Na een beroerde week is de regering weer op snelheid gekomen. Bij gebrek aan alternatief wil de oppositie haar nu de hand reiken. Ze zou er goed aan doen achteraf toch maar haar vingers na te tellen.

Nu is het de beurt aan Anne Thily, procureur-generaal in Luik, die wordt uitgenodigd om haar pasje zijwaarts te zetten. Of dat wel kan, is niet zo meteen zeker, beweert de magistratuur dan weer, omdat de gerechtelijke organisatie zo stroef in elkaar zit dat een ontslag haar meteen elk inkomen ontneemt. Hoe dan ook, de kortstondige ontsnapping van een gevreesde boef – een pijnlijke anekdote, maar toch niet meer dan een anekdote – heeft ondertussen al een ware verantwoordelijkheidswals op gang gebracht: een stapje opzij, eentje naar achteren desnoods, een pirouette richting Luxemburg als het zou kunnen, na enige tijd weer een stapje voorwaarts wellicht.

Want de betekenis van dat alles is louter symbolisch. Zeker van sancties is geen sprake, want het gaat alleen om het stellen van een publiek gebaar, een geste. Eens de regering Johan Vande Lanotte (SP) en Stefaan De Clerck (CVP) had geofferd – van wie nu ook de volksmond beweert dat zij eigenlijk nog de kwaadsten niet waren – en de rijkswacht zijn commandant Willy Deridder moest laten gaan, zouden de anderen moeten volgen. Dat zijn dan Melchior Wathelet, rechter bij het Europees Hof in Luxemburg en stilaan het archetypische zoenoffer voor alles wat in het verleden op justitieel vlak is scheefgegaan, en Anne Thily dus, omdat ook de magistratuur nu eenmaal haar partij moet meeblazen in deze mésavonture. Dan heeft men het wel ongeveer gehad.

Het curieuze is natuurlijk wel dat Thily zelf over verantwoordelijkheden te oordelen heeft. Gisteren dinsdag kreeg het parlement haar rapport te lezen over wie in de fout ging bij de ontsnapping van Zwarte Donderdag 23 april. Zondag deed een cynische Vande Lanotte voor de RTBf-camera’s daar al een voorspelling over: het zal volgens Thily de schuld van iedereen zijn, behalve van het parket van Luik. De feiten hebben hem niet echt ongelijk gegeven.

EEN DECOR VAN SIGNALEN

Dat zelfs PSC-ondervoorzitter Joëlle Milquet nu vindt dat haar partijgenoot Wathelet het beste opstapt, is een nieuw standpunt van de Franstalige christen-democratie. Na de stemming van het eerste rapport van de commissie- Dutroux had de PSC nog met een regeringscrisis gedreigd, had het kabinet niet ingestemd met de toen aan de orde zijnde verlenging van Wathelets Luxemburgse mandaat. Maar de intern verscheurde en in de peilingen tot een dieptepunt gezakte PSC beseft vandaag opperbest dat voor haar nu alles beter is dan een vertrouwenscrisis en ongetwijfeld desastreuze verkiezingsuitslagen. Dat ondertussen ook het Brusselse PS-Kamerlid Serge Moureaux het stapje opzij verwacht van zijn partijgenote Thily, is dan weer een standpunt waaraan de rivaliteit tussen Waalse en Brusselse socialisten beslist niet vreemd zal zijn.

Stapjes in welke andere richting dan ook, veranderen geen zier aan de staat van het koninkrijk. Maar de overtuiging heeft zich gevestigd dat ze onvermijdelijk zijn, omdat de overheden daarmee kunnen tonen dat ze niet – niet langer – ongevoelig zijn voor wat de bevolking beroert. In normale tijden heeft premier Jean-Luc Dehaene (CVP), pragmaticus als hij is, een broertje dood aan dat soort cinema.

Maar nadat hij die roemruchte 23ste even uit zijn lood was geslagen, realiseerde hij zich dat ook hij daarmee rekening te houden had. Wou de regering een nieuwe adem vinden, dat had ze het schimmenspel nodig, als een decor van vertrouwenwekkende signalen. Ook de ontvangst op het bordes van het koninklijk paleis vorige week, als betrof het een belangrijk wereldleider, van een Ardeense boswachter die de ontsnapte Marc Dutroux tijdens diens vlucht toevallig had herkend, past daarin.

Zo’n decor heeft de premier nodig om zijn kabinet te redden. Daarvoor heeft hij geen alternatief, behalve vervroegde verkiezingen en een voorspelbaar electoraal debacle. De roomsrode meerderheid moest vervolgens bewijzen dat het haar ernst is en ze zette de grote middelen in, te weten Louis Tobback (SP), altijd al een locomotief van dit kabinet. Met zijn aanstelling tot vice-premier en minister van Binnenlandse Zaken hebben de meerderheidspartijen zichzelf ertoe verbonden om de rit tot het einde uit te zitten, tot juni 1999, de voorziene verkiezingsdatum.

Dat de regering nog over zo’n sterke terugvalpositie beschikte, heeft de oppositie, vooral de liberalen, pijnlijk verkeerd ingeschat. VLD-Kamerlid Marc Verwilghen, de even populaire als ambitieuze voorzitter van de commissie-Dutroux, had zijn partijvoorzitter Guy Verhofstadt nog opgejut om op het VLD-congres, dat toevallig dat weekend in Gent werd georganiseerd, flink van jetje te geven. Hij mocht met niets minder genoegen nemen dan met het vertrek van de regering, als het kon overdekt met pek en veren. Verwilghen liet zich in zijn speech even flink gaan, Verhofstadt evenzeer.

Ware het niet dat het kabinet, zeker na het eervolle ontslag van De Clerck en Vande Lanotte en het aantreden van Tobback, niet het aangeschoten wild was waarvan de Vlaamse liberalen dachten dat ze het slechts af te maken hadden. Het stapje opzij van luitenant-generaal Deridder – die overigens nog altijd zijn functie blijft waarnemen – vervolledigde het gebaar.

CONCESSIES ZIJN NODIG

Dat bracht met name Verwilghen in de problemen. Hij beseft beter dan wie ook dat hij de goodwill, die hij als commissievoorzitter nog altijd bij de bevolking geniet, electoraal alleen kan verzilveren als hij wel degelijk wordt gepercipieerd als nieuwlichter. Hij wil dus vooral niet gezien worden als een zoveelste partijpolitieke ruziemaker, van het slag dat typerend heet te zijn voor de Oude Politieke Cultuur.

Eens het Verhofstadt duidelijk was dat de regering absoluut niet aan een collectief stapje opzij dacht, maakte hij zijn bocht door een verzoenend gebaar tegenover de meerderheid te stellen. Kwestie van erbij te kunnen zijn wanneer het politie- en justitiële landschap wordt hertimmerd en van een aura van sérieux te verwerven. Samen met andere oppositiepartijen, de PRL, het FDF en de Volksunie, bood hij Dehaene een constructieve dialoog daarover aan.

Het komt de regering goed uit. Zij heeft oppositiestemmen nodig om de Hoge Raad voor Justitie op te richten, en daar is een grondwetsherziening en dus een tweederde meerderheid voor vereist. Vooral de liberale oppositie wil dat gebruiken als hefboom om ook een zeg te eisen in de politiehervorming. Maar haar bewegingsruimte is klein, omdat zij het zich niet kan veroorloven om later het verwijt te krijgen dat ze, door een al te stugge houding, de noodzakelijke ingrepen onmogelijk heeft gemaakt. En bovendien mag ze niet vergeten dat ze met zo’n constructieve houding door de regering mee in het bad wordt genomen.

Als de regering erin slaagt om, in de zestig weken die haar nog resten, met iets ernstigs voor de dag te komen, kunnen de oppositiepartijen toch hopen dat ze daar een deel van de verdienste voor zichzelf zullen mogen opeisen. Maar het wordt zeker een bikkelharde onderhandelingsronde, waarover Dehaene, nu hij zijn kabinet weer onder stoom heeft gebracht, de controle niet wil verliezen. Daarom stelde hij meteen een strak onderhandelingsschema op, dat al begin deze week van start ging. Deels gebeurt dat in het parlement, deels in overleg tussen regering en oppositie. Daar zijn technische redenen vooral, maar vooral tactische: het is de premier die de voorwaarden en omstandigheden van het overleg wil blijven bepalen.

Toen ze de meerderheid “de hand reikten”, maakten de vier partijen er alvast een mediaevenement van, door publiekelijk een gezamenlijk voorstel over de hervorming van politie en justitie te ondertekenen, in een sfeer van eensgezindheid die nochtans niet geheel strookt met de werkelijkheid. En daar bleef Marc Verwilghen, ondanks fors aandringen van zijn voorzitter Verhofstadt, ostentatief weg. Zijn aanwezigheid daar zou hem immers in het oppositiekamp hebben gedrumd. Dat valt niet te rijmen met het imago van boven de partijtwisten verheven staatsman die hij wil zijn, een imago dat hij nog eens onderstreepte toen hij zich vorige week als enige onthield toen in de Kamer werd gestemd over de motie van wantrouwen die de oppositie tegen de regering had ingediend.

Maar nu de tandem Dehaene-Tobback de oppositie in snelheid heeft genomen, moet ze er voor haar eigen bestwil voor zorgen dat ze die voorsprong kan bewaren. Dat zal haar vast tot concessies dwingen op het hervormingsplan voor de politie dat ze in de maak had. Daarin bleven rijkswacht en gemeentepolitie op lokaal vlak een gescheiden bestaan leiden. Daar is de oppositie niet voor te vinden, maar de nieuwe minister van Justitie Tony Van Parys (CVP) is daar al evenmin met zijn hart bij. Misschien verklaart dat waarom Johan Vande Lanotte, wél een openlijk voorstander van zo’n scheiding, al aankondigde dat hij als Kamerlid af en toe wel eens “vervelend” uit de hoek zal komen.

Marc Reynebeau

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content