Iran is altijd een dilemma voor me geweest, een gewetensprobleem bijna. Welke houding moet ik aannemen tegenover het regime in Iran? Moet ik ervoor zijn of ertegen? En als ik ertegen moet zijn, hoe kan ik dat dan zijn zonder in de Amerikaanse val te trappen? Die van de as van het kwaad, weet je wel. Maar toen ik hoorde dat de Iraanse mensenrechtenactiviste en Nobelprijswinnares Shirin Ebadi naar België zou komen, dacht ik bij mezelf: die vrouw zal soelaas brengen. Ik heb mijn scepticisme jegens winnaars van de Nobelprijs voor de vrede – zeker als ze uit het Midden-Oosten komen – laten varen en ben naar haar lezing gegaan. Shirin Ebadi is een vrouw en wordt niet al te vaak in de media opgevoerd, en dat was voor mij een goed teken.

Ebadi schetst een somber beeld over de situatie van de mensenrechten in Iran. Zeker wat de vrouwenrechten betreft. De discriminatie tussen de geslachten is groot. Zelfs als het over kinderen gaat. Meisjes worden als volwassenen berecht vanaf 9 jaar, terwijl jongens vanaf 15 jaar meerderjarig zijn. Verschrikkelijk, dacht ik bij mezelf. Geen wonder dat de felste tegenstanders van de politieke islam uit Iran afkomstig zijn en dat organisaties van ex-moslims in Europa ook door Iraniërs in het leven worden geroepen. Dat deed me ook denken aan het eerste doodsvonnis in de vorm van een fatwa, tegen de Britse schrijver Salman Rushdie. Het probleem is het sjiisme, was mijn conclusie. Gelukkig ben ik een soenniet, en met die geruststellende gedachte kroop ik die avond in bed. Maar de volgende dag vertelde een vriend en Irankenner me dat ayatollah Khomeiny in feite tegen de sjiitische traditie handelde toen hij de politiek aan de religie koppelde. De meeste Iraanse geestelijken waren daar tegen. Ze houden zich liever ver van de politiek, juist om de religie niet te compromitteren. Het probleem is dus niet het sjiisme als dusdanig. Maar wel het koppelen van religie aan politiek.

Mijn soenni-zijn, ook al heb ik dat bij wijze van grap gezegd, kwam niet zomaar uit de lucht vallen. Enkele jaren geleden zou ik dat nooit vermeld hebben. Het zegt wel iets over de politieke lading die het begrip gekregen heeft. De Amerikaanse invasie van Irak heeft die politieke lading enorm versterkt. En de Arabische bondgenoten van de VS kunnen daar de eerste slachtoffers van worden. Ze zijn bang voor hun stabiliteit, zeggen ze. Daarom kijken ze met argusogen naar de mogelijke toenadering tussen de VS en Iran. De Saudische minister van Buitenlandse Zaken heeft er zelfs toe opgeroepen om een gezamenlijke Arabische visie tegenover de ‘Iraanse uitdaging’ te ontwikkelen. Aanleiding is de uitspraak van een Iraanse politicus dat Bahrein niet zo lang geleden de veertiende provincie van zijn land was. Bahrein heeft een sjiitische meerderheid maar wordt door een soennitische dynastie geregeerd. En ook al heeft Iran bevestigd dat het de soevereiniteit van Bahrein niet ter discussie stelt, toch heeft de uitspraak voor heel wat opschudding gezorgd. Marokko heeft onlangs de diplomatieke betrekkingen met Iran geschorst. Rabat beschuldigt Teheran ervan het sjiisme te verspreiden in het soennitische Marokko. Een gevaar voor de stabiliteit van het land. Maar commentatoren spreken van ‘paniekvoetbal’ en waarschuwen de Arabische landen voor het versterken van het sektarisme. Ze roepen op om niet op het sjiisme te schieten, maar om in dialoog te treden met Iran.

Maar terug naar Shirin Ebadi. Haar slotwoord was dat de Iraniërs zelf voor hun rechten zullen moeten strijden. Want democratie kan niet van boven worden opgelegd en mensenrechten komen niet samen met clusterbommen uit de hemel vallen.

door Samira Bendadi

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content