Hubert van Humbeeck

In de ‘drôle de guerre’ met Irak is het niet altijd duidelijk waar iedereen nu precies staat. Of waarom. Met de nodige afstand schreef de Britse diplomaat Robert Cooper een analyse die een en ander kan verhelderen. Een ontmoeting in Brussel.

Als het over Saddam Hoessein gaat, kan er niet genoeg aan Halabjah worden herinnerd: het stadje aan de grens tussen Irak en Iran, dat in 1988 door Iraakse troepen met chemische wapens werd bestookt. Vijfduizend mensen kwamen om het leven, voor het overgrote deel Koerden. De foto’s van de dode mannen, vrouwen en kinderen in de straten van Halabjah gingen de wereld rond. Een permanente aanklacht tegen het gebruik van chemische wapens, maar ook tegen de man die ze tegen zijn eigen burgerbevolking had durven in te zetten.

Er moet tegelijk aan worden herinnerd dat Irak op dat moment nog geen vijand was van de Verenigde Staten of het Westen. Dat werd het pas later, toen Saddam meende dat hij van Washington een vrijgeleide had gekregen om Koeweit aan te vallen. Dat bleek niet het geval. De prijs daarvoor betaalt hij tot op vandaag.

George W. Bush blaast het vuurtje tegen Irak rustig verder aan. De wapeninspecteurs van de Verenigde Naties hadden een akkoord om naar Bagdad terug te keren, maar dat werd door Washington niet aanvaard. De Amerikanen willen dat de Veiligheidsraad een resolutie goedkeurt over inspecties zonder voorwaarden, met de onmiddellijke sanctie van een aanval als Irak die resolutie zou overtreden. Het is niet van belang dat die wapeninspecteurs naar Bagdad terugkeren, stelt Washington, het is van belang dat Irak echt wordt ontwapend. Het is, met opnieuw Halabjah voor ogen, een nuance die op haar plaats is.

Toch is er bijlange geen overeenstemming over het harde standpunt van George Bush. Hij heeft de Britten aan zijn kant. Maar zowel Frankrijk als Rusland en China laten zich niet gemakkelijk overtuigen. Voor die laatste twee komt het er wellicht op neer dat de Amerikanen op het gepaste moment de juiste prijs betalen. Washington dreigt er ondertussen mee de Verenigde Naties buitenspel te zetten.

Dat de Amerikaanse regering zich zo onverzoenlijk blijft opstellen, heeft ook met verkiezingen te maken. Begin november wordt een deel van het Amerikaanse parlement herkozen. Republikeinen en Democraten houden elkaar nu zowel in de Senaat als in het Huis van Afgevaardigden ongeveer in evenwicht. Een kleine verschuiving kan grote politieke gevolgen hebben, ook met het oog op de presidentsverkiezingen van 2004. De Republikeinen proberen de patriottische koorts daarom hoog te houden, want economisch maakt Amerika het niet goed.

NIEUW IMPERIALISME

We bevinden ons nu zo in een staat van drôle de guerre met Irak – een staat van oorlog die eigenlijk nog niet begonnen is. Robert Cooper is een hoog Brits diplomaat die Tony Blair ten tijde van de crisis na de aanslagen van 11 september van advies heeft gediend. Hij maakt deel uit van de inner circle van Blair, ook nu hij een belangrijke functie bekleedt bij de Europese Unie in Brussel. Cooper schreef ten behoeve van het Foreign Office een soort stand van de wereld, die ondertussen een bijna klassieke status heeft verworven. Zijn essay werd door alle belangrijke Britse media overgenomen en van commentaar voorzien.

Zijn theorie is op zijn minst merkwaardig. Hij verdeelt de wereld in drie soorten van landen: premoderne, moderne en postmoderne. De moderne landen – dat zijn bijvoorbeeld India of Irak – zijn eigenlijk de minst interessante. Zij reageren op de gebeurtenissen zoals dat in de 20e eeuw gebruikelijk was: indien nodig met geweld onder elkaar. Bij het begrip premoderne landen doemen Somalië, Liberia of Afghanistan voor de geest op. De overheid is er de greep op de gebeurtenissen kwijt, ze heeft er niet langer het monopolie op het gebruik van geweld.

Het mooiste voorbeeld van een postmoderne regio is de Europese Unie. De landen die er deel van uitmaken, hebben onder elkaar afgesproken dat ze afzien van het gebruik van geweld om onderlinge disputen te regelen. Veiligheid steunt op openheid en wederzijdse afhankelijkheid. Grenzen verliezen hun belang. De idee van een Internationaal Strafhof, bijvoorbeeld, is volgens Cooper typisch een concept van de postmoderne staat. ‘Die heeft Macchiavelli in de internationale betrekkingen namelijk vervangen door zoiets als een internationaal geweten. Mensenrechten liggen nu aan de basis van de buitenlandse politiek.’ Hij noemt dat ironisch een ‘nieuw imperialisme’.

Toch zorgde het gebruik van dat ‘oude’ begrip voor verwarring. Want Coo- per stelt tegelijk dat het postmoderne Europa zich weinig bewust is van de gevaren die buiten zijn veilige grenzen op de loer liggen. Vooral de premoderne wereld is gevaarlijk en onvoorspelbaar. Al-Qaeda bewees tot wat hij in staat is. Cooper pleit daarom voor het hanteren van een dubbele standaard, want ‘in de jungle moeten de wetten van de jungle worden toegepast’.

Cooper vergelijkt de situatie vandaag graag met die in de 19e eeuw, toen het Britse imperium de dienst uitmaakte. ‘Er wordt ook vandaag veel ingegrepen in de binnenlandse aangelegenheden van andere landen. Maar dat gebeurt in een heel andere stijl dan toen. Toen traden landen alleen op, nu zijn ze in groepen actief. Maar, en dat is belangrijk: niemand eist nog de soevereiniteit over een ander land op. We willen geen kolonies meer. Die tijd is voorbij. We willen nu zo vlug mogelijk weg uit Afghanistan, we willen het niet hebben.’

‘Vergelijk, bijvoorbeeld, het optreden van de Britten in Egypte in de late 19e eeuw met dat van een organisatie zoals het Internationaal Muntfonds (IMF) vandaag. Eigenlijk legt het IMF verplichtingen op die perfect vergelijkbaar zijn met wat de koloniale mogendheid Groot-Brittannië van de Egyptenaren vroeg. Dat ging over de manier van besturen, het heffen van belastingen, wat daarmee te doen, en zo verder. Het verschil is dit: als de Egyptenaren niet deden wat er van hen werd verlangd, stuurde de Engelse koning een expeditieleger. Als het IMF vaststelt dat een interventie is mislukt, wordt er opnieuw onderhandeld.’

Cooper stelt het IMF en de Wereldbank overigens voor als een deel van de oplossing: multilaterale organisaties die landen in moeilijkheden helpen om de weg naar de globale economie terug te vinden. Met die analyse zal niet iedereen instemmen. Er werden enkele maanden geleden nog grote vragen gesteld bij het optreden van het IMF in Argentinië.

‘Het is ook een moeilijk probleem’, stelt Robert Cooper. ‘Ontwikkelen vraagt soms om harde oplossingen. Wij hebben er in West-Europa honderden jaren over gedaan. Maar weinig landen slagen erin om die evolutie in een kortere tijd te maken. In Korea, Japan en Singapore is het gelukt, maar de meeste mislukken.’

Op het jaarlijkse Labourcongres in Blackpool had Tony Blair vorige week alle moeite van de wereld om zijn partij achter de Irakpolitiek van de regering te krijgen. De vraag kan worden gesteld in welke mate het Verenigd Koninkrijk deel uitmaakt van de postmoderne Europese Unie? Zijn de Verenigde Staten overigens een postmoderne natie, in de betekenis die Cooper daaraan geeft?

‘Om te beginnen: oorlog is een ernstige zaak. Het verdient dat daar, zoals op dat congres, ernstig wordt over nagedacht en gepraat. Maar, verder, natuurlijk maakt het Verenigd Koninkrijk deel uit van het postmoderne Europa. Het verschil met andere landen in de Europese Unie is dat het Verenigd Koninkrijk zich toch iets meer bewust is van de gevaren in de wereld. Dat het daar met meer overtuiging tegenaan gaat. De Europese Unie aanvaardt wel dat er soms geweld moet worden gebruikt, maar ze is er niet altijd klaar voor. De politiek houdt er niet altijd rekening mee dat een leger ook paraat moet zijn. Er zijn in de EU niet veel landen die meer dan twee procent van hun bruto binnenlands product voor defensie uittrekken.’

EEN KWESTIE VAN MACHT

‘De Verenigde Staten daarentegen zijn geen postmoderne staat. Dat is gewoon een kwestie van macht: de VS is de sterkste militaire macht sinds het Romeinse Rijk. De Amerikanen leven ook in een heel andere omgeving dan Europa, met al zijn kleine landjes. Ze hebben twee buren en afgezien daarvan hebben ze de rest van hun enorme continent voor zich alleen. Europa weet dat het alleen iets kan bereiken als het zich multilateraal opstelt. Dat heeft het door scha en schande geleerd.’

‘Wellicht ligt dat verschil aan de basis van de spanningen die de relaties tussen Europa en Amerika regelmatig kenmerken. Voor ons is dat multilateralisme fundamenteel, wij hebben dat nodig. De Amerikanen hebben daar op zichzelf geen probleem mee, maar ze zijn sterk genoeg om het ook anders te doen. Het is voor hen niet zo belangrijk.’

‘Europa en Amerika zijn in ieder geval de bekwaamste twee eenheden in de wereld vandaag. Ze moeten samen de toon zetten, door op een open manier met elkaar om te gaan, zonder dreigementen. Ze zouden het raderwerk van een nieuwe wereld moeten vormen. Een voorbeeld voor alle anderen.’

Hubert van Humbeeck

Oorlog is een ernstige zaak, die verdient dat er goed wordt over nagedacht.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content