Bij het Hof van Cassatie moeten binnenkort zes nieuwe raadsheren worden benoemd. Dat geeft nog altijd aanleiding tot enig ellebogenwerk.

Kamerfractieleider Paul Tant (CVP) is boos. De Kamer heeft immers Didier Batselé voorgedragen als raadsheer in het Hof van Cassatie. Batselé is auditeur bij de Raad van State maar staat vooral bekend als medewerker van minister-president Laurette Onkelinx (PS) van de Franse Gemeenschap. Van zijn benoeming maken nu vooral de Franstalige socialisten en de Nederlandstalige christen-democraten een punt. De PS liet herhaaldelijk blijken dat zij desnoods de regering in het gedrang zal brengen als Batselé niet in het Hof van Cassatie wordt benoemd. CVP-fractieleider Tant daarentegen verklaarde in maart al dat “voor ons de gedragslijn geldt dat we de voordrachten van de rechterlijke macht volgen.” Dit betekent dat de CVP de benoeming steunt van de kandidaten, die door het Hof van Cassatie worden voorgedragen en daar is Didier Batselé niet bij.

De Standaard zette vorig weekend op een rijtje waarom Batselé nauwelijks aan de wettelijke voorwaarden voldoet – nog afgezien van het feit dat een raadsheer in Cassatie verondersteld wordt de arresten van de Hoven van Beroep te beoordelen en desnoods te verbreken, terwijl Batselé er zelf nooit maakte. En toch wordt hij door een meerderheid in de Kamer van Volksvertegenwoordigers als eerste kandidaat voor het ambt van raadsheer in Cassatie voorgedragen. De CVP is het daar niet mee eens. Want, zei CVP-fractievoorzitter Tant begin vorige week in Ter Zake: “Het punt is dat wij in een periode, waar wij de mond vol hebben over depolitisering en waar we heus willen dat de beste mensen op de diverse verantwoordelijke posten komen, dan moeten vaststellen dat klaarblijkelijk overwegingen van ideologisch politieke aard de doorslag geven. Dit kan voor mij niet (…). Dit soort praktijken is bijzonder nadelig voor het herstel van de geloofwaardigheid van de instellingen in het algemeen en de politiek in het bijzonder.”

Misschien had Tant toch beter zijn mond kunnen houden. Of zou de CVP-fractievoorzitter niet weten hoe het er in zijn eigen partij nog altijd toegaat? In afwachting van het gewijzigde artikel 151 van de Grondwet en de installatie van de Frans- en Nederlandstalige Benoemings- en Bevorderingscolleges (BBC) binnen de geplande Hoge Raad voor de Justitie, worden raadsheren niet alleen voorgedragen door het Hof van Cassatie, maar ook door Kamer en Senaat. En, zegt de minister van Justitie Tony Van Parys (CVP) in De Morgen: “Het enige wat telt voor mij, is de voordracht die de Kamer heeft gedaan.” Daarbij dacht de minister van Justitie niet alleen aan Didier Batselé maar ongetwijfeld ook aan een voordracht door de Senaat, waarover zedig wordt gezwegen. In het Hof van Cassatie zijn immers zes plaatsen vacant, waarvoor niet alleen de Kamer maar ook de Senaat telkens een eerste en een tweede kandidaat voordraagt.

WIELTJESZUIGER

Met de voordracht van Eric Dirix, thans raadsheer in het Hof van Beroep in Antwerpen, en van Paul Maffei, raadsheer in het Hof van Beroep in Brussel, kan Van Parys het niet moeilijk hebben. Zij worden immers zowel door het Hof van Cassatie als door de Senaat naar voren geschoven. Bovendien heeft raadsheer Dirix een zeer duidelijk CVP-etiket en studeerde zijn Brusselse collega Maffei toch ook aan de Katholieke Universiteit Leuven (KUL). Met de kandidaten voor de andere vacante plaats, waarover de Senaat zich op 14 mei uitsprak, ligt het iets delicater. Het Hof van Cassatie, dat beter dan wie ook de waarde van de arresten van de Hoven van Beroep en hun auteurs kent, draagt Marie-Jeanne De Cooman voor als beste kandidaat. Zij is raadsheer in het Hof van Beroep in Gent. Haar collega Dirk Debruyne wordt door Cassatie als tweede kandidaat weerhouden: in het wiel – letterlijk én figuurlijk – van een bevriend Brugs raadsheer op Cassatie van CVP-signatuur. Daar kreeg hun aller Gentse collega Eric Stassyns de steun van de VLD, ook al kwam hij niet voor op de lijst van Cassatie. Dirk Debruyne genoot niet alleen de steun van de SP maar werd – mede omwille van de ondervertegenwoordiging van West-Vlaanderen in Cassatie – voor de gelegenheid ook door de CVP gesteund. Bovendien maakte Debruyne op 20 januari, tijdens het defilé van de kandidaten in de Senaat, een ongewoon vlotte indruk. Marie-Jeanne De Cooman daarentegen vergat zowaar haar CVP-petje en gedroeg zich apolitieker dan ooit. Zo kreeg zij in de Senaat slechts 5 van de 12 CVP-stemmen. De 7 andere gingen naar Dirk Debruyne, die in totaal 38 van de 53 geldige stemmen op zijn naam kreeg en aldus voor de Senaat de beste kandidaat werd. Eric Stassyns was goed voor de 9 VLD-stemmen (plus één). Met de eerste kandidatuur van de Senaat voor Dirk Debruyne, weet de SP – met minder heisa dan de PS – aldus toch één raadsheer naar het Hof van Cassatie te loodsen, nemen de christen-democraten ook hem ten dele voor hun rekening in hun reeds overtalrijke ploeg op Cassatie en moeten de liberalen zich – als kampioenen van de depolitisering – op louter politieke gronden tevredenstellen met Eric Stassyns op de tweede plaats.

Frank De Moor

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content