle dagen om vijf uur ’s ochtends opstaan ook als het erg laat geworden was… Hij had geen psychoanalist nodig, zei hij, want al schrijvend deed hij dat werk zelf. Dat werk was ook een lijdensweg. Als hij zo snel schreef was dat ook omdat hij de fysiek niet had om zo’n catharsis langer vol te houden. In zekere zin was hij echt in trance. Op een gegeven moment was hij dan ook uitgeput, dan was het gedaan, dan kon hij niet meer.

Wist hij het einde van een boek als hij begon te schrijven?

Simenon: Nee. Hij zei van niet. Hij werkte in een richting, dat wel, maar de ontknoping ontdekte hij ongeveer op het moment dat hij ze neerschreef. Ik geloof hem wel. Dat hij zijn personages neerzette, als een regisseur, de decors meegaf en de situatie, en dan volgde hij die personages maar.

Hij was niet gelukkig.

Simenon: Ze hebben het me al meer gevraagd. Ik weet het niet meer. Hij heeft zeker momenten van geluk gehad. Met zo’n leven, met die fenomenale activiteit moet hij wel gelukkige momenten beleefd hebben. Hij was een zorgeloos type, enorm open voor de wereld, zeker in de jaren voor hij naar Amerika ging. Al bij al heb ik vooral een man gekend op het einde van zijn leven, of toch in de tweede helft ervan. Dat was een tijd van sterke gevoelens – met name met mijn moeder – maar ook van zijn grootste verdriet. De scheiding van mijn moeder is een zeer verscheurend moment geweest, en ik geloof dat men de dood van een kind nooit echt te boven komt. Dus dat alles zal zeker een schaduw geworpen hebben op al de perioden van groot ‘klein geluk’ die hij tevoren gekend had.

Maar hij heeft geprobeerd toch een zeker evenwicht, een zekere sereniteit te bereiken. En ik denk dat hij daar maar half in geslaagd is. Lees Trois chambres à Manhattan, dat is angstaanjagend. Dat schreef hij een maand of vier nadat hij mijn moeder ontmoet had. Daarin beschrijft hij niet alleen het verhaal van hun ontmoeting, maar ook al dat van de scheiding. Alles staat er in. Je gaat natuurlijk anders lezen naarmate je ouder wordt. Ik ben nu zo oud als hij was toen ik zes jaar was. Je bent gevoelig voor andere dingen. Maar toen ik dat boek herlas, was dat als een klap in mijn gezicht. Dertig jaar na de feiten. Vanaf 1945, 1950, toen hij mijn moeder kende, heeft hij zeer intens geleefd en met heel extreme gevoelens die hij tevoren niet gekend had. Maar ik betwijfel dat hij daar heel gelukkig in is geweest. Ik zeg niet dat het ongelukkig was.

Hij stopte met schrijven in 1972. Daarna is hij memoires beginnen dicteren. Hij had al autobiografieën geschreven.

Simenon: Die dictees waren iets anders. Die hadden ook geen enkele pretentie. Ik heb er niet veel in gelezen. Maar voor biografen en critici is dat zeker een belangrijke bron van informatie.

Hij spreekt zichzelf vaak tegen, tussen de autobiografieën en de dictees.

Simenon: Maar dat zijn nooit contradicties over de grond van de zaak, dat gaat over details. Hij heeft sommige dingen misschien een beetje aangepast, of hij heeft ze zich anders herinnerd. Maar hij had zeker niet de bedoeling de wereld te bedriegen. Hij vertelt misschien dezelfde anekdote op drie of vier verschillende manieren, maar het is zonder opmaak, en oprecht. Het treft me dat mensen die hem niet kenden de man Georges Simenon minder sympathiek vonden dan zijn oeuvre. Wat hen stoort, ik vraag me af of dat niet, een beetje, die totale naaktheid is waarin hij zich toont. Mensen die nooit liegen zijn tamelijk onuitstaanbaar. Dat permanente zoeken naar authenticiteit, naar realiteit is misschien goed om te lezen in boeken, maar in een man zelf kan dat hinderen, misschien.

Sus van Elzen

‘Hij had geen psychoanalist nodig, want al schrijvend deed hij dat werk zelf.’

‘Mensen die niet liegen zijn tamelijk onuitstaanbaar.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content