China wil op de Olympische Spelen in eigen land de meeste medailles winnen. Daar heeft het zich zeven jaar op voorbereid. Chinese atleten met faalangst moeten deze weken niet in Peking zijn: de druk van het volk is verpletterend.

Stijf van de stress staat judoka Wu Ritubilige op de mat voor zijn eerste kamp in de min 66 kilogram tegen de Hongaar Miklos Ungvari op zondagmorgen. Buiten valt voor het eerst sinds een week de regen met bakken uit de lucht, binnen in het Universitair Technologisch en Wetenschappelijk Gymnasium wordt om elf uur voor halfvolle tribunes het startsein gegeven. Het publiek scandeert luid Wu’s naam, judo is een sport die in China in hoog aanzien staat. Daar móét in gepresteerd worden, nadat in Athene maar één medaille werd gehaald.

Zo’n vernedering had gevolgen: de vrouwelijke judoka Xian Dongmei (32), die na Athene wou stoppen met competitiesport omdat ze zwanger was, werd vier maanden na de geboorte van haar dochter gesommeerd om weer in de competitie te stappen. Het land had haar nodig. Xian haalde zondag moeiteloos goud in de gewichtsklasse van Ilse Heylen, die werd uitgeschakeld in de finale van de herkansingen.

Gaandeweg verstomt het gejuich in de zaal wanneer de Hongaar een lichte voorsprong neemt. Naarmate de seconden wegtikken, ziet Wu er steeds wanhopiger uit. Wanneer het eindsignaal gaat, sukkelt hij met het hoofd diep voorovergebogen naar de kant. Zijn trainer kijkt hem eerst niet aan, maar geeft hem dan toch een schouderklopje.

Een dag eerder won China twee van de zeven gouden medailles die op de eerste sportdag te verdienen waren. De eerste medaille werd verwacht van de 26-jarige Du Li , die aantrad in de eerste sport die op een hete zaterdagochtend plaatsvond: het schieten met luchtkarabijn vanaf tien meter. In Athene had Du Li goud behaald, maar hier werd ze pas vijfde. Huilend liep ze de journalisten voorbij. Die hadden de dagen voordien de kranten volgeschreven over hoe Du Li China’s eerste medaillewinnaar zou worden. De druk van 1,3 miljard Chinezen woog te zwaar op haar schouder.

De winnares, de Tsjechische Katerina Emmons, die na haar huwelijk met een Amerikaanse schutter (ook aanwezig in de VS-delegatie) zijn naam aannam, had medelijden met Du, gaf het Chinese meisje haar boeket, en wees de Chinese pers op de grote verantwoordelijkheid die ze droeg voor Du’s falen. Het gewicht waarmee ze het meisje opzadelden door haar na elke training te kwellen met die éne vraag – ‘Ga jij op de Spelen het eerste goud voor ons land pakken?’ – werd na een tijdje bijna onmenselijk. ‘Ik zou niet graag in haar schoenen hebben gestaan. Zoiets zou ik niet aankunnen’, aldus de Tsjechische.

Uiteindelijk brak de 25-jarige gewichthefster Chen Xiexia om één uur plaatselijke tijd de ban. Even later bezorgde schutter Pang Wei (22) China zijn tweede medaille.

Voor Chinese atleten met faalangst of atleten die niet in topvorm zijn, zijn deze Spelen een ondraaglijke gebeurtenis. In eigen land moet China de rest van de wereld bewijzen dat het niet alleen een economische grootmacht in opmars is, maar ook dat het al een toonaangevend sportland is. De meeste medailles winnen, is hier doel nummer één. Toen de Spelen nog ver weg waren, werd dat ook hardop gezegd, maar kort voor de deadline was het antwoord op de vraag hoeveel medailles China wou pakken steeds vaker ontwijkend. Dat gebeurde niet alleen om de druk af te houden, maar ook omdat de Chinese autoriteiten inzagen dat sportief succes wel in grote mate maar niet helemáál maakbaar is.

Toen Peking in 2001 werd uitgekozen als olympische gaststad voor 2008, zetten de Chinezen een ambitieus meerjarenplan voor de sport op het getouw. Het kreeg de naam ‘119-plan’, genoemd naar het aantal Olympische disciplines waarin China traditioneel niet sterk was, maar waarin het wel succesvol wou worden, omdat het de sporten zijn die op de olympische agenda het meest aanspreken: atletiek, zwemmen, roeien en kano/kajak.

Op de vraag wat zeven jaar later het resultaat is van dat plan, antwoordt de Chinese delegatieleider, Cui Dalin, voorzichtig: ‘Er is heel hard gewerkt, maar resultaten boek je niet na één dag of één jaar, dat is een zaak van lange duur. In die grote sporten zijn we nog altijd zwak. Het duurt nog even voordat we daar een concurrent van de toplanden worden. Het wordt op deze Spelen heel moeilijk voor ons om resultaten te boeken in de grote olympische sporten.’

LIU XIANG IS EEN HELD

Gelukkig heeft China sinds een paar jaar een topper in de allergrootste olympische sport. Iedereen hoopt dat hordeloper Liu Xiang voor eigen publiek goud behaalt, nadat hij zich in 2004 tot olympisch kampioen kroonde.

Atletiekjournaliste Yan Xiaoyan kent Liu redelijk goed. Ze zijn leeftijdgenoten en groeiden allebei op in Shanghai, zegt ze in uitstekend Engels. Maar ook zij sprak of zag Liu de afgelopen twee maanden niet meer. Nadat hij van een stage in de Verenigde Staten terugkeerde, kon niemand hem nog spreken, behalve zijn ouders. In totale afzondering mag de hordeloper nadenken over de immense druk die op zijn schouders ligt.

‘Maar dat deert hem niet’, zegt Yan. ‘Druk doet hem niets, integendeel. Die stimuleert hem om beter te doen.’ Het succes van Liu is een uitschieter van een groot talent, niet het resultaat van een goede atletiekschool. Maar zijn parcours toont wél aan hoe sportief talent in China opgespoord wordt. Aanvankelijk was Liu hoogspringer. Toen hij vijftien was, merkte hordetrainer Sun Hai Ping, die hem nog altijd begeleidt, hem op school op.

Van hun zevende tot hun achttiende jaar krijgen alle Chinese kinderen een kwartier tot twintig minuten ochtendoefeningen, en elke dag één uur sport. Coaches van sportscholen komen af en toe langs om er langs de zijlijn toe te kijken en er talenten uit te pikken. Die kunnen op hun twaalfde naar een van de 2600 middelbare sportscholen waar ’s ochtends en ’s avonds getraind wordt.

Zo kreeg journaliste Yan Xiaoyan op school te horen dat ze aanleg had voor kogelstoten: ‘Omdat ik stevig gebouwd ben. Ze hebben me gevraagd of ik daarvoor wou trainen, maar ik zag dat niet zitten. Je mag ook weigeren. Ik wist van mezelf dat ik geen uitzonderlijk talent had, ik zou het nooit tot de nationale ploeg geschopt hebben. Mijn talent was studeren, en dat heb ik ook gedaan. Voor mensen die niet goed zijn in studeren, biedt sport kansen op een goed inkomen en een carrière.’

Het is wél zo dat sporters zelden zelf hun sport kiezen. ‘Dat klopt. Anderen kiezen voor jou. Als ik voor kogelstoten had gekozen, zouden ze me extra training hebben gegeven op mijn oude school. Alleen als je erg goed bent, halen ze je daar vroeger weg.’

Liu Xiang wás erg goed. Maar zelfs voor de Chinezen was zijn gouden medaille in Athene 2004 een verrassing. Zijn coach had voorspeld dat hij een medaille kon behalen, maar de atleet vertrok gewoon met de ambitie in de finale van de 110 meter horden te raken. Maar het werd dus goud, en dat maakte van hem op zijn 21e een held. Plots stond hij op hetzelfde niveau als basketballer Yao Ming. De sponsors stonden in de rij.

‘Geen wonder’, zegt Yan Xiaoyan. ‘Liu is een knappe man, hij straalt energie uit en is altijd positief in zijn contact met anderen, je ziet dat hij goed in zijn vel zit.’ Die sponsors zoekt hij niet zelf. In het buitenland verzorgt een Amerikaanse advocaat zijn contacten, altijd na toestemming van de Chinese sportbond, en in eigen land kiest de overheid zijn sponsors. In ruil daarvoor mag hij 50 procent van die commerciële inkomsten houden. Alle Chinese atleten moeten een deel van hun inkomsten afstaan. Niet abnormaal, vindt Yan: ‘In het Westen maken atleten misschien zichzelf, maar in China groeien alle sportmensen van jongs af in een nationaal schoolsysteem waar ze op elk niveau begeleid worden. Voor die opleiding ben je het land ook iets verschuldigd.’

Toch is Liu Xiang niet de voorbode van een nieuwe lichting succesvolle Chinese lopers. Als China al meedoet in de atletiek, is het in minder aansprekende nummers zoals snelwandelen en discuswerpen. Atletiek is als doesport niet populair in China, zegt Yan: ‘Jongeren vinden het saai. Het is ook zo zielig. Waarom zou je in je eentje gaan lopen terwijl er zoveel andere sporten zijn waar je met anderen kunt spelen? Balsporten zijn populairder omdat het teamsporten zijn. We like to get together.

China heeft geen sportcultuur bij de grote massa: ‘Sporten doe je op school, omdat het op het lesprogramma staat. Daarna heb je er geen tijd meer voor. Als we iemand zien joggen op straat, vinden we dat vreemd. Dan vragen we ons af: heeft die niets anders te doen? Als we wat tijd hebben, kijken we televisie. Naar sport, bijvoorbeeld.’

YAO MING TEGEN HET DREAM TEAM

Heel China zat zondagavond voor de tv. Vanaf tien uur ’s avonds lagen de straten van Peking er verlaten bij. Iedereen volgde de basketbalclash tussen China en de VS, de strijd van Yao Ming tegen de beste ploeg ter wereld.

Samen met Liu Xiang is Yao Ming op televisie en op de reclameborden in de hele stad te zien. Zij zijn de twee symbolen voor China als sportland, in twee sporten die wereldwijd erkend zijn als topsport. Als eerste Chinese sporter mocht Yao Ming voor de tweede keer de vlag dragen bij de openingsceremonie. Zijn optocht, naast een negenjarig jongetje dat de aardbeving in Sichuan overleefd had, was een emotioneel moment voor het hele stadion, dat zijn naam scandeerde. Op de vraag of China geen andere atleet had kunnen aanduiden om de vlag te dragen, antwoordde delegatieleider Cui Dalin waardig: ‘Een vlaggendrager moet een sportieve topper zijn, hij moet ethische waarden koesteren, een goed imago hebben, en ook heel erg bekend zijn. Yao Ming heeft dat allemaal in zich.’

Wat de basketballer vooral populair maakt, is dat hij succesvol is in de beste westerse competitie ter wereld, en niet alleen een plaatselijke held is. Toch leek hij niet voorbestemd om profbasketter te worden. Genetisch was hij dat wel, met erg grote ouders die beiden basketten: zijn vader was negen jaar prof, zijn moeder speelde bij de nationale ploeg. Geen van beiden wou dat hij ging basketten voor de kost. Wat moet je als je versleten bent? Studeren, daar zat wat in.

Yao mocht zich wat amuseren met basketbal. Via een neef die familie had in de Amerikaanse staat Wisconsin, probeerden ze aan behoorlijke sportschoenen te komen. Yao’s moeder vond een baskettournee een goed idee, vooral nadat Yao’s neef het collegesysteem in de Verenigde Staten had geroemd.

Toen Nike Yao aan het werk zag met een gelegenheidsteam, duwden ze hem meteen een contract onder de neus waarmee hij het dubbele zou verdienen van wat hij bij zijn Chinese club, de Shanghai Sharks, kreeg. De rest van het verhaal is bekend: de Chinese basketbalbond stribbelde nog wat tegen omdat hij een groter deel van Yao’s toekomstige verdiensten wou houden, zoals dat in China gebruikelijk was, maar uiteindelijk werd Yao in 2002 gedraft door de Houston Rockets en werd hij de tweede Chinees ooit in de NBA, na Wang Zhi Zhi.

Vandaag heeft hij er het gezelschap van nog een landgenoot: Yi Lianyang speelt bij de New York Jets. Maar als China een medaille behaalt in het mannenbasket, zou dat toch een enorme verrassing zijn.

GEEN RESPECT VOOR BEDRIEGERS

Traditioneel behaalt China de meeste medailles bij de vrouwen. In Athene zorgden zij voor 66 procent van het edelmetaal, terwijl de Russische en Amerikaanse vrouwen goed waren voor 40 procent van de medailles van hun land. Misschien mikken de Chinezen gewoon op de sporten waar de minste concurrentie is.

‘China wil de meeste gouden medailles behalen,’ zegt Yan Xiaoyan. ‘Dus kijkt het naar de kansen waar die medailles te rapen vallen. Zo kom je uit bij gewichtheffen, tafeltennis, noem maar op. In atletiek en voetbal is dat al moeilijker. Maar op het moment dat vrouwenvoetbal een olympische sport wordt, stopt men daar geld in. Dat kan al op korte termijn succes opleveren, ook al wordt je uitstraling in het buitenland niet meteen groter. Als die minder bekende sporten ook bij andere toplanden populair worden, moeten we opnieuw andere sporten kiezen.’ Uiteindelijk gaat het allemaal om macht en aanzien.

Het salaris van de topsporters komt, het hoeft niet te verbazen, van de overheid. Ze worden betaald afhankelijk van hun niveau, niet volgens de grootte van de sport. ‘Een nationaal kampioen verdient meer dan een gewone profsporter. Een lid van de nationale ploeg krijgt nog meer. Een gewone atleet verdient 200 euro per maand. Dat is geen toploon, maar een redelijk inkomen, niet slecht. Als je stopt, geeft de overheid je de kans om een goede opleiding te volgen, want dan moet je weer helemaal van nul beginnen. Vervolgens geven ze je advies bij het zoeken naar een job en introduceren ze je bij bedrijven. Veel voormalige topsporters blijven ook in het sportcircuit hangen, en krijgen daar een baan.’

De geruchten dat het doel de middelen heiligt en dat de Chinezen een leger sporters met alle – ook verboden – middelen klaarstoomden voor succes, gelooft Yan Xiaoyan niet: ‘Chinezen hebben geen respect voor bedriegers. Ik denk niet dat de overheid dopinggebruik helpt organiseren of oogluikend toelaat. Ik denk veeleer dat het een initiatief is van sommige coaches. Sommigen doen het, anderen niet.’

De Chinezen aarzelen niet om hun eigen atleten te bestraffen als ze in de fout gaan. Snelwandelaarster Song Hongjuan werd twee jaar geschorst nadat ze positief was. Ze had geluk dat ze geen deel uitmaakte van de nationale ploeg, omdat snelwandelen geen deel uitmaakt van het nationale sportprogramma.

Worstelaar en nationaal kampioen Ou Yang Kunpeng maakte wel deel uit van de nationale ploeg voor de Spelen toen hij in april betrapt werd. Hij is levenslang geschorst, de onverbiddelijke straf voor een lid van een nationale ploeg die gepakt wordt. Niemand die met hem of haar meevoelt. Een ander neemt gewoon de vrijgekomen plaats in. Volk genoeg, met een potentieel van 1,3 miljard.

DOOR GEERT FOUTRÉ IN CHINA

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content