Het hostess-syndroom

© Corbis

Zelftwijfel hoort bij de vrouw zoals zelfoverschatting hoort bij de man. Waar komt dat verschil vandaan? En hoe kunnen vrouwen afrekenen met hun innerlijke ‘ideale gastvrouw’?

Deel van de aantrekkingskracht van Devlammenwerpers, de roman waarmee de Amerikaanse schrijfster Rachel Kushner vorig jaar zoveel opzien baarde, is de zachtspottende blik waarmee de hoofdpersoon haar omgeving gadeslaat. Reno is een jonge kunstenares die het in New York hoopt te gaan maken en een relatie krijgt met de veertien jaar oudere kunstenaar Sandro. Het is midden jaren zeventig vorige eeuw, er hangt iets in de lucht wat nog geen etiket heeft, en daarom misschien wel des te subversiever is. Had de roman zich tien jaar later afgespeeld, dan had ik dat ‘zachtspottende’ moeten vervangen door ‘feministische’. Waarmee de roman aan ambiguïteit zou verliezen.

Nu is het oprecht grappig, en authentiek bovendien, als de 23-jarige Reno op een gegeven moment constateert dat ze in feite sinds ze in New York is gearriveerd alleen maar heeft geluisterd naar pratende mannen. Voortdurend zijn die mannen bezig haar dingen uit te leggen, zonder zich ervan te vergewissen of ze geïnteresseerd is in wat ze te berde brengen, of er zeker van te zijn dat ze haar iets vertellen wat ze nog niet wist. ‘Dat is wat mannen graag doen. Praten. Zich opstellen als experts.’ Zo legt een oudere schrijver tijdens een etentje aan Reno uit hoe skiën in zijn werk gaat, terwijl ze hem nog maar net ervoor verteld heeft ooit semiprofessioneel geskied te hebben.

Sympathiek aan Reno is dat ze de hand in eigen boezem steekt. Ze houdt zich namelijk wel erg stil, de luisterende partij zijn komt haar ook goed uit. En ze kan het zich permitteren, jong en meisje als ze is. Haar omgeving pikt het van haar dat ze tijdens dinertjes het grootste deel van de avond haar mond houdt. Sandro noemt haar zijn kleine groenogige katje. ‘Een kat die muizen bestudeert, zei hij, maar ik zei dat ik meer een kat onder honden was, en een beetje bang. “Je moet niet bang zijn”, zei hij. “Jij hebt altijd iets interessants te zeggen, alleen hou je dat voor je.”‘

Het is de macht van de zwijgzamen dat ze iets lijken te verbergen, iets dieps, iets beters dan wat dan ook, zij het dat dit vermoeden wel op zeker moment gevoed moet worden, zeker als schoonheid, jeugd, meisjesachtigheid beginnen te tanen.

Saai feestje

Hoe je van zwijgen op het juiste moment tot articuleren komt, is een chapiter op zich. Schrijfster Rebecca Solnit heeft het in dit verband over ’the slippery slope of silencings’ in het essay waarmee ze op de politieke website TomDispatch al in 2008 veel aandacht trok, en dat onlangs in boekvorm verscheen onder de gelijknamige titel MenExplainThingstoMe.

Identieke scènes als in Devlammenwerpers beschrijft Solnit, alleen net even erger. Als non-fictieschrijver kun je je meer realisme veroorloven dan als romanschrijver. Zo opent Solnit haar essay met het verslag van een feestje in Aspen waar ze naartoe ging samen met Sallie. Let wel, ik had niet eerder van Rebecca Solnit gehoord, ben er inmiddels achter dat zij vijftien boeken op haar naam heeft staan over landschap, milieu, kunst en politiek. Vanaf de eerste zin van haar essay had ze me echter bij de kladden: ‘I still don’t know why Sallie and I bothered to go to that party in the forest slope above Aspen.’

Solnit heeft een manier van vertellen die ik vroeger ‘provinciaals’ zou noemen. Het is een manier van vertellen die inclusiviteit afdwingt: ook zonder dat je weet over wie in hemelsnaam het verhaal gaat – ons mam? Tante Git? – simpel het feit dat je wordt toegesproken als een intimus máákt je die intimus. Zeker in de context van een essay kan zo’n provinciale aanpak verrassend effectief zijn.

‘Dat’ feestje dus, net boven Aspen, was best een beetje saai, met allemaal oudere mensen bij wie vergeleken zij en ‘Sallie’ (who the f.ck) nog voor jonge vrouwen door kunnen gaan, terwijl ze toch ook al de veertig zijn gepasseerd. Net op het moment dat ze het wel weer voor gezien denken te houden, richt de gastheer zich tot hen.

‘Nee blijf nog wat, zodat ik met jullie kan praten.’

De gastheer was een indrukwekkende man, schrijft Solnit, die heel veel geld had verdiend. Hij laat hen wachten terwijl de andere gasten stilletjes aan verdwijnen in de zomernacht, dirigeert hen vervolgens aan zijn grote houten tafel en zegt tegen Solnit: ‘Ik hoor dat jij een paar boeken hebt geschreven.’

Zij: ‘Ja, een aantal eigenlijk.’

De man wil dan weten waarover die boeken gaan, volgens de schrijfster vraagt hij daarnaar zoals je een zevenjarige vraagt naar zijn vorderingen met de blokfluit. Solnit schraapt haar keel, en begint te vertellen over haar meest recente boek dat gaat over de industrialisering van het dagelijks leven, en dat de titel draagt RiverofShadows: EadweardMuybridgeandtheTechnologicalWildWest.

Zo gauw de gastheer de naam ‘Muybridge’ heeft opgevangen, onderbreekt hij haar met de vraag of zij wel eens heeft gehoord van dat ‘heel belangrijke’ boek over Muybridge dat dit jaar is uitgekomen. Solnit beschrijft zichzelf als ondertussen zo opgaande in haar rol van ‘ingénue’ dat ze geheel en al bereid is de mogelijkheid te omhelzen dat een ander boek over hetzelfde onderwerp simultaan met het hare is uitgekomen en dat ze het op een of andere manier gemist heeft. De man is inmiddels al bezig haar te vertellen over dit heel belangrijke boek, de blik in diepe concentratie verzonken vér boven de hoofden van zijn toehoorders.

Solnit onderbreekt hier haar verhaal om voor de zekerheid even te benadrukken dat haar levenspad geplaveid is met allerlei leuke mannen, mannen die bereid zijn naar haar te luisteren, haar als redacteur bij te staan en aan te moedigen, mannen die haar hebben uitgegeven, dat ze een geweldige genereuze jongere broer heeft, fantastische vrienden om zich heen heeft, die altijd bereid zijn om nieuwe dingen te leren, ervaringen uit te wisselen.

‘Still, there are these other men, too.’

Wat er dan gebeurt: de man blijft maar door oreren over dat ene niet-te-missen boek, totdat Sallie – we kennen haar nu al een beetje, Sallie blijkt de gedroomde vriendin, niet alleen gaat ze met je mee naar een saai feestje ergens boven Aspen, ook springt ze op het goeie moment voor je in de bres, let maar op – hem interrumpeert met: ‘Dat is haar boek.’

Dat wil zeggen: ze probeert hem te interrumperen. Maar de man weet van geen ophouden, gaat maar door en gaat maar door. Met dingen uitleggen die zijn gezelschap al lang weet. Sallie moet het wel drie of vier keer zeggen: ‘Je hebt het over háár boek.’ Ja, en dan dat dramatische moment, het besef dat langzaam neerdaalt. Als in een negentiende-eeuwse roman, zo schrijft Solnit, zo bleek wordt opeens de man. Asgrauw eigenlijk meer. Hij heeft echt even nodig voordat hij kan verwerken dat de auteur van het boek dat hijzelf overigens helemaal niet gelezen heeft, maar waarover hij net een recensie heeft gezien in The New York Times Book Review, dat die persoon nu bij hem aan tafel zit. Heel even is hij sprakeloos, verward als hij is dat zijn wereldbeeld door elkaar wordt geschud, totdat hij zich herstelt en gewoon weer van wal steekt.

‘Being women’, schrijft Solnit, ‘we were politely out of earshot before we started laughing, and we’ve never really stopped.’

Om er nog aan toe te voegen dat ze gek is op dit soort incidenten. Het zijn de momenten waarop aan het oppervlak komt wat over het algemeen verborgen blijft en wat o zo moeilijk bloot te leggen is.

Eerlijke zelfoverschatting

Twee Amerikaanse anchorwomen en journalistes, Katty Kay en Claire Shipman, publiceerden onlangs in TheAtlantic een uitgebreide verhandeling over het verschil in zelfvertrouwen tussen mannen en vrouwen, The Confidence Gap. Op het eerste gezicht een stuk in de categorie ‘daar gaan we weer’, maar au fond een interessante compilatie van harde en minder harde onderzoeksresultaten. Bij nader inzien is hun analyse ook heel goed te liëren aan het fenomeen dat mannen er niet voor terugschrikken uit te leggen hoe de wereld in elkaar zit. The Confidence Gap laat zien dat ze in feite niets liever doen. Niet omdat ze de ander zo nodig de les willen lezen, maar gewoon, omdat ze blaken van zelfvertrouwen en graag het debat aangaan. Omdat ze van kinds af aan gewend zijn tégen de stroom in te roeien, erop los te meppen, zich te laten horen, terwijl meisjes geneigd zijn risico’s uit de weg te gaan, te gedijen bij complimentjes, te wachten op aanmoediging. Maar nu verraad ik de conclusie al.

Kay en Shipman interviewden de meest invloedrijke vrouwen in hun land en waren verbijsterd over het gebrek aan zelfvertrouwen dat die vrouwen gemeen hebben, ondanks hun succes. Ze maakten een rondgang langs allerlei wetenschappers, van neurologen tot psychologen en sociologen, om dit fenomeen en aanverwante verschijnselen te verklaren. Bijvoorbeeld dat vrouwen altijd denken er wel te komen door gewoon hard te werken. Net als dat vrouwen pas solliciteren op een functie als ze voor de volle honderd procent aan de gevraagde vereisten voldoen, waar mannen ervan uitgaan dat zestig procent ook wel genoeg is. Als vrouwen iets lukt, denken ze dat ze mazzel hebben, of nog niet zijn doorgeprikt als de oplichter die ze eigenlijk zijn. Ook als vrouwen heel goed zijn, houden ze hun mond tijdens vergaderingen, colleges, noem maar op.

Hoe het mannen vergaat, is zo ongeveer het diapositief hiervan. Inderdaad: ook als mannen niet zo goed zijn, praten ze. Stort achter hem het decor in, dan zal de televisiepresentator dat niet onmiddellijk zien als iets wat met hem te maken heeft. Hij vervolgt opgewekt zijn verhaal, maakt er hoogstens een grap over. Terwijl niets menselijks ook mannen vreemd is. Twijfel bijvoorbeeld, en ja, ook over zichzelf. Alleen leidt die twijfel bij hen niet tot stilstand, verlamming of zwijgen. Mannen lijden aan iets wat zo klip-en-klaar en tegelijkertijd opmerkelijk is dat er een heel nieuwe term voor is uitgevonden: eerlijke zelfoverschatting. Niet te verwarren met gewone zelfoverschatting, die per definitie vals is, en voorbehouden aan non-valeurs. Want dat is ook een stelregel: hoe minder competent iemand is, hoe meer hij lijdt aan zelfoverschatting.

Nee, éérlijke zelfoverschatting, dat is de sleutel tot succes. Overconfidence kan je heel ver brengen, schrijven Shipman en Kay in The Confidence Gap. Het is een geesteshouding die uitstraalt op het verbale en non-verbale gedrag, en die een niet te missen effect heeft op het publiek. Aan de andere kant van het continuüm staat perfectionisme, de absolute killer van wat dan ook. Tegelijkertijd is het datgene waar vrouwen zich van kinds af aan op toeleggen. Niet de beste zijn, dat zou competitie inhouden, iets waar vrouwen zich ook liever verre van houden, maar ‘goed’ als in ‘niets op aan te merken’. Ze bereiden zich voor tot ze er net nog niet bij neervallen, en houden daarnaast ook nog eens het welbevinden van hun omgeving in de gaten.

Kaakverkramping

Als gezegd: Rebecca Solnit hadmefromthestart met haar essay. Het druilerige feestje, de té enthousiaste gastheer (‘Jullie gáán toch nog niet?’), en dan het gênante gesprek over wat je hebt geschreven en waarover het gaat, het is allemaal van een even ontwapenend als nieuwsgierig makend persoonlijk non-drama. Het komt me allemaal niet onbekend voor. Al denk ik dat als mij zoiets gebeurt ik geneigd ben meer over mezelf dan over zo’n man na te denken. Ik geef graag anderen het voordeel van de twijfel. Zeg ‘o echt?’ terwijl ik allang weet waarheen de conclusie leidt. Glimlach me een kaakverkramping als ik me rot verveel. Bijt écht liever mijn tong af dan dat ik een confrontatie aanga. Doe alsof ik van niets weet, gewoon om een ander zijn plezier niet te ontnemen. Het is de hostess die kennelijk diep in mij verankerd zit, de ideale gastvrouw die zich ooit daar heeft genesteld god weet waarom. Ze is nooit helemaal klein te krijgen, en neemt af en toe de overhand.

Mannen vormen de soort die dingen uitlegt, aan Solnit en Sallie, aan mij en aan andere vrouwen, of ze er nu wel of niet meer van af weten dan ‘wij’. Vrouwen vormen de soort die op het moment zelve zich inschikkelijk toont, giechelend met een vriendin het feest verlaat – vrouwen opereren altijd in duo’s – en achteraf haar gelijk probeert te halen door een essay te schrijven over hoe bespottelijk de man is en hoe abject ze door hem wordt bejegend.

Behalve als schrijver en historicus afficheert Solnit zichzelf op de achterflap van haar boek als activist. In haar essay heeft ze het over een ‘oorlog’ waarin vrouwen iedere dag verwikkeld zijn, een oorlog met zichzelf ook, met het overtuigd zijn van eigen oppervlakkigheid en gehoor gevend aan ‘an invitation to silence’.

Iedere vrouw weet waarover ik het heb, schrijft ze. Er is een gedeeld besef dat mannen zeggen hoe de wereld in elkaar steekt en dat vrouwen daarnaar luisteren, en dat maakt het moeilijk voor vrouwen om hun zegje te doen en om gehoord te worden; het veroordeelt jonge vrouwen tot stilte en doordringt ze van het idee, zoals aanranding en aanverwante lichamelijke intimidatie dat ook doen, dat deze wereld niet van hen is. Het traint ze in zelftwijfel en zelfbeperking zoals mannen alleen maar meer aangemoedigd worden in zichzelf te geloven, zo niet zichzelf te overschatten. De conclusie van Men Explain Things to Me is luid, duidelijk en letterlijk: mannen zouden zich moeten schamen.

Met mijn eigenste Sallie neem ik tijdens de lunchpauze de wereld door. De zon schijnt, ik verbaas me zoals altijd over haar elegantie, ze heeft net iets nieuws gekocht in Parijs, een of ander hebbedingetje waardoor ze haar tas niet meer op de grond hoeft te zetten maar kan laten balanceren aan het terrastafeltje. ‘Het is van Philippe Starck’, zegt ze desgevraagd en blaast haar rook uit, en als ik niet heel bang was dit essay ten onder te laten gaan in vrouwelijkheid, had ik ook nog melding gemaakt van haar jurk – überleuk – en van wat we zoal eten en drinken, op deze zonnige middag.

Heel belangrijk schrijver

Gelukkig voor dit verhaal vertelt ze mij over een redelijk jonge schrijver van wie een nieuw boek is aangekondigd. Na twee non-fictieboeken te hebben geschreven, komt hij nu met een roman. Op de een of andere manier kunnen we ons er geen van beiden iets bij voorstellen, bij die roman. Maar, weet zij te vertellen, en ze neemt een trekje van haar lange dunne sigaret – ik ken niemand anders die zelfs haar sigaretten lijkt uit te zoeken op haar voorkomen – zelf is de schrijver volkomen overtuigd van zijn kunnen.

‘Dit is een heel goed boek’, had ze hem horen zeggen. En voor wie dat nog niet genoeg informatie was: ‘Ik ben een heel belangrijke schrijver.’

We liggen even helemaal dubbel van het lachen, waarna zij haar tomatensoep terugstuurt naar de keuken – veel te zoet -, we de situatie in Israël bespreken en we het hebben over zaken als adoptie, fietsvakanties en de voorspelbaarheid van het succes van Nederlandse literatuur in het buitenland. En dan nog iets: een van haar collega’s, die het een na het andere opiniestuk het wereldwijde web in slingert. Het is niet dat ze hem niet mag, ze is juist heel erg op hem gesteld. Het is meer dat ze met verbazing gadeslaat met hoeveel vanzelfsprekend lef, en niet noodzakelijk altijd even goed onderbouwd, hij allerlei discussies aanzwengelt op terreinen waarop zijzelf ook actief is. Binnen korte tijd heeft hij een grotere vaste lezersschare opgebouwd dan zij in drie jaar.

We kijken elkaar aan, het is een onbestemde blik. Berusting, gemengd met iets licht gefrustreerds. Waar gaat het je om? Die vraag zit ook in die blik. We willen de dingen uitzoeken, op de best mogelijke manier, goed zijn in wat we doen, en tegelijkertijd door de hele wereld graag nog bij leven bevestigd worden in ons bestaan. Een houding die op de korte termijn iets gedoemds heeft. Een typisch vrouwelijke houding ook, wachtend op goedkeuring van de meester, in plaats van gebruik makend van de profileer- en expansiemogelijkheden van de sociale media. Als iets met die media een terugkerend probleem blijkt, in ieder geval wat mij betreft, is dat het vinden van een nieuwe balans tussen bescheidenheid en zichtbaarheid, narcisme en altruïsme. Wat niet zo lang geleden nog ordinair opscheppen over jezelf was, lijkt nu door te kunnen gaan voor gezond zelfbewustzijn. Of ‘zelfprofilering’. Opeens mag/moet je jezelf blijkbaar aanprijzen, in plaats van dat een ander dat voor je doet. Ik bezing liever de lof van de ander dan die van mezelf. Geen kwestie van onzekerheid, maar van fatsoen.

Waarmee we terug zijn bij het hostess-syndroom. Iedere vrouw zal zich moeten zien te verhouden tot die stewardess die zich in haar binnenste schuilhoudt, gevoed door breinconditie, hormoonspiegel, socialisatie. De verklaringen die de schrijfsters van The Confidence Gap geven – zelf zien ze er overigens op de begeleidende foto’s uit als de perfecte hostess van wat dan ook, maar dat kan iets Amerikaans zijn – zijn ook aan hun taaie bestaan te relateren. Vooral de analyses van de schoolmentaliteit van meisjes versus de speeldrift van jongens zijn in dat opzicht een eyeopener. Jongens raken op de lagere school gewend aan straf en reprimandes, terwijl meisjes geprezen worden om hun discipline. Waar de jongens leren om vergissingen te maken, gaan de meisjes risico’s vermijden. Als een meisje iets niet goed doet, kán ze het kennelijk niet, terwijl als een jongen faalt dat wordt toegeschreven aan zijn gebrek aan inzet. Daarbij komt dan ook nog eens dat jongens veel meer dan meisjes aan teamsport doen, leren te verliezen, te pesten, grappen te maken, te vechten. Allemaal eigenschappen die hen klaarstomen voor de realworld.

Zoals altijd bij deze kwesties: natuurlijk is het maar net hoe je het bekijkt, wat je erin wilt zien en welke conclusies je wilt trekken. Hetzelfde geldt voor de verontwaardiging van Rebecca Solnit over de man die het waagde haar niet onmiddellijk aan te zien voor de serieuze schrijfster die ze is. Met terugwerkende kracht zou je haar en Sallie kunnen wegzetten als twee nuffige tutjes, die op geen enkele manier de aanvankelijke interesse van de man weten te beantwoorden. In plaats van zich zo afwachtend en wantrouwend op te stellen, had Solnit ook in hartelijk lachen uit kunnen barsten toen bleek dat hij nota bene haar boek bedoelde. Als ze daar zin in had, had ze hem kunnen imponeren door iets over haar boek te vertellen, óók als ze hem daarvoor in de rede had moeten vallen. En het allerbelangrijkste: ze zou niet iedere gezichtsuitdrukking van hem, elke stilte of zinswending als denigrerend moeten interpreteren. Lachen dus, bij voorkeur van oor tot oor en met geluid, weerwerk bieden door iets te zeggen, en stoppen met eigen zelfhaterige projecties.

Maar het is waar, het is makkelijk praten vanaf de zijlijn. Nog makkelijker is het om gewoon je mond te houden, te schrijven tot je erbij neervalt, te vragen of iemand nog wat wil drinken.

Rachel Kushner, De vlammenwerpers. Atlas Contact 2014,

Rebecca Solnit, Men Explain Things to Me. Haymarket Books 2014, Katty Kay and Claire Shipman, ‘The Confidence Gap’. In: The Atlantic, 14 april 2014.

DOOR MARJA PRUIS

Jongens doen veel meer dan meisjes aan teamsport, leren te verliezen, te pesten, grappen te maken, te vechten. Allemaal eigenschappen die hen klaarstomen voor de real world.

De man weet van geen ophouden, gaat maar door en gaat maar door. Met dingen uitleggen die zijn gezelschap al lang weet.

Vrouwen vormen de soort die achteraf haar gelijk probeert te halen door een essay te schrijven over hoe bespottelijk de man is.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content