‘Het enige wat ik wil, is weer deel uitmaken van de maatschappij’

Omdat Nathan diabetes en autisme heeft, en ook verslaafd is aan drugs, zijn psychiatrische instellingen niet happig om hem op te nemen. Hij is net ontslagen uit de gevangenis, en zit nu zonder hulp of begeleiding thuis. ‘Eerst moet ik rust krijgen in mijn hoofd.’

‘Mijn kind kan niet meer’, zegt Patricia. ‘Maar de hulp die hij nodig heeft, krijgt hij niet. Hij zou voor langere tijd moeten worden opgenomen op een plek waar aan zijn verslaving wordt gewerkt en waar ook rekening wordt gehouden met zijn diabetes en autisme. Anders is hij een vogel voor de kat.’ Begin april werd haar oudste zoon, Nathan, aangehouden voor drugsdelicten en belandde hij in de gevangenis van Sint-Gillis. Dat was het absolute dieptepunt van een jarenlange vergeefse zoektocht, waarbij hij keer op keer op de spoeddienst, in de jeugdpsychiatrie en later ook in afkickcentra werd opgenomen. Nergens leek hij thuis te horen, nooit vond hij de ondersteuning die hij zo nodig heeft.

Een gemakkelijk kind was Nathan nooit. Op de lagere school al wou hij, letterlijk en figuurlijk, niet in de rij lopen. Hij was druk, verstoorde de les en kon zich niet goed concentreren. Op zijn achtste bleek hij ook nog eens aan diabetes te lijden, iets wat hij nog altijd niet goed kan aanvaarden. Diabetes is een ingrijpende ziekte, zeker voor een kind. Je moet jezelf vier of vijf keer per dag insuline inspuiten en geregeld in je vinger prikken om je bloedsuikerspiegel te meten. Spuit je te weinig insuline, dan kun je in coma raken, en van een te hoge dosis word je suf en afwezig. Dat is Nathan de voorbije jaren vaak overkomen.

Op het atheneum ging het pas echt mis. Zijn agenda stond vol opmerkingen en met zijn diabetes hielden de leerkrachten amper rekening. In die periode, rond zijn dertiende, trof zijn moeder hem eens helemaal apathisch aan: hij had zichzelf een veel te hoge dosis insuline toegediend. In het ziekenhuis dachten ze dat hij zelfmoord had willen plegen, maar dat ontkende hij. Nathan had er gewoon genoeg van. Wilde zijn moeder dat hij insuline spoot? Dan zou ze dat krijgen ook. Dat was de eerste keer dat Nathan in de jeugdpsychiatrie belandde – hij zou er nog vaak terugkeren.

Weer thuis begon hij overdreven veel te gamen en elke dag was er ruzie omdat hij zijn huiswerk niet wilde maken en veel te nonchalant met zijn diabetes omging. De situatie werd op den duur zo onhoudbaar dat hij voor observatie in de Medisch Psychologische Kliniek van het UZ Leuven werd opgenomen. Maar ook daar was hij erg weerbarstig en konden ze hem niet aan: hij werd in de isoleercel gestopt en tot twee keer toe weggestuurd. Uiteindelijk belandde Nathan in een observatie- en behandelingscentrum, waar hij een jaar zou wonen. Toen pas kreeg hij te horen dat hij autisme heeft. Een grote verrassing was dat niet. Ook niet voor hem. Een paar jaar eerder was hij naar Ben X, een film van Nic Balthazar over een jongen met autisme, gaan kijken en achteraf zei hij tegen zijn moeder: ‘Dat heb ik ook, mama. Maar dan anders.’

Moeder Patricia moest dus op zoek naar een school voor een vrij hoog begaafde jongen met diabetes en autisme. Uiteindelijk kon ze hem inschrijven in een internaat voor kinderen met autisme, waar hij aan de opleiding receptiemedewerker begon. Niet ideaal, maar veel keuze was er niet. Met vallen en opstaan worstelde hij zich jaar na jaar door de lessen. Op zijn zeventiende was hij in het vierde middelbaar geraakt. Maar toen werd hij samen met drie schoolgenoten met drugs betrapt. Vier maanden zat Nathan daarna in een centrum voor jongeren met drugproblemen, en toen stuurden ze hem weer naar huis. Zonder opvolging of begeleiding.

Omdat hij niet meer welkom was in het internaat van zijn school, hield zijn moeder hem thuis. Tot ze in contact kwamen met een vzw die hem aan vrijwilligerswerk in een gaarkeuken voor minderbedeelden hielp. Daar voelde hij zich thuis en het klikte ook met zijn begeleidster. Maar toen hij achttien werd, stopte de begeleiding, want die vzw werkte alleen met minderjarigen.

Daarna ging het van kwaad tot erger. Hij deed vakantiewerk in een platenwinkel, maar al snel bleek dat hij er geld had gestolen. Toen dat aan het licht kwam, ondernam hij een zelfmoordpoging: hij barricadeerde zijn kamer, spoot zichzelf een overdosis insuline in en zette zijn wekker. Als hij genoeg had ingespoten zou hij de wekker niet horen, dacht hij. Werd hij wel wakker, dan moest hij nog wat extra spuiten. Maar zijn moeder hoorde het alarm en belde de hulpdiensten.

In november vorig jaar werd hij in coma op straat gevonden. Hij was voor een nachtwinkel op de stoep gaan liggen en dat stond de uitbater niet aan. Had die man hem niet proberen weg te jagen, dan was Nathan er nu niet meer. Dan zou hij op straat zijn gestorven. Er volgde een gedwongen opname, maar een maand later was hij alweer thuis.

Op 6 april van dit jaar werd Nathan aangehouden omdat hij in zijn vriendenkring had gedeald. Amper zat hij in de cel of hij spoot alle insuline die hij had in één keer in en moest in het ziekenhuis worden opgenomen. Al na een paar dagen werd hij overgebracht naar het medisch centrum van de gevangenis van Sint-Gillis, en daar zou hij meer dan twee maanden blijven. ‘In de gevangenis opgesloten worden, is het zwaarste wat ik ooit heb meegemaakt’, zegt Nathan . ‘Niet alleen omdat ik er niet tegen kan dat mijn vrijheid wordt ingeperkt, maar ook omdat je daar als vuil wordt behandeld. De mentaliteit van veel cipiers is ondermaats. Ze zijn helemaal anders dan de opvoeders en begeleiders met wie ik in de psychiatrie te maken had. Voor een cipier is elke gevangene gelijk, of je nu drugs hebt gedeald of een moord hebt gepleegd. Dat ik nog niet was veroordeeld, maakte geen enkel verschil. Bijna de helft van de gevangenen in Sint-Gillis zit in voorhechtenis.’

Kon je de moed er een beetje inhouden?

NATHAN: Dat was moeilijk. In de ziekenboeg moest ik mijn cel met de luguberste mensen delen. Mijn celgenoot had een dubbele moord gepleegd, maar van hem was ik niet zo bang omdat hij half verlamd was. Maar toen kwam er een pedofiel bij, die heel handtastelijk werd en echt vuile dingen deed. En later zat er een moordenaar die trots was op wat hij had gedaan. Vaak lag ik met open ogen op bed om hen in de gaten te kunnen houden. Maar ik wist dat ze me uiteindelijk zouden moeten laten gaan. Langer dan zes maanden konden ze me niet in voorhechtenis houden en de feiten die ik heb gepleegd zijn niet zwaar genoeg om me voor jaren naar de gevangenis te sturen. Mijn moeder en stiefvader deden er ook alles aan om me daar weg te krijgen. Na een maand zei de onderzoeksrechter dat ik vrijgelaten zou worden als ik in de psychiatrie werd opgenomen, maar we vonden geen instelling waar ik terechtkon. Uiteindelijk hebben ze me toch laten gaan. De zaak moet wel nog voorkomen.

Wou je zelf ook graag opgenomen worden?

NATHAN: Ja, en dat wil ik nog altijd. Ondertussen ben ik alweer enkele weken thuis, maar ik besef dat ik echt voor langere tijd moet worden opgenomen. Maar ergens waar ze me echt kunnen helpen en niet in een instelling die me na twee of drie maanden zonder verdere begeleiding weer op straat zet. Dat is wat ik de voorbije tien jaar keer op keer heb meegemaakt. Telkens weer had ik een intakegesprek met een nieuwe begeleider die niets van me afwist. Ontelbare keren heb ik mijn verhaal moeten doen en op den duur kon ik dat niet meer opbrengen.

Je bent al vaak opgenomen en hebt veel therapie gehad. Heeft dat dan niet geholpen?

NATHAN: Dat was niets voor mij. Door mijn autisme kan ik in een gewone instelling heel moeilijk meedraaien. Je moet er een strikt programma volgen, en dat kan ik niet goed. Als ik iets saai vind, weiger ik het te doen. Zo zit ik nu eenmaal in elkaar. Knutsel- of tekenopdrachten vind ik stom. Ergotherapie noemen ze dat, maar ik ben helemaal niet creatief en zie dat niet zitten. Je moet ook groepstherapie doen, en dat kan ik niet. Hoe kun je nu je problemen aan een psycholoog vertellen als er nog allemaal andere mensen in de kamer zitten? Mij lukt dat niet en daar zijn ze in zo’n instelling niet blij mee. Dan klagen ze dat ik niet genoeg meewerk en sturen ze me uiteindelijk weg.

Wat zou je dan wel helpen?

NATHAN: Individuele therapie, denk ik. Als ik alleen tegenover een psychiater of psycholoog zit, kan ik wel praten. Al heb ik ook daar tijd voor nodig. Het duurt even voor ik me bij iemand op mijn gemak voel en hem kan vertrouwen.

Wat is op dit moment volgens jou je grootste probleem?

NATHAN: Mijn verslaving. Pas als ik daarvan af ben, kan ik mijn andere problemen aanpakken. Eerst moet ik rust krijgen in mijn hoofd. Ondertussen ben ik al drie maanden clean, maar ik denk wel nog veel aan drugs. Ik ben al lang verslaafd. Het begon rond mijn dertiende toen ik in een observatie- en behandelingscentrum was opgenomen. Daar had ik een vriend die me een joint aanbood en dat wou ik wel eens proberen. Later ging ik naar een school voor kinderen met autisme en daar waren veel drugs in omloop. Niet alleen cannabis. Al tijdens het eerste schooljaar legde ik een lijn speed. Dat voelde goed: als ik speed gebruik, wordt alles helder in mijn hoofd. Anders denk ik veel te veel na. Over alles.

Ik denk echt anders dan andere mensen. Al toen ik een kleuter was, deed ik dingen die andere kinderen nooit zouden doen. Ik weet nog dat mijn moeder eens eiste dat ik mijn Playmobil, waarmee ik constant speelde, zou opruimen. Ik moet een jaar of vijf geweest zijn. Omdat ik maar niet gehoorzaamde – wat vaak gebeurde – gooide ze al dat speelgoed in een vuilniszak. Maar ik huilde niet. Ik schrok niet eens. Ik ging naar boven, haalde de rest van mijn Playmobil en gaf het haar. ‘Dat ben je nog vergeten’, zei ik. Op zo’n moment heb ik het gevoel dat ik gewonnen heb. Zo zitten normale kinderen niet in elkaar. Dat besef ik maar al te goed. Ik heb een andere logica dan gewone mensen: zij vinden dingen vreemd die voor mij logisch zijn, en omgekeerd.

Had je het daardoor ook moeilijk op school?

NATHAN: In het begin van de lagere school ging het nog wel, want ik kon goed volgen. Maar als er iets werd uitgelegd wat ik al wist, zat ik te tekenen of begon ik met papiertjes te gooien. Met de meeste leraars had ik problemen. Behalve met de meester van het vijfde leerjaar, want dat was iemand die zijn leerlingen echt als individuen benaderde.

Had je wel vrienden op school?

NATHAN: Zeker. Mijn gedachtegang is heel verschillend van die van andere mensen, maar ik kan me heel goed aanpassen. Dat heb ik altijd al gedaan. Als ik in een nieuwe groep kom, observeer ik eerst de gewoonten en het gedrag van de anderen en dan doe ik dat na. Daardoor beschouwen ze mij al snel als een goede vriend.

Op je achtste kreeg je te horen dat je diabetes hebt. Was dat een grote schok?

NATHAN: Dat was niet het enige wat veranderde toen ik acht was. In datzelfde jaar gingen mijn ouders uit elkaar en stierf mijn opa. (denkt na) Diabetes is vreselijk. Die ziekte stopt nooit. Gewone mensen kunnen een sandwich eten zonder erbij na te denken. Ik niet. Ik moet prikken om mijn bloedsuikerspiegel te meten en dan de insuline inspuiten die ik nodig heb. Wel vier keer per dag. Vroeger had ik altijd korstjes op mijn vingertoppen van het prikken. Nog altijd vind ik het moeilijk om mijn diabetes onder controle te houden. Ik kan de discipline gewoon niet opbrengen. Sinds ik uit de gevangenis ben, volg ik de diabetes wel beter op, maar nog steeds niet optimaal.

Welke opleiding heb je na de lagere school gevolgd?

NATHAN: Eerst heb ik een aso-richting in een gewone school geprobeerd en na twee jaar moest ik naar het tso. Uiteindelijk ben ik in een school voor kinderen met autisme terechtgekomen. Op elke school had ik problemen omdat ik heel moeilijk met gezag kan omgaan. Dat besef ik zelf heel goed, maar het is sterker dan mezelf. Toen ik op die school voor autisten werd geschorst, dacht ik dat ik het helemaal verprutst had en dat het nooit meer goed kon komen.

En nu?

NATHAN: Nu heb ik weer een beetje meer hoop. De voorbije jaren heb ik zo veel geprobeerd: opleidingen, vrijwilligerswerk, therapie, opnames. Altijd weer ging het mis. Vaak door mijn eigen schuld. Ik wil weer deel kunnen uitmaken van de gewone maatschappij. Meer niet. Op termijn zou ik ook graag weer alleen kunnen wonen. Dat heb ik al twee keer geprobeerd, maar het liep telkens fout. Nu zie ik in dat ik niet alleen kan wonen zonder begeleiding. Zeker om mijn financiën te regelen heb ik hulp nodig, want ik smijt gemakkelijk met geld. Ik zou ook graag een job hebben, iets om mijn dagen mee te vullen. Anders verveel ik me, en dan bestaat het gevaar dat ik verkeerde dingen begin te doen. Maar om werk te kunnen vinden, moet ik eerst een opleiding volgen. Ik zou graag iets met computers doen. Vroeger was ik echt verslaafd aan mijn pc: gamen, dingen opzoeken op internet, programmeren. Dat doe ik graag.

Waarom liep het altijd fout als je alleen ging wonen?

NATHAN: Omdat ik dan begon te gebruiken en te dealen. Ik ben van straat geplukt omdat ik onder invloed was en ik ben ook eens in coma geraakt omdat ik mijn diabetes niet goed had opgevolgd. Een andere keer is de politie bij me binnengevallen en vonden ze drugs in mijn huis. Nu wil ik eerst van mijn verslaving afraken. Ik ben wel al een paar maanden clean, maar de verleiding is nog te groot. Nu woon ik bij mijn moeder, want dat was een van de voorwaarden voor mijn vrijlating. Ik moet ook elke avond voor tien uur thuis zijn en ik mag geen contact hebben met mensen die drugs nemen. Dat is moeilijk, want bijna al mijn vrienden gebruiken.

Toen je net in de gevangenis zat, heb je jezelf een veel te hoge dosis insuline ingespoten. Wou je echt dood?

NATHAN: Nee. Daarvoor was de dosis veel te klein. (De dosis die Nathan inspoot, had wel degelijk dodelijk kunnen zijn. Hij had ook een afscheidsbrief geschreven, nvdr) Ik had een plan: als ik te veel zou spuiten, zouden ze me naar de spoeddienst van een ziekenhuis brengen en dan zou ik zeggen dat ik zelfmoord had willen plegen. Ik hoopte dat ik dan in de psychiatrie zou worden opgenomen. Maar het liep dus anders: ik kwam in het medisch centrum van Sint-Gillis terecht.

Je bent nu al een poosje uit de gevangenis en er zijn eindelijk een paar instellingen die je heel misschien willen opnemen. Denk je dat het dit keer wel zal lukken?

NATHAN: Ik hoop het. Nu wil ik ook echt geholpen worden. Nooit wil ik nog terug naar de gevangenis. Wel weet ik ondertussen heel goed dat ik niet in de gewone psychiatrie pas. En ik ben lang niet de enige: in de loop der jaren ben ik veel mensen zoals ik tegengekomen. Drie keer ben ik opgenomen in een psychiatrische kliniek in Tienen en telkens zag ik er mensen die er de vorige keer ook waren. Ze zaten daar opnieuw of nog altijd. Dat bewijst toch dat die aanpak voor hen niet werkt? In de psychiatrie moet je in een heel strikt systeem meedraaien, terwijl je er net wordt opgenomen omdat je buiten alle systemen valt. Totaal onlogisch is dat. Voor mij toch.

DOOR ANN PEUTEMAN

‘Ik heb een andere logica dan gewone mensen: zij vinden dingen vreemd die voor mij logisch zijn, en omgekeerd.’

‘Ik mag geen contact hebben met mensen die drugs nemen. Dat is moeilijk, want bijna al mijn vrienden gebruiken.’

‘In de gevangenis opgesloten worden, is het zwaarste wat ik ooit heb meegemaakt.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content