‘Als een Rus zegt dat hij gelukkig is, dan moet er wel iets mis zijn.’ Johan de Boose over het Rusland van Poetin, de schim van Poesjkin en de spoken van Siberië.

Hij zal er op 17 mei in Leiden niet bij zijn. Als hem de prestigieuze Henriëtte Roland-Holstprijs wordt uitgereikt, trekt Johan de Boose alweer door zijn geliefde Slavische wereld. De grensganger, het boek waarmee hij in de voetsporen van onder anderen Lieve Joris en Geert Mak treedt, beschrijft een reis langs de resten van het IJzeren Gordijn in Duitsland. Het geluk van Rusland is het verslag van meer dan 25 jaar reizen door Rusland. De Boose was er de eerste keer in 1980, toen hij slavistiek ging studeren en Rusland nog de Sovjet-Unie was. Hij keerde er daarna elk jaar terug – met studiebeurzen, als journalist, als toerist of als reisleider.

Het idee om zijn indrukken en obsessies te ordenen en vast te leggen in één boek, alsof al die verschillende reizen één lange reis waren, overviel hem op de Trans-Siberië Expres van Moskou naar Vladivostok, ‘als je dagen- en nachtenlang niets anders te doen hebt dan uit het raam te kijken naar saaie berkenbossen.’

U bent niet de eerste schrijver die op zoek is gegaan naar de Russische ziel. Hebt u ze kunnen vinden?

JOHAN DE BOOSE: Joseph Brodsky schreef ooit: ‘Ambivalentie is, denk ik, het hoofdkenmerk van mijn volk.’ Dat is niet voor niets het motto van mijn boek geworden. Ik associeer Rusland met tweeslachtigheid. Vandaar ook het contrast tussen de titel van het boek – Het geluk van Rusland – en de ondertitel: Het eenzaamste volk ter wereld. Ik las een tijd geleden in een wetenschappelijke publicatie dat zich in Rusland een demografische catastrofe aan het voltrekken is, en dat de bevolking van Rusland over vijftig jaar gehalveerd zal zijn. Toen ben ik me gaan afvragen: bestaat er dan geen liefde meer in Rusland? Waarom wordt er niet meer voor procreatie gezorgd? Zou dat typisch Russisch zijn? Er is inderdaad veel over de Russische ziel geschreven, maar voornamelijk door niet-Russen die van Rusland houden. De Russen zelf lachen ermee.

Waarom associëren wij de Russische ziel altijd met melancholie?

DE BOOSE: De eenzaamheid van dat volk lijkt bijna genetisch bepaald. De hele geschiedenis van Rusland, vanaf de middeleeuwen tot nu, is natuurlijk een aaneenschakeling van de gruwelijkste rampen. Ivan de Verschrikkelijke heeft zijn eigen zoon doodgeslagen, Peter de Grote heeft zijn zoon laten doodmartelen en Stalin liet zijn zoon creperen in een concentratiekamp in Duitsland. De leider van een volk die zijn eigen kind niet wil redden, dat lijkt me toch echt het toppunt van eenzaamheid. Een toppoliticus zou een voorbeeld moeten zijn, maar in Rusland is vaak het omgekeerde het geval.

Hoe denken de Russen over Vladimir Poetin?

DE BOOSE: Hij wordt door de overgrote meerderheid van de Russen nog altijd op handen gedragen. De pogingen van Garry Kasparov om de oppositie tegen Poetin te bundelen zijn mislukt. Kritiek op Poetin hoor je voornamelijk in het Westen, nauwelijks in Rusland. Hij is nog altijd zeer geliefd, zeker bij het vrouwelijke deel van de bevolking: men ziet in hem de ideale man.

Waren de Russen onder Poetin beter af dan onder Boris Jeltsin?

DE BOOSE: Dat lijkt me duidelijk. Er zijn onder Jeltsin echt vreselijke dingen gebeurd. Hij heeft de zaak totaal laten verkommeren. Hij was dan wel een apostel van de vrijheid, maar tegelijkertijd een zwakke figuur, en daar heeft de Russische maffia gebruik van gemaakt om zich op een ongelooflijke manier te verrijken. De rijkste mensen ter wereld wonen nu in een straal van 500 meter rond het Kremlin. Als je daar rondloopt, zie je overal mensen met machinegeweren rondlopen, overal bewakingscamera’s. De jaren negentig waren in Rusland natuurlijk een periode van volstrekte chaos, met politieke afrekeningen op straat, moordpartijen, gijzelingen – herinner u het drama in Beslan. Dat heeft een enorme frustratie teweeggebracht. En je moet het Poetin nageven: het is in Rusland nu veiliger dan onder Jeltsin.

Wat verwacht u van de nieuwe president Dimitri Medvedev?

DE BOOSE: Daar durf ik nog geen uitspraken over te doen. Toen Poetin destijds in het Kremlin werd binnengeloodst, beschouwde ik hem als een grijze muis. Na die beer van een Jeltsin, met zijn imposant figuur, verscheen daar plotseling die kleine spion. Maar die ontpopte zich binnen de kortste keren tot een machtswellusteling en een sterke leider. Ik denk dat het onmogelijk is om de baas van het Kremlin te worden en schone handen te houden. Dat zal ook voor Medvedev wel gelden.

U maakt in uw boek een vergelijking tussen Poetin en Mikhail Gorbatsjov. Wilden ze uiteindelijk hetzelfde?

DE BOOSE: Het was de ambassadeur van de Europese Unie in Moskou, Marc Franco, die me op de gelijkenis wees. Er zijn onmiskenbare parallellen: Gorbatsjov heeft geprobeerd het land te liberaliseren en tegelijkertijd het machtsapparaat van de partij te behouden. Het is nooit zijn bedoeling geweest dat het communistische systeem zou instorten of dat het land zou uiteenvallen. Poetin stond voor hetzelfde dilemma: hoe organiseer je een vrijemarkteconomie, zonder dat je de politieke controle uit handen geeft? Hij moest ervoor zorgen dat de oliemagnaten niet alle macht naar zich toe trokken. Door Mikhail Chodorkovski in Siberië te laten opsluiten heeft hij een voorbeeld willen stellen. En net als Gorbatsjov werd Poetin geconfronteerd met afscheidingsbewegingen. Het gaat in de Kaukasus echt niet alleen om Tsjetsjenië. Ik verwacht dat er in de toekomst nog veel meer problemen komen.

Heeft Poetin een sociaal beleid gevoerd?

DE BOOSE: De kloof tussen de allerrijksten en het gewone volk is alleen maar toegenomen. De verschillen zijn echt heel extreem. Natuurlijk, in de Sovjet-Unie hadden partijleden het ook beter dan niet-partijleden. Ze hoefden niet twintig jaar op een appartement te wachten, ze konden terecht in valutawinkels waar spullen te koop waren waar andere mensen nooit aan konden komen, en in de zomer stuurden ze hun kinderen naar prachtige vakantiekampen in de Sovjet-Unie zelf of in bevriende landen zoals Cuba. Ook toen al was er een enorme discrepantie, maar toch: zelfs de allerarmsten hadden een pensioentje en er waren alfabetiseringsprogramma’s tot in de verste uithoeken en de kleinste dorpjes van Siberië. Nu is daar geen sprake meer van. Terwijl er mensen zijn die in echte paleizen wonen, ommuurd en bewaakt door schildwachten, leven steeds meer Russen in grauwe armoede. En dat creëert een enorme ontevredenheid.

Hoe valt dat dan te rijmen met de populariteit van Poetin?

DE BOOSE: Dat is een van de vele paradoxen waar Rusland van aan elkaar hangt. De mensen in Siberië, bijvoorbeeld, zouden even welvarend kunnen zijn als die in Koeweit. Er zijn genoeg bodemrijkdommen om iedereen een fantastisch leven te kunnen gunnen. Iedereen is ongelukkig, maar toch adoreert men de machthebbers in het Kremlin.

Heeft dat te maken met een patriottische reflex? De herwonnen nationale trots?

DE BOOSE: Dat speelt zeker mee. Het uiteenvallen van dat ongelooflijke imperium dat de Sovjet-Unie was, heeft een collectief trauma veroorzaakt. Maar sinds Poetin spreekt Rusland weer een woordje mee in de wereldpolitiek. Daar zijn de Russen hem dankbaar voor. Die herwonnen nationale trots merk je ook in de architectuur. In Sint-Petersburg gaat men aan de rand van de stad nu een gigantisch hoge wolkenkrabber bouwen. Onder het motto: dat kunnen wij ook.

Waar komt de Russische xenofobie vandaan?

DE BOOSE: Het klinkt opnieuw heel paradoxaal, maar misschien heeft het te maken met de uitgestrektheid van het land. Ryszard Kapuscinski schrijft ergens: ‘Die enorme uitgestrektheid werkt ook verstikkend’. Het land is zo groot dat het niet meer te bevatten is, en dus probeert men iets te maken dat wel overzichtelijk is. Een soort schaalverkleining. Russen uit het zuiden van Rusland of van de andere kant van de Kaukasus, die een wat donkerder uiterlijk hebben, worden in Moskou of Sint-Petersburg geminacht. Alles wat een beetje spleetogen heeft, wordt beschouwd als Siberisch en dus niet-Russisch. Voor Europese Russen is Siberië eigenlijk toch het buitenland, met alle clichés die daarbij horen.

Tijdens uw reis door Siberië ging u voortdurend op zoek naar sporen van de goelagarchipel. Zijn die nog te vinden?

DE BOOSE: Natuurlijk wel. Toen die reeks van Martin Heylen in Man bijt hond werd uitgezonden, vond ik die enorm leuk en herkenbaar, maar ik heb me op een bepaald ogenblik ook ontzettend geërgerd. Ik vind dat je niet over Siberië kunt spreken zonder ook iets over die kampen te zeggen. Daar zijn miljoenen mensen omgekomen. Die gevangenissen zijn er nog altijd. Je mag daar niet over zwijgen. In Vladivostok heeft Heylen een bruiloft bezocht en een paar dansende mensen gefilmd, terwijl daar ook een doorgangskamp was. Het is nu weliswaar afgebroken om plaats te maken voor een voetbalstadion, maar er staat nog een klein monumentje. Ik vind dat je daarover móét spreken. Het is alsof je naar Oswiecim zou gaan en niet zou zeggen dat de Duitse naam ‘Auschwitz’ is. Ik houd ervan de doden uit hun graf te laten oprijzen en ze te laten vertellen. Ik ben bijvoorbeeld heel dikwijls in het appartement geweest waar Aleksander Poesjkin zijn laatste levensjaar heeft doorgebracht en waar hij op de sofa is doodgebloed. In mijn verbeelding zie ik hem rondlopen en flirten met alle dames die in zijn buurt komen. En dan wil ik daarbij zijn. Ik ben een geboren spokenjager.

Mensen als Poesjkin keken meer naar het Westen dan naar het Oosten.

DE BOOSE: Poesjkin schreef even goed in het Frans als in het Russisch. Het buitenland was al van voor Peter de Grote een model voor de Russen. De hele elite van het land was op het Westen gericht. Ze keken altijd naar een andere cultuur, want de Russische stelde in hun ogen toch niets voor. Dat was een cultuur van slaven en boeren. Het tij keerde toen Napoleon met zijn Grande Armée Rusland aanviel. De Franse cultuur liet plotseling een ander gezicht zien. Hoe was dat mogelijk? Toen is de idee van de Russische ziel gegroeid. Het was een soort precommunistische revolutie. De aristocraten herontdekten de Russische keuken, de gewoonten en de verhalen. Alles.

Welke rol speelde de orthodoxe kerk daarin?

DE BOOSE: Een essentiële rol. In aristocratische kringen was het atheïsme populair. Of ze koketteerden met andere godsdiensten. Ze importeerden die ook, en je ziet daar nog sporen van in de architectuur van Sint-Petersburg. Bijna alle godsdiensten in de wereld zijn daar vertegenwoordigd. Op de Nevsky Prospect (de hoofdstraat van Sint-Petersburg, nvdr) staan al die kerken naast elkaar. De Russische ziel was een terugkeer naar het oorspronkelijke, orthodoxe ritueel. Naar de iconencultuur.

Is de Russische ziel net zo doordrongen van de orthodoxe kerk als de Poolse van de katholieke?

DE BOOSE: Het zijn twee christelijke godsdiensten, maar je kunt het katholicisme en de orthodoxie op geen enkele manier met elkaar vergelijken. Het katholicisme is bij de Polen een soort beton. Het houdt de natie bij elkaar, hoe verspreid die ook is over de hele wereld. Met de figuur van Johannes Paulus II die daarboven stond, als een fantastisch symbool. De orthodoxie is niet het cement van de Russische natie. Het is ook geen godsdienst met strenge wetten, zoals de katholieke. Er staat in een orthodoxe kerk bijvoorbeeld geen preekstoel. De pope zal nooit zeggen wat je wel en wat je niet mag doen. Het gaat er ook vrijer toe. De mensen gaan plat op hun buik, staan weer op en zingen. Ze lopen even naar buiten om een sigaret te roken en te kletsen. Een orthodoxe kerk is ook een ontmoetingsplaats.

Geen Rus is vrij, schrijft u. Wat bedoelt u daarmee?

DE BOOSE: Dat heeft opnieuw met die ambiguïteit te maken. Als een Rus zegt dat hij gelukkig is, dan moet er wel iets mis zijn. Er moet altijd iets van een kwelling zijn. Iets tragisch. Die hang naar het donkere zit ook in de orthodoxe godsdienst. De Basiliuskathedraal op het Rode Plein in Moskou is een prachtig gebouw. Een schitterende suikertaart. Dan denk je dat het binnen ook wel mooi zal zijn. Maar daar zijn het allemaal kleine gangetjes, krochten, kapelletjes. Dat is zo typisch Russisch. Vanbuiten ziet het er fantastisch uit. Maar binnen kom je in een soort labyrint van keldergangetjes terecht, waar het smerig is en donker. Stalin wou de kathedraal opblazen, omdat ze tijdens de parades op het Rode Plein in de weg stond van de tanks.

Naast de Basiliuskathedraal prijkt tegenwoordig een reuzegroot reclamepaneel voor een glimmende Audi.

DE BOOSE: Dat is Moskou helemaal. Ik houd niet van Moskou. Zelfs de Russen zijn óf voor Moskou óf voor Sint-Petersburg. Iemand die in Moskou woont en naar Sint-Petersburg verhuist, wordt een verrader genoemd. Je verhuist toch niet naar een tweederangse hoofdstad? Omgekeerd ga je toch niet in het smerige Moskou wonen? De twee steden zijn ook aparte werelden. Je kunt ze in niets met elkaar vergelijken.

Waarom hebt u zo’n hekel aan Moskou?

DE BOOSE: Ik houd gewoon meer van Sint-Petersburg. Ik voel me daar meer op mijn gemak. Het is ook een open stad aan zee, met overal water. Ik zie daar de schimmen van Osip Mandelstam en Anna Achmatova lopen. Van de grote Russen uit de 19e eeuw. Van Joseph Brodsky. Sint-Petersburg is bijna een personage. Moskou is gewoon lelijk. Je ziet er alleen geblindeerde auto’s rijden en hele chique mensen. Je ziet ook heel veel wapens op straat. Dat hele Kremlin is ook een militaire vesting, die niet bestemd is om te worden ingenomen. Dat zal ook niet gebeuren, behalve dan die ene keer toen die malle Duitser met zijn vliegtuigje op het Rode Plein landde.

Hoe zit het met de vrijheid van meningsuiting? Is de knoet van de censuur er nog?

DE BOOSE: De vrijheid van meningsuiting is veel groter dan ze ooit is geweest, maar ze blijft toch beperkt. Je kunt niet ongestraft negatief zijn over het Kremlin. Totale vrijheid van meningsuiting zal er ook nooit zijn, denk ik. Ik denk niet dat Rusland ooit een democratie wordt naar onze maatstaven.

Is de journaliste Anna Politkovskaja, die vermoord werd vanwege haar kritiek op de oorlog in Tsjetsjenië, voor u een soort symbool?

DE BOOSE: Ik had haar graag gevraagd hoe het mogelijk was om te schrijven wat ze schreef, en toch te overleven. Het antwoord volgde uit de feiten. In die zin is ze een triest symbool. Hoe dieper ik Rusland introk, hoe minder de mensen van haar hadden gehoord. Haar boeken waren er ook niet te krijgen. In Moskou en Sint-Petersburg wel, maar niet in Siberië. De krant waarvoor ze werkte, zag je er ook nergens. Toen ze dan een paar maanden later werd vermoord, kwam ze ineens wel in het nieuws en op televisie.

Komt u nog wel eens nostalgie naar de Sovjet-Unie tegen?

DE BOOSE: Dat leeft bij mensen die het slecht hebben. Ze willen niet terug naar de onvrijheid, zeggen ze, maar wel naar alle zekerheden van toen. Nu draait alles om geld verdienen. Mensen lezen bijvoorbeeld geen boeken meer. Ze zijn nog alleen bezig met zoveel mogelijk kleine banen om zoveel mogelijk geld te verdienen. Jonge vrouwen willen vaak niet meer trouwen of een vaste relatie aangaan. Geen tijd voor.

Beseffen ze eigenlijk dat ze met alle olie en gas een economische wereldmacht worden?

DE BOOSE: Dat is precies die grote trots. Het probleem is alleen dat de gewone mensen daar niet van profiteren. Het zou fantastisch kunnen zijn, maar niet dus. Ze weten het, ze beseffen het en ze zijn er trots op. Garry Kasparov zei me: ‘Dit kan niet blijven duren, er komt een nieuwe revolutie.’ Hij voorspelde dat die binnen enkele maanden zou volgen. Maar er was sindsdien zelfs geen behoorlijke betoging meer.

In het Westen was er in de jaren negentig veel leedvermaak over het uiteenvallen van de Sovjet-Unie. Moet het lachen ons nu vergaan?

DE BOOSE: De Russen zien Poetin zo graag omdat hij ervoor zorgde dat er tenminste niet meer met Rusland wordt gespot. Dat er ontzag is en misschien een beetje angst, want het blijft toch een wereldmacht met een kernarsenaal.

Maar moeten we echt bang zijn van de Russische beer?

DE BOOSE: We moeten niet alles goedvinden wat ze doen, maar we moeten de Russen ernstig nemen. We moeten de dialoog aangaan met de grote intellectuelen in de Russische maatschappij en zelfs in de politiek. We moeten luisteren naar hun ervaringen. Ze hebben per slot van rekening het totalitarisme in zijn meest extreme vorm meegemaakt. In vergelijking daarmee is het nu bijna een paradijs. Wie rijk wil worden, kan dat. Misschien niet altijd met schone handen, maar het is wel mogelijk.

DOOR PIET PIRYNS EN HUBERT VAN HUMBEECK

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content