Luc Van den Brande (CVP) legt uit waarom meer Vlaamse autonomie geen Belgisch probleem is. En waarom hij geen centennationalist is. Hij maakt zich sterk dat de CVP het begrepen heeft. “We moeten het debat ontbelgiesen.”

Het humeur van de minister-president is er de laatste maanden merkelijk op verbeterd. Sinds september om precies te zijn. Toen zijn alle Vlaamse christendemocratische ministers en parlementsleden samen gaan zitten om te hersenwaaien over wat straks het communautaire luik van het verkiezingsprogramma moet worden. De vrucht van die arbeid belandde vorige week in de vorm van een nota op de tafels van het partijbureau en het partijbestuur. Voor een eerste lezing, zeggen de meest behoedzame CVP’ers.

Als de nota in ongewijzigde vorm wordt goedgekeurd, moeten straks ook de CVP’ers Jean-Luc Dehaene en Herman Van Rompuy op hun verkiezingspad enkele Vlaamse eisen zoniet gaan bepleiten dan toch onderschrijven: de fiscale autonomie, de federalisering van de gezondheidszorg en kinderbijslagen, de gegarandeerde Vlaamse vertegenwoordiging in de Brusselse instellingen, de regionalisering van de gemeente- en de provinciewet en de homogene bevoegdheidspakketten. De maximalisten in de CVP weten dat ze hun wensen nog niet voor werkelijkheid moeten nemen, maar alvast Luc Van den Brande toont zich zelfverzekerd. Per slot van rekening heeft Van Rompuy hem, nou ja Vlaanderen, ook nodig om zich Europees budgettair op de been te houden.

Dat Dehaene in De Morgen zegt dat hij ervan overtuigd is “dat de Belgische staat in de eenentwintigste eeuw een belangrijke rol zal blijven spelen”, en Van den Brande in The Guardian dat België het jaar ” 2020 or 2015” niet zal overleven, ach, het is allemaal interpretatie. Daar hangt de klepel niet, bezweert de minister-president ons. Hij koppelt moeiteloos democratie aan devolving power, pleit voor een ander soort staatsdenken, zonder hiërarchisch fetisjisme. “Ik vind dat de burgemeester niet minder belangrijk is dan de federale of de regionale minister.”

“Ik heb mij nooit uitgesproken over het al dan niet voortbestaan van België. Pas op, ik heb gezegd wat ik gezegd heb en de journalist heeft mij goed begrepen. Dat het binnen vijftien of twintig jaar een heel ander België zal zijn? Tja, het zal ook een heel ander Duitsland, Italië of Spanje zijn. Toch als we in Europa de politieke unie willen opbouwen.”

U bent er gerust in dat de violen in de Wetstraat 89 zeer goed gestemd zijn?

Luc Van den Brande: Ik denk het wel, ja. Absolute gerustheid is nooit goed, natuurlijk (lacht), je moet wakker blijven. Maar ja, het is u misschien opgevallen, en ik weet wat er gezegd is en wat er voorligt. We zijn erin geslaagd om in de partij zonder taboes te zeggen waar het op staat. De notie van het waarom van die vijf punten – fiscale autonomie, enzovoort – is beter doorgedrongen. Onze opdracht, en niet alleen de onze, maar ook die van de economische wereld, de universitaire of de welzijnssector, bestaat erin om veel duidelijker dat waarom uit te leggen. Het alfa en omega is een beter bestuur. Mijn “geruststelling”, tussen aanhalingstekens, komt voort uit de vaststelling dat er zonder veel poeha een verdiepingsproces heeft plaatsgevonden in de CVP. Dat we op het punt gekomen zijn dat we inzien dat het in ieders belang is om straks een aantal zaken goed te regelen. Als de belangrijkste partijen in Vlaanderen en België er niet in slagen om aan de bevolking een concept ter zake voor te leggen, schieten we tekort. Niet alleen het discours, maar ook het inzicht over die vorming van de staat is de afgelopen tijd gerijpt. Ook in andere partijen.

U hebt al eens laten verstaan dat de Franstaligen zullen schrikken van de Jean-Luc Dehaene die ze vanaf april zullen meemaken. Ziet u hem straks werkelijk de vijf communautaire eisen uit die partijnota tot de zijne maken?

Van den Brande:(Met de breedste grijns uit zijn rijk repertoire) Dat moet je aan hem vragen. Dat is de autonomie van het federale. Ik denk dat Jean-Luc Dehaene net zoals wijzelf zijn huidig contract met de kiezer moet afwerken. Dat is een plicht in de politiek, je loopt daar niet van weg. Maar op het moment dat hem wordt gevraagd om zich uit te spreken over wat hij vindt dat er gebeurd is, hoe het verder zou moeten en met wie je daarvoor de beste perspectieven hebt, wel dan…

…zal Dehaene als CVP’er spreken?

Van den Brande: Welja. We zijn allemaal CVP’ers. Laat mij een voorbeeld geven dat niets met staatshervorming te maken heeft. Dehaene is tegenstander van de afschaffing van de lijststem. En hij heeft gelijk. Als je naar de kiezer trekt louter als individuele politici, en niet meer als partij, belazer je de mensen. Je krijgt dan een populariteitspoll waarin niet meer de inhoud, maar de stijl, het imago en andere randverschijnselen tellen.

Het gaat in de samenleving over veel meer dan een groene neus opzetten of andere kunstjes vertonen. Ik ga me niet uitspreken over sommige fantaisistische lijstvormingen, maar ik denk dat de bevolking recht heeft op het programma waarmee je je verkiesbaar stelt. We zijn te veel met de vorm bezig. Het is democratisch gewoon een betere zaak indien je als partij klaar en duidelijk zegt: dit is onze opinie en we zijn beschikbaar om te besturen. En dat loopt goed in de CVP.

Is uw tevredenheid niet vooral toegenomen toen u de zekerheid kreeg dat de CVP u als Vlaams boegbeeld wou en u een nieuw mandaat als minister-president gunde?

Van den Brande: Nee. In alle oprechtheid, dat heeft er niets mee te maken.

U hebt er zelf nooit aan getwijfeld dat men u nog wou?

Van den Brande: Nee. Er is daar nooit een vraagstelling over geweest. Iedereen is vervangbaar en ik ben niet getrouwd met de politiek. Alleen hebben we met een aantal mensen gedacht dat het misschien nuttig zou zijn om onze opdracht voort te zetten om een en ander te kunnen verwezenlijken.

De Vlaamse regering is een toonbeeld van eensgezindheid in vergelijking met de ruziemakende PS en PSC.

Van den Brande: Ik hoed mij voor waardeoordelen daarover. Dat zou niet netjes zijn. Ik vind dat mevrouw Onkelinx(minister-presidente van de Franse Gemeenschapsregering, nvdr.) enkele zeer moedige beslissingen heeft genomen inzake onderwijs. Maar ik stel samen met u vast dat het daar vaker wringt dan bij ons. Een mogelijke verklaring is dat men in het zuiden van het land nog iets meer in partijpolitieke schema’s vastzit en dat men minder vanuit objectieve behoeften naar oplossingen zoekt. Dat was het geval met de Europese steun voor Henegouwen, die ik overigens mee verdedigd heb. Die projecten, twee derden voor de PS en éénderde voor de PSC, moesten rechtstreeks worden ingediend of via de intercommunales die op hun beurt erg gepolitiseerd zijn. Of neem het wetenschapsbeleid: ook bij ons heb je nog altijd de ideologische ondertoon van de verschillende universiteiten, en maar goed ook, maar in het zuiden van het land leidt dat iets vaker tot blokkages. Een andere verklaring waarom de cohesie in Vlaanderen iets groter is, heeft te maken met onze keuze om gewest en gemeenschap te fusioneren. Natuurlijk heb je ook bij ons nog wel discussie over hoe we ons budget optimaal moeten investeren, of er niet te veel geld gestoken wordt in gewestmateries zoals economie ten koste van gemeenschapsmateries zoals onderwijs, maar we hebben niet dat structurele onderscheid tussen gewest en gemeenschap. We kunnen met meer samenhang kijken naar de globale behoeften.

De PS is de PSC moe en lonkt naar de PRL. Blijkbaar laat de nood voor paars zich in Wallonië iets meer voelen dan in Vlaanderen.

Van den Brande: Mogelijks. Misschien is er wat meer nood aan verfrissing en verandering in Wallonië dan in Vlaanderen. Maar een coalitie mag er nooit komen vanuit een negatieve inspiratie. Als het een samengaan is tegen iets of iemand, is het geen lang leven beschoren. Om het even welke coalitie, ze springt uiteen als een grote groep in de samenleving zich niet betrokken voelt bij haar beleid. Paars is geen doelstelling op zich. Paars kan zonder christen-democraten, het kan ook zonder socialisten. In Wallonië is die vraag al zo vaak gesteld: moet het zonder de PSC? Ik ben daar nog niet zo zeker van. Al sinds het einde van de jaren zestig wordt het einde van die partij voorspeld.

Enfin, de kiezer moet het uitmaken en dat is geen formalistisch standpunt. Het democratische gehalte in een samenleving is het enige wat mij bezighoudt en drijft, ook in de staatshervorming. In de contacten die ik internationaal onderhoud, of dat nu met Walen of Catalanen is, vallen mij steeds vaker de zeer frappante zelfanalyses op. Men vraagt zich af hoe het toch komt dat zoveel zaken niet opgelost raken zoals men het zou willen. In Wallonië worden die vragen ook gesteld hoor.

Er staat geen maat meer op de karikaturen die Vlamingen en Franstaligen soms van elkaar maken. Uw Waalse collega Robert Collignon (PS) was op dat punt heel scherp. En u hing op uw beurt een karikaturaal beeld op over het “marxistische” Wallonië. Waar stopt dat?

Van den Brande: Ach beelden. Ik heb evenveel respect voor een Franstalige als voor een Vlaming. Daar heeft het allemaal niets mee te maken. Het is toch belangrijk om te zien dat tja, alle mensen broeders zijn en dat iedereen daar voor een stukje, allez ja, het toch ten goede meent en het is niet omdat Kerstmis nadert… (Stuntelt en herpakt zich) Het is een objectief gegeven dat het cement verbrokkelt. Dat zijn de feiten. Is dat de natuur der dingen? Daar kan ik me niet definitief over uitspreken. Maar het wordt almaar duidelijker dat we in dit land anders aankijken tegen een aantal zaken. Onlangs vroeg Le Monde mij: wat is nu de waarde van het regionalisme? Wel, regionalisme op zich is geen waarde. De democratie is dat wel en zaken als de fiscale autonomie zijn maar hefbomen. Het regionalisme is als visie de pendant van een centralisme dat verschillende werkelijkheden miskent. Het gaat niet gewoon over beeldvorming, maar over verschillende realiteiten. Je hoort mij niet zeggen dat onze aanpak de beste van de wereld is, maar hij verschilt wel van die van Wallonië. We hebben een andere visie op subsidies aan bedrijven. Dat ongeveer veertig procent van de tewerkstelling in Wallonië rechtstreeks of onrechtstreeks overheidsgebonden is, is een vaststelling. Ik respecteer die keuze, maar het is niet de onze. Nog een vaststelling: de laatste tijd merk je steeds duidelijker verschillen in visie over hoe het gerecht moet worden georganiseerd. Dat is niet de wil van de politici, het is in de gerechtelijke wereld zelf dat die inzichten tot uiting komen. Ook in de gezondheidszorg merk je in de sector zelf een andere benadering in noord en zuid. De verhouding tussen regering, parlement en administratie is ook anders. Ik zeg niet dat ik zo nog honderd verschillen kan opsommen, maar het gaat wel al over enkele zeer essentiële domeinen in elke samenleving. En het is dus niet omdat we Vlaming zijn dat we die verschillen zien. Ik kijk niet door een etno-nationalistische bril. Je kunt er alleen niet naast kijken: het cement is verbrokkeld. De animus societatus, het gemeenschappelijk project in België, is fel overtrokken. In toespraken op Vlaamse of Waalse feestdagen krijg je een afspiegeling van die werkelijkheid, maar het is dus meer dan een discours of een beeld. Er worden andere keuzen gemaakt. En hetzelfde gebeurt op andere plaatsen in Europa. Het is dus in wezen geen Belgisch probleem hé. Tony Blair ging naar de kiezer met de boodschap dat hij de gezondheidszorg en het onderwijs wilde verbeteren, maar tegelijk zei hij: om dit te kunnen waarmaken, is er devolutie nodig naar Schotland en Wales toe. Dat gaat dus samen. Ik zet me tot en met af tegen de kunstmatige splitsing tussen de zogenaamde ernstige en de communautaire problemen. Het punt is dat verschillende realiteiten in een afgesproken kader ook een gedifferentieerde oplossing moeten kunnen krijgen in het belang van het noorden en het zuiden. Laat ons daar eindelijk eens verstandig mee omgaan.

U hebt het over feitelijke verschillen. Herman Van Rompuy wijst in zijn boek “Vernieuwing in hoofd en hart” ook op een “immateriële component”. De supplément d’âme van België, noemt hij het. “Elk land is gebouwd op de ervaring van een gemeenschappelijk verleden en op een gezamenlijk project voor de toekomst”, schrijft hij. “De Belgische geschiedenis is eeuwenoud.”

Van den Brande: Europa heeft ook een supplément d’âme. Als we een politieke unie willen opbouwen, kan het niet zonder die subsidiariteit. Het betekent dat je verantwoordelijkheid toebedeelt aan onderscheiden gehelen binnen die Europese ruimte. België is ook zo’n geheel naast de andere. Laat ons dus gezamenlijk afwegen wat we gemeenschappelijk moeten doen, maar laat dat geen doelstelling op zich zijn.

Van Rompuy ziet een parallel tussen “de absolute vrijheid in de private sfeer”, zeg maar het egoïsme, en “het separate denken” in het communautaire debat.

Van den Brande: Dat is niet mijn drijfveer, het egoïsme. L’enfer, ce n’est pas les autres! Ik zet mij radicaal af tegen diegenen die dit als uitgangspunt nemen. Ik vind het nogal een straffe parallel van Herman. Hij heeft gelijk, maar het gaat enkel op voor een minderheid. Meer Vlaamse bestuurskracht is maar mogelijk met een grotere internationalisering en met het opengooien van al onze binnen- en buitengrenzen. Ik stel de betrekkelijkheid van de grenzen tegenover de relevantie van de community of interests. En met dat laatste bedoel ik niet het apothekersweegschaaltje van de koele cijferaars. Als wij zeggen dat de niet-objectieve transferten niet deugen, is dat uitsluitend in de mate waarin ze ons iets leren over het onzorgvuldige gebruik van overheidsmiddelen. Middelen die dan zowel door Wallonië als Vlaanderen beter zouden kunnen worden aangewend. C’est tout. Solidariteit moet je in termen van verantwoordelijkheid zien, niet van bevoegdheden. Neem de hele discussie rond ontwikkelingssamenwerking, ja jongens, dat is voor mij geen bevoegdheidskwestie. Dat gaat niet uitsluitend over de vraag: doen we dat Belgisch of Vlaams? Nee, het is een plicht van elke gemeente, elke provincie, elke lokale en federale overheid om te zien wat elk op zijn niveau kan doen. Het paard en de kar moeten gewoon in de goede volgorde staan.

Mooi, maar verdoezelt die ratio over subsidiariteit en democratie toch niet de ware motivatie, als puntje bij paaltje komt: I want my money back, het centennationalisme?

Van den Brande: Volstrekt niet. Kan nu iemand die in Vlaanderen woont, zich beter voelen als het wat slechter gaat met Wallonië? Mij interesseert het niet meer om het werkloosheidscijfer van Vlaanderen naast dat van Wallonië te zetten. Wat worden wij daar nu beter van als we kunnen zeggen dat Vlaanderen het zovele procenten beter doet? Dit is toch absoluut irrelevant. Weet je, ik vind dat we de Franstaligen een beetje onrecht aandoen door de solidariteit als absoluut gegeven voorop te stellen. Dat is verdorie zo paternalistisch. En die fout wordt begaan door diegenen die stellen dat de mechanismen van de solidariteit niet al te transparant mogen zijn. De staatkundige solidariteit moet zo helder mogelijk zijn, gebaseerd op duidelijke afspraken. De interpersoonlijke solidariteit is grenzeloos. Nogmaals, dit gaat niet over bevoegdheid maar over verantwoordelijkheid. En nogmaals, dit is niet specifiek Belgisch. De Europese discussie van de afgelopen weken en wellicht ook straks onder het Duitse voorzitterschap ging over dezelfde behoefte aan doorzichtige afspraken. Blair zegt het beschaafder dan Margaret Thatcher, maar het ging in wezen ook hierover. En ook Wim Kok of Gerhard Schröder hebben de vraag opgeworpen: we willen bijdragen tot Europa, we vinden dat er solidariteit moet zijn, maar we willen wel weten wat ermee gebeurt. Op het eerste gezicht is dat inderdaad dat verschrikkelijke en egoïstische discours van I want my money back, maar in wezen is het een zakelijke en politiek zindelijke discussie. Je neemt je engagement op, maar je wilt weten onder welke omstandigheden, waarvoor en waartoe. Dat moet toch ook mogelijk zijn tussen noord en zuid in dit driehoekje waar we wonen? We moeten het debat ontbelgiesen.

Jean-Luc Dehaene is geen kandidaat om zichzelf op te volgen. Stel dat u straks met Herman Van Rompuy moet gaan onderhandelen, een man met een gematigde visie op staatshervormingen.

Van den Brande: Haha, en Dehaene heeft een minder gematigde visie zeker?

Nee, maar Van Rompuy is nog duidelijker een koele minnaar van de meeste zaken waar u warm voor loopt.

Van den Brande: Herman heeft vier keer mee een staatshervorming onderhandeld. Hij is behoedzamer, akkoord, maar hij heeft mee grote stappen gezet. Ik geloof dus niet dat dit het proces in een andere richting zou sturen of dat het minder ingrijpend zou worden. Ik moet het niet in zijn plaats doen natuurlijk, maar ik kan gerust zeggen dat Herman niet tot de minste toegeving bereid is als het gaat over taalkwesties, over de homogeniteit van Vlaanderen als Nederlandstalig gebied. Hij zal misschien een wat andere benadering hebben inzake fiscale autonomie, maar dat is logisch. Het is een boeiend proces. Wat essentieel is, is dat we daarover in de CVP de jongste tijd veel overleg hebben kunnen plegen. We willen ons als partij gezamenlijk voorbereiden op wat ik noem de perspectieven inzake sociale kwaliteit, het te voeren economisch en werkgelegenheidsbeleid. En op de instrumenten die we daarvoor nodig hebben.

Stel dat de kiezer ervoor zorgt dat u het straks met de VLD moet doen, dan zult u een geduchte klant hebben aan de zeer ministeriabele Karel De Gucht. Die maakte dit jaar nog brandhout van uw beleid. Het door u zo fel beleden “goed Vlaams bestuur” is volgens hem één grote mythe. En u gedraagt zich als een keizer-koster.

Van den Brande: Pff. We hebben in Vlaanderen de ambtenarij grondig hervormd met een nieuw statuut sinds 1 januari 1994. De andere overheden werken nog met een statuut van 1937. Is onze administratie vandaag perfect? Nee, maar we proberen op z’n minst om het oorspronkelijke idee van een administratie als civil service in ere te herstellen. Daar gaat het telkens weer om: dat het beste bestuur het dichtst aansluit bij de behoeften van de bevolking. We geven onze ambtenaren meer verantwoordelijkheid, we laten ze klantgerichter werken, enzovoort. Ten tweede, we zijn ook afgestapt van het systeem waarbij politieke kleur en aanhorigheid meespeelden in de aanwervingen. En drie, we zoeken een nieuwe verhouding met de lokale besturen. Het Pact met de Gemeenten was een eerste stap. Maar toegegeven, op dat punt hebben we wat vertraging opgelopen en hebben we zelf misschien een beetje gezondigd tegen ons principe van de subsidiariteit. Als we zeggen dat Vlaanderen meer verantwoordelijkheid moet krijgen vanuit de overweging dat je het bestuur op het meest geëigende niveau moet organiseren, is het ook logisch dat wij op onze beurt de gemeenten meer autonomie geven. Ten vierde, er moet wel een voldoende gereguleerd kader zijn waarbinnen een gemeenschap zich organiseert. Dat is geen kwestie van betutteling maar van rechtszekerheid. Je hebt regels nodig om mensen de zekerheid te geven dat ze gelijkwaardig kunnen participeren in de samenleving. Dat we daar niet aan toe zijn, bewijst het feit dat er nog altijd tweehonderdduizend werklozen zijn die geen deel hebben aan de groei of de welvaart. Achter vele maatregelen van het Vlaams beleid schuilt een sociaal imperatief. Ja, ik zou zelfs durven zeggen een visie over de maakbaarheid van de samenleving. Dat we in onze regels misschien wat te detaillistisch zijn, ik wil het wel erkennen. Elk jong bestuur maakt de fout om zoveel mogelijk regels te willen uitvaardigen om zo zijn bestaansreden te manifesteren. Maar de schuld ligt ook een beetje bij het parlement. Daar wordt bijna dagelijks de vraag gesteld om alles in decreten vast te leggen. Hoe dan ook, het is te simpel om te zeggen dat het Vlaams bestuur nergens op lijkt. Je kunt ons alleen maar verwijten dat sommige zaken misschien niet spectaculair genoeg ogen.

U gaat er prat op dat Vlaanderen een pragmatisch en objectief beleid voert, streng maar rechtvaardig…

Van den Brande:Genereus maar rechtvaardig!

Het is wel opvallend dat die flinksheid de afgelopen maanden vooral door de SP een gezicht kreeg. Met de villa’s van Steve Stevaert en de faciliteiten van Leo Peeters. Ik weet dat u zal zeggen dat dit beleid gedragen wordt door de volledige Vlaamse regering, maar ik heb het hier even over de beeldvorming.

Van den Brande: U bedoelt flinkheid in plaats van flink sheid, mag ik hopen? Die lijn kenmerkt inderdaad elke Vlaamse minister in zijn of haar domein. Het orthodoxe begrotingsbeleid getuigt van dezelfde correcte en concrete benadering. Ook daar is de leidraad dat we een doel vooropstellen en er niet van afwijken. Idem dito met het wetenschapsbeleid. Ik kom in geen enkel inhoudelijk dossier nog tussen. Leefmilieu! Je zal me niet horen zeggen dat we het beste Mestactieplan hebben, maar wat Theo Kelchtermans op tafel heeft gelegd, bevat ook enkele concrete regels die hard aankomen voor een bepaalde bevolkingsgroep. Alleen zijn een orthodoxe begroting of het wetenschapsbeleid natuurlijk minder mediatiek dan de twee voorbeelden die u aanhaalt. Mag ik erop wijzen dat Kelchtermans het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen op de sporen heeft gezet?

Een spontaan studioapplaus op De Zevende Dag, wat Stevaert overkwam, zit er voor Wivina Demeester niet direct in.

Van den Brande: Dat is goed hé. Of het nu SP- of CVP-ministers zijn, maakt niets uit.

Is de ministerswissel na het ontslag van Louis Tobback ondertussen al verteerd? Die rokade hebt u node moeten aanvaarden.

Van den Brande: Ik was uiteraard op de hoogte, meer dan dat… Maar bon, dat was een afweging van interne democratie. De CVP moet niet gaan vertellen wie de socialistische ministers worden, of omgekeerd. Het is natuurlijk niet de beste zaak dat je in de laatste maanden van je regeerperiode nog een wissel krijgt. Niet voor ons en niet voor Stevaert, want hij moest op een trein springen die al een aantal stations gepasseerd was waarbij hij niet betrokken was. Maar het loopt goed en de dynamiek die hij in de ploeg heeft gebracht, is alleen maar bevorderlijk voor het Vlaams beleid. Daar plakt niets tussen de ribben, zou ik zo zeggen.

Filip Rogiers

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content