Hier mag over prinses Lilian om het even wat geschreven worden, ze zal er geen kennis van nemen. Wegens in het Nederlands. De inmiddels 85-jarige weduwe van koning Leopold III en stiefmoeder van koning Albert toont zich wel zeer gramstorig, processen inbegrepen, tegenover alles wat maar zweemt naar kritische berichtgeving over haar of haar man – maar alleen als die in het Frans is. Vorige week schoot ze weer in haar wiek toen haar trouwe paladijn, de eveneens hoogbejaarde Guy Weber, eventjes in het gedrang kwam. Het gerecht diende namelijk bij hem persoonlijk de documenten te gaan opeisen die hij niet op eenvoudig verzoek wou afstaan aan de kamercommissie die de Belgische betrokkenheid in de moord op de Congolese eerste minister Patrice Lumumba in 1961 onderzoekt. En het gerecht moest Weber daarvoor gaan opzoeken op zijn kantoor, in Lilians residentie, het kasteel van Argenteuil, vandaar.

Meer had de zaak niet om het lijf – van een huiszoeking was geen sprake. Maar de opwinding illustreerde eens te meer de gevoeligheden die zelfs een marginale figuur uit de koninklijke familie nog kan oproepen. Dat bleek, ook nog vorige week, uit bijvoorbeeld de besmuikte commentaren over de demarches waarmee het hof de bouwvergunning voor het klooster van Opgrimbie wou forceren.

Delicaat? Met de kwestie-Weber ging het nochtans alleen maar over opheldering van wat in het verleden is gebeurd. De zaak – met Weber als slechts een van de vijf geviseerden in het gerechtelijke optreden – zorgde niettemin voor brokken. Vooreerst mopperde kamervoorzitter Herman De Croo, een goede bekende van de prinses, dat commissievoorzitter Geert Versnick, nochtans een partijgenoot, hem in Argenteuil voor schut had gezet door hem niet van tevoren over het gerechtelijke optreden in te lichten. Ook meerdere commissieleden stelden dat ze niets afwisten van Versnicks initiatief.

Het rommelde ook tussen de experts die het voorbereidende onderzoek voor de commissie verrichten. Een van hen, Luc De Vos, probeerde namelijk in een interview om de rol van België in de moord (en die van Weber in het bijzonder) te minimaliseren. Daarmee schond hij niet alleen zijn discretieplicht, hij hypothekeerde ook het werk van de experts door deze conclusie te trekken nog voor dat werk is afgerond – en nog voor hij Webers documenten had kunnen inkijken. Het leverde hem, voorspelbaar, het verwijt van vooringenomenheid op.

Delicaat dus, zoals all things royal, want de rol van het hof in de Congokwestie – en dus per definitie ook in de moord op Lumumba – is wellicht aanzienlijk, hoe weinig daarover ook bekend is. Is het een misplaatste zin voor delicatesse of gebrek aan politieke en intellectuele moed die zoveel discretie omtrent de geschiedenis van de monarchie motiveert? Ze bewijst het koninklijke functioneren en de democratische legitimiteit ervan in alle geval geen goede dienst.

Zo is er het inmiddels al tot mythische proporties uitgegroeide archief van Leopold III dat Lilian op Argenteuil verborgen houdt. De prinses toont er zich zeer op gebrand om haar (uiterst omstreden) persoonlijke versie van met name de Koningskwestie – en, tja, misschien ook van de rol van Leopold in de Congokwestie – in stand te houden. Want hoewel dat archief op grond van Leopolds publieke functie is ontstaan en dus eigenlijk tot het publieke domein behoort, geeft Lilian niemand inzage van dat archief. Althans niemand van wie ze niet zeker weet dat hij of zij haar versie van de geschiedenis zal beamen.

Marc Reynebeau

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content