Pep is uit, coke is terug, maar één ding blijft constant: drugs zijn niet uit onze samenleving te bannen. Daar kunnen geen tien drugsnota’s iets aan veranderen.

Heroïnejunks die in de traphal van een goor kraakpand een shot zetten als opgestoken middenvinger naar al wat naar burgerlijkheid ruikt. Christiane F., een veertienjarig heroïnehoertje dat op de Kinderstrich bij de Berlijnse Bahnhof Zoo tippelt, schrijft haar schokkende autobiografie. Het is midden jaren zeventig, en voor de goegemeente staat drugsgebruik gelijk aan smerigheid en misère. Tien jaar later pochen yups op trendy feestjes over hun blitzcarrière en rollen de mouwen van hun designerjasje op voor ze een lijntje cocaïne snuiven. Drugs lijken plots strak, duur en hip. In de jaren negentig wordt de markt veroverd door felgekleurde amfetaminepillen, die als love drug vlot van de hand gaan op gigantische, zweterige raves over heel Europa. Maar ook dat is passé. Cocaïne is helemaal terug.

‘Bij alle producten zie je voortdurend opgaande en neergaande trends’, zegt professor Tom Decorte, coördinator van het Instituut voor Sociaal Drugsonderzoek van de Universiteit Gent. ‘Het is niet zo dat het ene roesmiddel plots massaal door het andere wordt vervangen. Wel duiken vaak trends op die over een tiental jaren lopen. Meestal is er dan een groter aanbod van een bepaald product en sluit de werking ervan perfect bij de tijdgeest aan.’

Drugsproducenten en -handelaars zijn ook niet vies van een beetje marketing. ‘De marketingstrategie voor xtc was bijvoorbeeld geniaal‘, aldus Decorte. ‘De drempel om een drug in pilvorm te nemen is al laag, en de producenten zijn er ook nog eens in geslaagd om er iets heel hips van te maken. Als je mee wilt zijn, slik je geen groene Calvin Klein, maar een gele, luidde het. En twee maanden later moest je Mercedesjes of McDonalds op zak hebben om in te zijn.’

Vandaag lijkt cocaïne, net als in de jaren twintig en de jaren tachtig van de vorige eeuw, aan een opmars bezig te zijn. ‘Hoewel dat nog niet uit de cijfers blijkt, signaleren straathoekwerkers dat cocaïne steeds meer in het straatbeeld opduikt’, zegt Marijs Geirnaert van de Vereniging voor Alcohol- en andere Drugproblemen (VAD). ‘Zelfs letterlijk: er wordt nu ook al in portieken, steegjes en parkeergarages gesnoven. Dat wijst erop dat sommigen zeer veel gebruiken.’ Coke is ook nog nooit zo goedkoop geweest. Terwijl een gram vijftien jaar geleden al snel 125 euro kostte, is dat nu nog amper 50 euro. ‘Er wordt ook meer cocaïne in beslag genomen, en we hebben natuurlijk geen idee hoeveel kilo’s er niet worden onderschept’, aldus Decorte. ‘En er zijn nog meer onrechtstreekse aanwijzingen voor de opmars van het middel. Maar wil dat zeggen dat het gebruik ervan de volgende dertig jaar zal blijven toenemen? Ik denk het niet. Over een paar jaar zal wel weer een ander roesmiddel komen opzetten.’

Eén evolutie lijkt haast onomkeerbaar: in tegenstelling tot vijftien jaar geleden combineren veel gebruikers tegenwoordig verschillende roesmiddelen. ‘Het ziet ernaar uit dat de heroïnejunks een verouderde groep aan het worden zijn’, zegt Marijs Geirnaert. ‘De nieuwe generatie problematische gebruikers zijn poligebruikers. Zij blijven niet in de heroïne steken, en hebben daar zelfs een negatief beeld van. Ze komen ook niet zo snel in de hulpverlening terecht omdat ze middelen gebruiken waarmee ze relatief lang kunnen blijven functioneren.’ Misschien maar goed ook, want de hulpverlening blijkt niet helemaal klaar te zijn voor een toestroom van zulke verslaafden. Geirnaert: ‘De medisch-sociale opvangcentra, die in de jaren negentig zijn opgestart, hebben zich vooral op heroïnegebruikers gericht. En veel verslaafden die er destijds zijn terechtgekomen, zitten er nóg. De meeste poligebruikers willen daar dan ook niet heen omdat ze zich helemaal niet met die heroïnomanen identificeren. Bovendien is dat praktisch niet haalbaar, want poligebruikers zijn veel chao- tischer dan heroïnegebruikers, die door de methadon vaak relatief stabiel zijn.’ In ambulante dagcentra worden de jongste jaren wel meer en meer poligebruikers behandeld.

IEDEREEN DOET HET

Cannabisgebruik blijkt niet onderhevig te zijn aan pendelbewegingen: sinds de jaren zestig is het aan een gestage opgang bezig, die in de jaren negentig is versneld en pas na 2000 is gestagneerd. Bovendien wordt cannabis veel meer gebruikt dan andere illegale middelen. Niets wijst er dus op dat het gedoogbeleid meer jongeren ertoe heeft aangezet om met joints, spacecakes of weedthee te experimenteren. Decorte: ‘In de jaren zestig stond cannabis symbool voor een ideo- logische, politieke overtuiging. Gebruikers zetten zich af tegen de dominante moraal en tegen de bourgeoisie. Dertig jaar later wordt het gebruikt door mensen uit allerlei lagen van de bevolking en met erg uiteenlopende overtuigingen. Vandaag is het veeleer een chill drug, die wordt gebruikt om te relaxen.’

Sinds de invoering van de nieuwe drugswetten in 2003 wordt cannabisgebruik gedoogd. Het mag dus niet, maar het wordt in sommige gevallen door de vingers gezien. Door de meer dan warrige communicatie van de toenmalige regering weet tot op vandaag eigenlijk niemand nog wat strafbaar is en wat niet. Aanvankelijk stond in de wet dat het bezit van een kleine hoeveelheid cannabis voor meerderjarigen zou worden gedoogd op voorwaarde dat er geen sprake is van ‘problematisch gebruik’ of ‘maatschappelijke overlast’. Dat eerste begrip werd echter door het Arbitragehof uit de tekst gebannen omdat het te vaag is. ‘Een nieuwe definitie blijft voorlopig uit’, zegt Marijs Geirnaert. ‘Sommige gebruikers doen ondertussen maar, zonder zich nog af te vragen wat nu eigenlijk mag. In Brussel, Gent en Antwerpen komen ze meestal niet in de problemen omdat de parketten zich daar op grotere zaken richten, maar in kleinere gemeenten kunnen ze wel degelijk veel last krijgen.’

In de meeste gezinnen slaan de ouders tilt als ze nog maar vermoeden dat hun zoon of dochter af en toe stiekem een joint opsteekt. Gedoogbeleid of niet, de meerderheid van de volwassen Belgen is net zo bang voor weed als voor alle andere drugs. Maar veel van die zonen en dochters denken dat cannabis totaal onschadelijk is en dat zo ongeveer al hun leeftijdgenoten het gebruiken. Uit onderzoek dat Euregio Scheldemond samen met De Sleutel in Oost- en West-Vlaamse middelbare scholen uitvoerde, bleek onlangs dat 40 procent van de leerlingen uit het vijfde en zesde jaar minstens één keer cannabis heeft gebruikt.

‘Cannabisverslaving is nochtans een ernstig probleem’, zegt Johan Maertens, directeur van De Sleutel, een netwerk van centra voor mensen met drugsproblemen. ‘Om te beginnen kan cannabis latente psychiatrische stoornissen, zoals een psychose, naar de oppervlakte halen. Daarnaast zien wij ook vaak dat het leven van gebruikers volledig stilvalt: ze gaan niet meer naar school of naar hun werk, hangen verdoofd in huis rond, slapen de hele dag en zitten dan ’s nachts op hun computer te surfen. Maar ze plegen geen misdaden, vallen niet op en komen dus niet in de statistieken terecht. Toch gaat het in het hele land misschien wel over een paar honderdduizend mensen.’

NATTEVINGERWERK

Haast alle informatie die over drugsgebruik wordt verzameld, is gebaseerd op de mensen die in de hulpverlening terechtkomen of problemen krijgen met het gerecht. Al die gebruikers die gewoon hun gang gaan en hun drugsgebruik onopvallend met hun job en gezin combineren, vallen buiten de statistieken. ‘De waarheid is dat niemand weet hoe groot die onzichtbare groep drugsgebruikers is. Iedereen die zich tot uitspraken over de omvang ervan laat verleiden, doet nattevingerwerk’, zegt Decorte. ‘Vanuit de hulpverlening komt dan – niet zonder spoor van eigenbelang – het signaal dat het problematische gebruik voortdurend stijgt. Die hulpverleners schetsen wel een correct beeld, maar van een zeer selecte groep van gebruikers. Zij komen elke dag in contact met de worstcasescenario’s .

Decorte pleit dan ook al lang voor een grootscheeps onderzoek bij een representatief staal van de hele Belgische bevolking. ‘Pas dan zullen we min of meer weten hoeveel procent van de totale bevolking, en niet alleen van de schoolgaande jeugd, drugs gebruikt’, zegt hij. ‘En ook waarom ze dat doen, wanneer, met wie, hoe. Als zo’n studie jaarlijks of tweejaarlijks wordt herhaald, zullen we tenminste weten waar we het over hebben. Maar dat kost veel geld en is blijkbaar geen prioriteit. Ondertussen kunnen we alleen maar gissen.’

Nochtans heeft de federale overheid de jongste jaren honderdduizenden euro’s vrijgemaakt voor drugsonderzoek. Alleen gaat het volgens hulpverleners en andere experts veel te vaak om beleidsondersteunende studies, die op korte termijn oplossingen moeten bieden. Geirnaert: ‘Dat is niet altijd het soort onderzoek dat we nodig hebben om een beter zicht te krijgen op de gebruikerspopulatie en de hulpverlening een duwtje in de rug te geven. Op dit moment is die hulpverlening meestal het lijdend voorwerp van dat onderzoek, maar krijgt ze er niet zoveel van terug.’ Ook Tom Decorte ergert zich aan sommige studies. ‘Nu hebben ze bijvoorbeeld het absurde idee opgevat dat het afvalwater in rivieren best eens zou worden geanalyseerd’, zegt hij. ‘Als je anno 2005 tienduizenden euro’s besteedt aan de analyse van afvalwater om daaruit te kunnen afleiden dat er in Brussel misschien wel 2000 tot 3000 cocaïnegebruikers rondlopen, waar ben je dan mee bezig?’

EEN ZAAK VAN VOLKSGEZONDHEID

Gebruikte spuiten onder de schommels in het parkje. Trippende jongeren die in het portiek van de gemeenteschool onderuitzakken. Stinkende junks die de buurt onveilig maken op zoek naar een paar euro. De overlast die drugsgebruik veroorzaakt, is zowel voor gemeentebesturen als voor de regering vaak de aanleiding om drugsproblemen aan te pakken. Het welzijn van de gebruikers lijkt veel minder belangrijk. ‘Dat is ook logisch’, aldus Geirnaert. ‘De meeste mensen vinden dat drugsgebruikers hun problemen zelf hebben gezocht, en staan dan ook niet meteen open voor initiatieven om hen te helpen. Politici scoren dus meer als ze zeggen dat ze de overlast willen aanpakken. Nochtans gaat het om chronische zieken die zorg nodig hebben.’

Dat leek de regering-Verhofstadt I ook begrepen te hebben, want in 2001 verklaarde ze in haar drugsnota het zwaartepunt van vervolging naar preventie en gezondheid te willen verschuiven. Maar in de praktijk investeert de overheid nog altijd veel minder in onderzoek en preventie dan in repressie. Van het plan om aan alle parketten zogenaamde case managers aan te stellen, die een brug moeten slaan tussen justitie en de hulpverlening, is bijvoorbeeld nog niet veel in huis gekomen. In Mechelen werkt de hulpverlening nauw samen met justitie en Gent heeft sinds kort zo’n manager in het kader van het Proefzorgproject. Die magistraat kan gebruikers voor de keuze stellen: op consultatie bij een hulpverlener of voor de rechter verschijnen. Een goede zaak, vindt Johan Maertens van De Sleutel. ‘Geen enkele verslaafde meldt zich helemaal op eigen initiatief bij de hulpverlening’, zegt hij. ‘Wie nog vrienden of familie om zich heen heeft, krijgt van hen genoeg te horen dat hij iets aan zijn verslaving moet doen. Maar veel gebruikers hebben alleen nog de politie en het gerecht om hen achter de vodden te zitten. Alleen worden ze vaak niet meer gestraft voor kleine criminaliteit, en daar moeten we mee stoppen. We merken trouwens dat het geen enkel verschil uitmaakt of iemand nu onder druk van zijn omgeving of onder dwang van justitie hulp komt zoeken. De resultaten zijn dezelfde.’

Nonsens, vindt Decorte. ‘Op zich heb ik veel vertrouwen in de drugshulpverlening’, zegt hij. ‘Als iemand onder dwang van justitie op consultatie komt en de hulpverlener ziet in dat er niet echt een groot probleem is, zal die hem niet al te lang nodeloos aan de praat houden. Maar toch vind ik niet dat mensen via justitie in de hulpverlening moeten worden geduwd.’ Meer nog: hij vindt dat gebruikers niet bij het gerecht terecht moeten komen louter en alleen omdat ze blowen, snuiven of spuiten. Hij zou graag zien dat álle roesmiddelen uit het strafrecht worden gehaald. Decorte: ‘Aangezien iedereen het blijkbaar met me eens is dat drugsgebruik een zaak van volksgezondheid is, zouden ze ook moeten inzien dat dit probleem niet via het strafrecht kan worden benaderd. Voor alle duidelijkheid: ik ben niet voor de commercialisering van drugs, noch voor een inkrimping van de hulpverlening en de preventie. Integendeel, als we alle roesmiddelen legaliseren, kunnen we het gebruik ervan zelfs nog harder ontraden. Maar dan zullen de gebruikers niet meer in de illegaliteit terechtkomen en zal er tenminste een gesprek over drugs mogelijk worden tussen ouders en hun kinderen, leraars en leerlingen, jeugdleiders en hun gasten.

Na de ophef die het gedoogbeleid voor cannabis heeft veroorzaakt, is de legalisering van alle drugs voor de politiek zo goed als onbespreekbaar. Behalve voor de PS dan, die dergelijke ideeën eind vorig jaar naar voren bracht op een colloquium over drugs. Maar noch de andere partijen, noch de publieke opinie lijkt daar klaar voor te zijn. Vreemd, vindt Decorte dat: ‘We vinden het normaal dat het overgrote deel van de bevolking alcohol drinkt. Ook al komen sommigen daardoor zwaar in de problemen: ze worden agressief, rijden mensen dood, worden handtastelijk. Toch komt het bij niemand op om alcohol te verbieden. Bij alle roesmiddelen zijn er mensen die dat onder controle kunnen houden en mensen die dat niet kunnen. Maar we zullen ze nooit uit onze samenleving kunnen bannen, want drugsgebruik is een antropologische constante. Heeft het dan zin om te onderzoeken hoe we die behoefte kunnen opheffen? We kunnen ons er beter bij neerleggen dat een deel van de bevolking altijd zijn toevlucht zal zoeken tot drugs, en een manier zal zoeken om daarmee om te gaan.’

ANN PEUTEMAN

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content