Zes jaar geleden wou ze sterven als een shahidi, een martelares. Nu is Shifa Al-Qudsi een belangrijke Palestijnse pleitbezorgster voor de vrede.

‘Ik verlangde naar het moment dat ik mezelf en vele Israëliërs zou opblazen’, herinnert Shifa Al-Qudsi zich. De Palestijnse leidt ons door smalle straatjes met grauwe betonnen huizenblokken naar haar woning in het vluchtelingen-kamp Tul Karem. Ze is er geboren en getogen. Zoals ze er nu uitziet, in een vlot broekpak met naaldhakken en een artistieke sjaal om het hoofd, lijkt het onvoorstelbaar dat deze frêle vrouw van begin de dertig zes jaar geleden een zelfmoordaanslag op Israël wou plegen. Ze was lid van de Al-Aqsa Martelarenbrigades, de militante vleugel van de Fatahbeweging.

Aan een bijzondere levenswandel lag dat niet. Ze kwam uit een eenvoudig gezin met tien kinderen, en trouwde op haar zestiende met haar neef. Het echtpaar kreeg al snel een dochtertje, Diana, nu veertien. Maar twee jaar later vroeg haar man de echtscheiding aan. Al-Qudsi bleef gedesillusioneerd achter met haar kind. Ze moest zorgen dat ze een dak boven hun hoofd hadden en dat er brood op de plank kwam. Ze vond werk in een kapsalon in het centrum van Tul Karem, en kon zich af en toe uitstapjes naar de Israëlische badplaats Netanya veroorloven. Het was de tijd van de Osloakkoorden. Yasser Arafat en Yitzhak Rabin hadden elkaar de hand geschud, veel Palestijnen waren hoopvol en leefden in een – intussen vrijwel vergeten – roes van vrede en vooruitzichten.

De geschiedenis nam zoals bekend een andere wending. In 2000 brak de tweede intifada (de Palestijnse opstand) uit, en het Midden-Oosten kwam in een spiraal van geweld terecht. Een golf van terreur-aanslagen overspoelde Israël. Het Israëlische leger viel de Westelijke Jordaanoever binnen en belegerde belangrijke Palestijnse steden. De jonge Palestijnse kapster zag hoe vrienden, kinderen soms nog, werden gedood door Israëlische soldaten. Het hoofdkwartier van Arafat in Ramallah werd door Is-raël bezet. Haar jongere broertje van vijftien werd opgepakt wegens een poging tot zelfmoordactie in Israël. Al-Qudsi: ‘Kunt u zich voorstellen hoe het voelt wanneer je familie en je vrienden door soldaten worden gearresteerd, gemarteld of gedood? De machteloosheid die je overspoelt als je ouders worden vernederd? Ik was woedend en voelde dat ik niet langer mocht zwijgen.’

Kort daarop blaast de 28-jarige Wafa Idris, de eerste vrouwelijke Palestijnse zelfmoordterrorist, zich op. In een klap wordt alles duidelijk voor Al-Qudsi. ‘Het was alsof er een knop werd omgedraaid’, zegt ze. ‘Ik kon nog maar aan één ding denken. Ik wou sterven als een shahidi, een martelares voor mijn volk en voor Allah.’ Via een neef kwam ze in contact met de Al-Aqsa Martelarenbrigade in Nabloes. Tot haar teleurstelling werd ze geweigerd als kandidaat-zelfmoordactiviste, omdat ze moeder was. En nee, de mogelijke gevolgen van een zelfmoordactie voor haar kind waren niet bij haar opgekomen, geeft ze toe. ‘Mijn dochter verwijt me dat ik die actie belangrijker vond dan haar geluk. Vandaag denk ik dat ze gelijk heeft. Maar zes jaar geleden was het alsof ik in trance was. Ik kon niet meer nadenken. Ik overtuigde de militanten van de noodzaak van mijn actie. En ze gingen overstag.’

Daarna ging het snel. Ze koos Netanya als de plaats van de aanslag, omdat ze die stad goed kende. ‘ I just love that city‘, voegt ze er plots in het Engels aan toe. Wanneer ze de verbijstering op onze gezichten ziet – waarom zou je iets waarvan je houdt vernietigen? -, reageert ze: ‘De Israëliërs hadden alles wat mooi en goed was in Palestina vernietigd. Ik wou iets moois in Israël verwoesten.’

VERKLIKT

Al-Qudsi kreeg een geheime training van drie maanden, waarin ze leerde om met een vest met 25 kilo explosieven, spijkers en metaalsplinters onder haar disdeishe (een traditioneel kleed) te lopen en de explosieven tot ontploffing te brengen. Dat was zwaar, zegt ze, maar ze raakte nog meer gemotiveerd. ‘Het vest voelde als een koningskleed.’

Op 10 april 2002 wachtte Al-Qudsi in haar woning op een sms’je met de boodschap ‘De bruiloft is begonnen’, die de actie zou inluiden. Het plan was dat een mannelijke zelfmoordterrorist, vermomd als Israëlische verpleger, haar zou begeleiden en zich enkele minuten na haar zou opblazen. Maar toen er op haar deur werd gebonsd, was het niet haar collega die haar kwam ophalen maar een groep Israëlische soldaten, die kennelijk door lokale verklikkers waren getipt. Al-Qudsi werd gearresteerd, de actie werd verijdeld. Ze kreeg zes jaar cel.

Het waren zes moeilijke jaren in de vrouwengevangenis in de buurt van Tel Aviv. Al-Qudsi: ‘Ik had het gevoel dat ik levend begraven werd. Ik zat in een vies, donker hol met 120 vrouwen. We mochten een keer per dag enkele minuten naar buiten in het daglicht.’ Maar spijt heeft ze niet van haar gevangenistijd. In die universiteit van het leven, zoals Palestijnen de Israëlische gevangenis noemen, kwam Al-Qudsi tot inkeer. Ze studeerde Engels en Hebreeuws en las de werken van Mahatma Gandhi, het toonbeeld van het geweldloze verzet. Zes jaar later gelooft Al-Qudsi dat haar woorden een belangrijker wapen zijn dan haar vest met explosieven. ‘Niet dat ik zelfmoordterrorisme veroordeel. In dit gebied van het Midden-Oosten proberen mensen om iedere nederlaag te wreken. Je moet je vijand wel doden omdat je anders zelf wordt vermoord, denken ze. In een situatie van totale machteloosheid ziet men in die zelfmoordacties de enige mogelijkheid van verzet. Maar het is een weg die geen oplossing biedt. Hij leidt alleen naar nog meer geweld. Wat hebben al die militaire acties en aanslagen, wat hebben al die doden opgeleverd? Niets. Ik besefte dat er een andere weg moest zijn, want zolang we elkaar als vijanden beschouwen, zijn vredesonderhandelingen niet meer dan schijnvoorstellingen zonder gevolg.’

STERKE VROUWEN

Ze ontkent niet dat ze Israëliërs jarenlang als de vijand heeft beschouwd. Maar in de gevangenis keek ze naar Israëlische tv-programma’s en las ze Israëlische kranten. Al-Qudsi weet intussen dat er Israëliërs bestaan met wie je kunt praten en dat houdt haar bezig. Sinds haar vrijlating op 10 april 2008 reist ze van hot naar her en gebruikt ieder moment om Palestijnen en Israëliërs te overtuigen van haar vreedzame alternatieve weg. Ze geeft lezingen in de Palestijnse gebieden en tracht via de Israëlische media zoveel mogelijk Israëliers te bereiken. Maar wat houdt die vreedzame weg in? Een nieuwe politieke partij? Al-Qudsi schudt haar vinger. ‘Neenee, ik bedrijf geen politiek. Ik roep niet op tot de strijd. Ik wil de mensen iets groters geven: een perspectief. Ik wil de Israëliërs ervan overtuigen dat Palestijnen geen agressieve terroristen zijn, maar een gewond volk, dat verlangt naar oprechte vrede en een menselijker samenleving. Weet je dat er heel veel Palestijnen zijn die juist vechten om geen terrorist te worden? Natuurlijk zijn er mensen die zichzelf opblazen, maar het zijn er erg weinig. Ik moet dit blijven herhalen omdat men bitter weinig weet over de Palestijnse wereld. En tegen de Palestijnen zeg ik dat niet alle Israë-liërs ons willen bezetten en onderdrukken. Als het mij, een shahidi, is gelukt om tot die inzichten te komen, dan staat die weg toch voor iedereen open?’

Dat die boodschap van een Palestijnse vrouw komt in de Palestijnse mannen-cultuur doet niets aan de kracht van haar betoog af, meent ze. ‘Vrouwen zijn de sterke schakel in onze maatschappij. Zij zijn de moeders en de vrouwen van de huidige leiders.’ Ze grijnst even, en fluistert een Arabisch spreekwoord: ‘Als de vrouw met de linkerhand het bed kan laten schudden, kan ze met de rechterhand de wereld besturen.’

DOOR SIMONE KORKUS

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content