Hubert van Humbeeck

Tussen Jean-Luc Dehaene en Londen komt het sinds Corfu nooit meer goed. De premier schoof de schuld voor wat er fout liep tijdens wat een feestelijke euro-top moest worden zonder dralen in de schoenen van de Britten – die de kwestie van het voorzitterschap van de Europese Centrale Bank onvoldoende hadden voorbereid. Hij kon zich na afloop ook troosten met de vaststelling dat België niet langer het monopolie heeft op lelijke politieke compromissen. De Nederlander Wim Duisenberg krijgt de job voor de in het Verdrag van Maastricht voorziene acht jaar, maar meldt nu al dat hij halfweg “vrijwillig” zal weggaan. Duisenberg is niet alleen een uitstekend bankier, maar blijkbaar ook nog voldoende politicus om een scenario te accepteren dat in veel Vlaamse gemeenten bekend is, als er na verkiezingen onenigheid rijst over de laatste te verdelen schepenportefeuille: elk drie jaar en alleman content.

De eerste minister had zich zijn Europese feestje wellicht helemaal anders voorgesteld; en dat niet alleen ter wille van de bijna openlijke, platte ruzie over wie het beste baantje zou krijgen dat aan het project van de eenheidsmunt verbonden is. Dehaene weet natuurlijk dat niemand in het politieke bedrijf op veel erkenning moet rekenen, maar voor de krachttoer om België uiteindelijk zonder veel discussie in de club van euro-landen te krijgen, had hij vast wel op een schouderklopje gerekend. Helaas. Toen de Europese meute, een tikkeltje arrogant als altijd, op 1 mei in Brussel neerstreek, belandde ze als het ware op de scène van het verkeerde toneelstuk.

Nooit tevoren stond een regering zo te kijk als de huidige bij de ontsnapping van Marc Dutroux. Toch waren een week later een aantal belangrijke beslissingen genomen. Er was niet alleen het ontslag van twee ministers en dat van de commandant van de rijkswacht. Er was de terugkeer van Louis Tobback. De regering kreeg het vertrouwen in het parlement, waarna een belangrijk deel van de oppositie de meerderheid voorstelde om als grote mensen met elkaar over de hervorming van justitie en politie te praten. Marc Verwilghen vroeg op het VLD-congres nog het ontslag van de hele regering, maar onthield zich vier dagen later bij de stemming in de Kamer over het vertrouwen in diezelfde regering. Het was het teken van een kentering.

Daarmee is de kous alsnog niet af. Want tot in de meerderheid toe blijft de vraag klinken dat ook de magistratuur een gebaar zou stellen. Dat, bijvoorbeeld, procureur-generaal Anne Thily van Luik de hermelijnen mantel vrijwillig aan de haak zou hangen. Ter wille van de instelling zelf. En daar stelt zich een probleem. Want als geen enkele magistraat zich geroepen voelt om vrijwillig “een stap opzij te zetten”, zoals dat nu omfloerst heet, rest de politieke overheid geen andere mogelijkheid dan de normale tuchtprocedure om haar grote woorden kracht bij te zetten. Dat is niet alleen omslachtig, maar ook niet zonder risico. Stel dat zo’n onderzoek bij Michel Bourlet en Jean-Marc Connerotte uitkomt, wat niet uitgesloten is – het duo uit Neufchâteau geniet zeker in Wallonië nog altijd een groot aanzien.

En dan blijft er de voormalige minister van Justitie, Melchior Wathelet. Verderop in dit blad ontwikkelt vice-premier Herman Van Rompuy een theorie over het begrip politieke verantwoordelijkheid. Het ontslag van Stefaan De Clerck, betoogt hij, neemt de schuld weg die historisch op het departement van Justitie rustte. En dus ook die van Melchior Wathelet. Dat is van Van Rompuy geen gemakkelijk opportunisme: van hem is bekend dat hij dezelfde idee al eerder verdedigde, in andere omstandigheden.

In het licht van het ontslag van twee ministers en de rijkswachtbaas geldt ook voor Wathelet de vraag of hij zijn huidige functie als rechter in het Hof van Justitie in Luxemburg nog in alle sereniteit kan uitoefenen. Hij zetelt daar niet in eigen naam, maar in naam van België. Het lijkt niet dat hij in het land dat hem aanwees nog over voldoende moreel gezag beschikt om recht te spreken over andere mensen.

Het klopt dat de Belgische politieke overheid Wathelet op dit moment niet meer kan bereiken. Dat kon ze vorig jaar wel, toen zich eigenlijk toch al hetzelfde probleem stelde. Toen verkoos de regering om de PSC’er opnieuw voor te dragen, uit vrees voor moeilijkheden met zijn partij in de coalitie. Nu vindt diezelfde PSC dat Wathelet maar zelf moet uitmaken wat hij doet – zij wast haar handen in de onschuld. Maar in de uren na de ontsnapping van Marc Dutroux stond ondervoorzitster Joëlle Milquet wel op de eerste rij om het ontslag van de ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie te vragen.

Er zijn nu mensen die begrepen hebben dat er alleen iets kan worden bereikt door met elkaar te praten, en door dat snel te doen – ook al hebben ze daarvoor wel allemaal hun redenen. Maar het is nu even niet het moment om cynisch aan politiek te doen.

Hubert van Humbeeck

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content