Rik Van Cauwelaert
Rik Van Cauwelaert Rik Van Cauwelaert is directeur van Knack.

Achtergrond bij het bezoek van Sir Arthur Conan Doyle aan de watervallen van Coo.

Sherlock Holmes heeft in België geopereerd. Het staat haast terloops vermeld in ?The Final Problem?, het verhaal waarin schrijver Sir Arthur Conan Doyle de held Sherlock Holmes, samen met diens aartsrivaal professor James Moriarty, laat neerstorten in de Reichenbach-watervallen in Zwitserland. Maar met ?The Final Problem? klopt iets niet.

Zo laat Conan Doyle Holmes en dr. John Watson van Newhaven naar Dieppe het Kanaal oversteken. Een merkwaardige overvaart. In de achttiende eeuw al genoot Dover de voorkeur als vertrekplaats voor bootreizigers naar het continent. Het was niet anders ten tijde van Holmes en zijn acoliet Watson.

Na Dieppe duiken Holmes en Watson dan weer op in Brussel waar ze twee dagen verblijven, waarna ze hun tocht naar Straatsburg en finaal naar Zwitserland voortzetten. Een omweg, beweert de verteller, om de gevreesde James Moriarty, ?de Napoleon van de misdaad?, te ontlopen. Een uitleg die verre van toereikend is. Want Holmes wist dat Moriarty hem altijd en overal schaduwde. Waarom dan naar Brussel, een provincienest ? Waarom niet naar Parijs zoveel uitgestrekter en geschikter om onder te duiken ? Trouwens, om vanuit Dieppe met de trein in Brussel te geraken, passeerden Holmes en Watson toch via Parijs. Het eerste bewijs echter dat met de reisbeschrijving in ?The Final Problem? en de Brusselse passage iets niet in de haak is, mag blijken uit de manier waarop alweter Theodore S. Blakeney in zijn klassieker ?Sherlock Holmes : Fact or Fiction ?? (1932) de kwestie ontweek door erover te zwijgen. Toch scheerden in het verleden wetenschappers drie keer rakelings langs ?The Final Problem? en tegelijk langs één van de laatste raadsels in de Sherlock Holmes-literatuur.

EEN EERSTE KEER gebeurde dat in 1925, met ?Un souvenir d’enfance sur Jacques Perk?, een artikel in het tijdschrift De Witte Mier geschreven door de Brusselse professor Paul de Reul. Een tweede kans miste de Gentse professor Willy Schrickx in 1971 met zijn ?Oscar Wilde in Belgium in 1879?, afgedrukt in de Revue des langues vivantes. Daarin borduurde Schrickx voort op de herinneringen van De Reul en voegde er nog wat trivialia aan toe over de ontmoeting van de toen nog onbekende Oscar Wilde en de in die dagen al even onbekende Nederlandse dichter Jacques Perk in het hotel van de familie Meunier in het Ardense La Roche. Een ontmoeting waarvan Paul de Reul, samen met zijn vader, de bekende geoloog/schrijver Xavier de Reul over wie straks meer de toevallige getuige was.

Een derde gelegenheid deed zich voor in november 1977, tijdens het eerste en meteen laatste Sherlockian Seminar in Cheltenham, waar Trevor S. Bull zou wijzen op de opmerkelijke en tot nog toe onverklaarde tegenstrijdigheden en feitelijke onjuistheden in ?The Final Problem?. Tenminste, zo was het geprogrammeerd door de organisatoren van het seminarie, die voor de uiteenzetting van Bull en het daaropvolgende debat een hele donderdagnamiddag hadden gepland. Maar wat met veel gedruis was aangekondigd, kwam neer op algemeenheden die andere, minder gereputeerde Holmesianen, zonder Bulls hulp, al hadden opgeworpen. Want dat Conan Doyle om één of andere reden het manuscript van ?The Final Problem? heeft omgewerkt en daarbij in de fout ging, was al langer klaar als een bergbeekje.

Behalve de opmerkelijke reisweg die hij Holmes en Watson deed volgen, liet Doyle na de dodelijke plons in de Reichenbach-waterval ook Holmes’ zilveren sigarettenetui terugvinden, terwijl een beetje kenner weet dat de detective zelden of nooit iets anders dan de pijp rookte. Al die fouten lijken wel kiezels door Doyle uitgestrooid om ons naar een ander, groter schandaal te leiden.

In Cheltenham vroeg een Belgische deelnemer, een Waals academicus die voorts onbesproken wenst te blijven, of het klopte dat Conan Doyle in juli 1879 in Brussel en in de Ardennen vertoefde. Waarop een aangeslagen Bull een excuus prevelde en het debat vroegtijdig afbrak. De aanwezigen schreven zijn gedrag toe aan zijn hoge leeftijd de man overleed vier maanden later. Doch naar de vraag van de Waalse interveniant werd achteraf in heel het Holmes-onderzoek niet meer getaald. Alsof het opgeworpen probleem daarmee zou verdwijnen.

Wat weten we intussen met zekerheid ? Dat in juli 1879 niet alleen de familie De Reul, Jacques Perk, Oscar Wilde en zijn vriend Rennell Rodd en diens moeder en zus in het Meunier-hotel verbleven. Mochten de academische speurneuzen het gastenboek van de Meuniers, dat als bij mirakel bewaard bleef en in een Ierse privé-collectie rust, hebben geraadpleegd, het zou ze ongetwijfeld zijn opgevallen dat A. C. Doyle uit Angleterre, er ook verbleef en dat hij er voortijdig op 26 juli 1879 vertrok.

DAT GASTENBOEK is een goudmijn. Want wat staat daar zwart op wit ? Op 22 juli huurde Conan Doyle een rijtuig, samen met Rev. C. Dunce in ?The Final Problem? vermomde Holmes zich als geestelijke ! die blijkbaar niet in het Meunier-hotel logeerde. Doyle en Dunce gaven als bestemming op : de watervallen van Coo. Een toeristische attractie, so what, zal de dilettant opwerpen. Op 28 juli 1879 echter rapporteerde de Luikse krant Le Courrier, journal des faits et nouvelles als enige : Coo : mort mystérieuse d’un promeneur solitaire. Daar vernemen we dat de onbekende wandelaar de dood vond aan de voet van de watervallen van Coo, na een tuimeling van minstens vijftien meter.

De correspondent meldde nog dat de verongelukte, gelet op zijn kledij, wellicht een Engelsman was. Papieren of paspoort werden niet gevonden. Het lijk, eerst naar Stavelot en later naar Luik overgebracht, zou nooit worden geïdentificeerd noch geclaimd. We mogen aannemen dat, mocht het hier om het lijk van Holmes zijn gegaan, zijn broer Mycroft, zijn erfgenaam, minstens het stoffelijk overschot naar Engeland zou hebben overgebracht. Terwijl het nu in Luik in een anonieme grafkuil werd gedeponeerd. Bijna zeker, beweren specialisten vandaag, was de anonieme Engelsman niemand minder dan professor Moriarty.

Opvallend is toch dat niet alleen Doyle altijd discreet is gebleven omtrent z’n bezoek aan de Belgische Ardennen. Ook Oscar Wilde en Rennell Rodd hebben nooit iets gelost over hun vakantie in La Roche. Jacques Perk, die er zijn muze Mathilde Thomas ontmoette, stierf dan weer twee jaar later, in 1881.

Ware het niet dat Paul de Reul in zijn herinneringen was gaan graven, niemand zou ooit bij het treffen in La Roche en nog minder bij het incident in Coo hebben stilgestaan. Trouwens, ook Xavier de Reul, een gevierd raconteur en schrijver die onder meer ?Ernest Staas advocaat? van zijn vriend Tony Bergmann in het Frans vertaalde, heeft er nooit over gerept. Alleen Paul de Reul ging zestien jaar later in Londen Oscar Wilde nog eens opzoeken. Maar de dichter herinnerde zich alleen : ?You were such a delightful boy !? Weinige tijd later vloog Wilde in de cel terwille van zijn relatie met Alfred Douglas.

De terughoudendheid van Rennell Rodd valt daarom te begrijpen. Deze heer wilde na diens veroordeling in 1895 niets meer met Wilde vandoen hebben. Want intussen was hij Sir Rennell, een vooraanstaand diplomaat. Toch gaat, menen sommigen, Sir Rennells rol in dit hele mysterie verder dan wat spelevaren met Oscar Wilde op de Ourthe in La Roche. En wel om volgende reden.

HET TIJDSTIP immers van het treffen in La Roche en het incident in Coo is van kapitaal belang. Op dat moment worstelde België met de nasleep van het gigantische financiële schandaal rond André Langrand-Dumonceau, bij zijn tijdgenoten bekend als let op het toeval ! ?de Napoleon van de haute finance.? Langrand-Dumonceau bracht een financieel imperium tot stand rond zijn verzekeringsmaatschappijen. Bedoeling was een katholieke financiële macht op te bouwen als tegenwicht voor wat hij het ?joods-maçonnieke blok? noemde.

Als katholiek financier organiseerde Langrand-Dumonceau beleggingen voor de Oostenrijkse keizerlijke familie, het Belgisch koningshuis, voor adellijke geslachten als Turn und Taxis en zelfs voor paus Pius IX. Tot zijn imperium in de loop van de jaren 1870 in elkaar klapte en beleggers honderden miljoenen frank in rook zagen opgaan. Eén van de weinige onderdelen van dit financiële pretpark dat uit het fiasco werd gered, was de verzekeringsmaatschappij die wij nu als Royale Belge kennen.

Destijds werd gefluisterd dat achter Langrand-Dumonceau, een vondeling afkomstig uit Vossem bij Tervuren, een echt financieel genie, een Engelsman, schuilde. Was Moriarty of de Engelsman die model voor hem stond het brein achter André Langrand-Dumonceau ? Wiskunde was immers het uitgelezen terrein van Moriarty, wiens essay ?The Dynamics of an Asteroid? nog steeds als de inspiratiebron van Einsteins relativiteitstheorie wordt beschouwd. Waarom werd de identiteit van de onbekende wandelaar in Coo nooit uitgeplozen ? Het is opmerkelijk dat professor Guillaume Jacquemyns deze vraag angstvallig omzeilde in zijn vijfdelige ?Langrand-Dumonceau, promoteur d’une puissance financière catholique?.

NA DE INEENSTORTING van zijn imperium haastte Langrand-Dumonceau zich naar Londen. De Belgische overheid liet hem vrijwel ongemoeid. De financier zou naderhand, na een omweg langs de Verenigde Staten, naar Rome verhuizen waar hij in 1900 stierf. Brits ambassadeur in Rome op dat moment was Sir Rennell Rodd. Alweer een toeval ?

Dat Conan Doyle ?The Final Problem? heeft omgewerkt en daarbij zover ging de epsiode van Coo naar Reichenbach te verplaatsen, achten ernstige Holmesianen intussen bewezen. Want zelfs in zijn privé-leven heeft Doyle voor latere biografen alle sporen naar Brussel, La Roche en Coo uitgewist. Ter illustratie : Zwitserse bewonderaars nietsvermoedend, want niet op de hoogte van de resultaten van het jongste Holmes-onderzoek plaatsten enkele jaren terug een gedenkplaat bij de Reichenbach-waterval.

Het valt niet uit te sluiten dat Conan Doyle die fumisterie rond ?The Final Problem? uitwerkte op last van hogerhand, ongetwijfeld omwille van de raison d’état. Laten we ook niet de band vergeten tussen de Belgische en Engelse koninklijke families, beide Coburgs.

Conan Doyle was dan wel gezagsgetrouw, toch heeft hij achteraf herhaaldelijk op de affaire gealludeerd. Bijvoorbeeld in het verhaal ?The Red-headed League? waar hij Holmes en Watson naar de Saxe-Coburg square laat afzakken en hij het Coburg-filiaal van de City and Suburban Bank laat beroven. Als aanwijzingen kan dat tellen. Naderhand heeft Conan Doyle helemaal zijn gram op de Belgen gehaald met het splijtend pamflet ?The crime of the Congo? over de gruwelen begaan in naam van Leopold II in de voormalige kolonie. Waarom zwijgt Laken ?

Rik Van Cauwelaert

Sir Arthur Conan Doyle : het moordende duel speelde zich niet in het Zwitserse Reichenbach af, maar bij de watervallen van Coo.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content