‘Habemus Corpus’! Met een pontificale expo van zijn tekeningen en zijn eerste schilderijenboek laat Jan Van Imschoot de wereld zien hoe hij aankijkt tegen de staat van het vege lijf: aanbeden, gesmukt, verkracht, verminkt, verrezen.

Dat de historieschilderkunst al meer dan een eeuw geleden uitstierf, deert hem niet. Hij kruidt zijn motieven met stof uit de geschiedenis, de actualiteit, de godsdienst of de mythologie. Niet met de systematiek waarmee Tintoretto, Rubens, Goya of Manet dat deden. Als vertegenwoordiger van de punkgeneratie veroorlooft Jan Van Imschoot (42) zich de luxe om in de echokamer van de Historie plaats te nemen, en de donkerste galmen te gebruiken als motor om zijn eigen verbeelding aan te drijven. Hij doet het met een superieure, klassieke beheersing van het metier én met tomeloze brutaliteit, je bent gepokt als punker of je bent het niet. Hij maakt schilderijen en tekeningen waarin gebeurtenissen veeleer metaforisch dan letterlijk moeten worden opgenomen.

Kriskras doorheen de geschiedenis onderzoekt hij de menselijke staat, die hij afleest van de toestand van het vege lijf. Dat alles zet hem in de eerste plaats aan tot een broedend nadenken waarna zijn verbeelding over verschillende fronten oprukt: uit het nadenken ontstaan verhalen zowel als beelden, die mekaar dan onderling kunnen bevruchten. En het lijf komt er aanbeden, gesmukt, verkracht, verminkt of verrezen uit. Het verdient aanbeveling om de vaak ongelofelijke verhalen van Jan Van Imschoot te horen om de beelden te begrijpen. Maar de spontane aanwas van betekenissen die de kijker teweegbrengt – in z’n eentje de schilderijen en tekeningen interpreterend – beschouwt hij als een verlevendiging van het werk.

Hem een ‘schilderende schrijver’ noemen, zoals hij onlangs in een interview zelf deed, beschouwen we graag als een overdrijving: allicht begaan om de macht van het woord in zijn werk toch vooral niet te onderschatten, maar zeker ook om te waarschuwen voor de klakkeloze consumptie van het beeld. Een kunstenaar die kan terugvallen op een archief van sprekende historische foto’s én intens omgaat met door merg en been dringende meesterwerken van vaak Spaanse signatuur (Velazquez, Goya, Ribeira) heeft echter weinig te vrezen: sterke beelden dwingen sowieso tot mentale concentratie en confrontatie, terwijl ze toch altijd een harde kern van mysterie bewaren.

Om het plaatje volledig te maken, weze ook melding gemaakt van de onbehouwen, hanenpoterige tekstflarden die soms zonder direct verband naast of over de beelden heen verschijnen. Geschikt om door een punkbandje luid te worden opgedreund, schudden ze de doorgaans veel beheerster geformuleerde beelden even door elkaar, zonder ze uit balans te brengen. Ze hebben hun eigen toon, die Van Imschoot zeer eigen is, niet ongelijk aan het blaffen van een hond. Testimony of a barking dog, zo noemde hij het eerste, pas verschenen boek waarin hij een keuze van zijn schilderijen laat voorafgaan door uitsluitend teksten van filosofen: Michel de Montaigne over Hoe de geest in zichzelf verstrikt raakt, Arthur Schopenhauer over Zelfstandig Denken, Cornelis Verhoeven en Robert L. Solso (Tikiriki Publications, gedrukt door de Gentse uitgeverij Imschoot).

Danteske doortocht

Een jaar geleden dreigde Jan Van Imschoot er in het kunsttijdschrift Rekto: verso mee te zullen stoppen met schilderen uit onvrede over de deplorabele manier waarop de Belgische kunstwereld met kunst omgaat. Dat was geen praat van een gefrustreerd kunstenaar, getuige zijn internationaal curriculum: solotentoonstellingen onder meer in New York ( How to sell your wife, Bonakdar Jancou Gallery, 2000), Berlijn ( The misantropical chachacha, Galerie Gebauer, 2001), Talinn ( Contemporary colours and mystical sins, Museum voor Schone Kunsten, 2003).

Consequent met zichzelf laat hij zich niet aan een vaste galerie in België binden. Zijn palmares wijst anders wel uit dat het hem in dit land niet aan verdedigers ontbreekt. In 1997 katapulteerde freelance tentoonstellingsmaker Bart Cassiman hem in één klap op de voorgrond, met een schitterende solotentoonstelling van zijn schilderijen in het Provinciaal Museum van Hasselt. Ook Gent, de stad waar hij leeft en werkt, drukt hem aan haar boezem: in 1999 stelden de vrienden van het Museum van Hedendaagse Kunst hem tentoon, in 2002 het SMAK zelf. Tussenin kreeg hij de prijs voor schilderkunst van de stad Gent, die hem inmiddels een opdracht voor grote buitenmuurschilderingen aan de Brabantdam gegeven heeft. De werken kunnen elk ogenblik starten. ‘Het onderwerp moet zeker plaatsgebonden zijn, iets met de historie van de plaats en met het water te maken hebben’, zegt hij in een gesprek met het SMAK-magazine KunstNu (april 2005). ‘Er komen portretten van vier verschillende soldaten uit 1914. Ik schilder het beeld van een Belg, een Fransman, een Engelse en een Italiaanse soldaat. Met andere woorden, het wordt een soort oorlogsmonument – ik ben altijd gevoelig geweest voor monumenten van de Eerste Wereldoorlog.’

Vandaag verrast hij vriend en vijand met een volwassen tentoonstelling van tekeningen onder de pontificale titel Habemus Corpus (tot 15.5). De locatie is het nog jonge, provinciale platform voor actuele kunst BE-PART in Waregem. In 1994 verbond architect Frank Delmulle aan de Westerlaan twee woningen uit 1947 met een merkwaardige nieuwbouw en een tuin. Dit ten behoeve van een galerie voor hedendaagse kunst en art deco. In 2003 kocht de provincie West-Vlaanderen het complex. Het kende onlangs een veelbelovende start met Schöner Wohnen, een tentoonstelling waarin curator Moritz Küng (deSingel) het nog doorschemerende woonkarakter van de ruimtes benutte om er kunst te integreren die gecamoufleerd was als design.

Geheel anders nu ging Van Imschoot te werk. Hij linkte de ruimtes van de benedenverdieping met die van het souterrain door er – middels vijf series tekeningen plus één tekening – een danteske doortocht van het vege lijf te ensceneren. Volledig in de geest van zijn werk. Een tocht, van het daglicht naar het ijle kunstlicht en het halfduister. Van het quasi-pure, levende lichaam, naar het door ziekte geteisterde lijf en ten slotte de opgebaarde, dansende en spokende gebeentes. ‘Zoals bij Dante, in cirkels almaar dieper en dieper, naar verschillende soorten van mensen’, zegt Van Imschoot ons bij hem thuis in de Gebroeders van Eyckstraat in Gent. ‘Hoe dieper, hoe zwaarder de misdaden die ze begaan hebben, hoe gruwelijker de uitvoering van hun straf’.

Habemus Corpus, de titel geeft aan in welke registers er in deze tentoonstelling over het lichaam gehandeld wordt: openbarend, direct, ritualistisch, licht ironisch. Het koninginnestuk is een Monument for raped, roped and ripped off Women, een vervlechting van verschillende groepen tekeningen, zo’n zestig in totaal, die er elk afzonderlijk veel serener uitzien dan de bombastisch klinkende titel aangeeft. Al jaren spookten Van Imschoot de foto’s door het hoofd van de gruwelijk afgeslachte leden van de speciale vrouwenbataljons die de Sovjets tijdens de Tweede Wereldoorlog op de Duitse linies afstuurden, in de overtuiging dat de vijand er uit schroom niet op zou durven schieten. Met dat expliciete materiaal kon de schilder geen enkele kant op, maar de behoefte om er een monument mee te maken bleef.

Toen hij de monumentale, licht gebogen, betonnen binnenmuur in het nieuwbouwgedeelte van BE-PART voor het eerst zag, dacht hij onmiddellijk aan een ‘hedendaagse kerkhofmuur’, waarop hij zijn getekende bladen ‘op het ritme van urnen’ zou kunnen schikken. De actrice Isabella Rossellini is de dominerende figuur in de portretten, al was het om haar kameleontische vermogen om in de huid van andere actrices en fotomodellen te kruipen. ‘Wat haar nooit lukte’, zegt de kunstenaar. Hoe ze zich ook camoufleerde, haar kwetsbaarheid verraadde haar altijd. ‘Haar ogen liegen niet. Andere modellen hebben koude ogen. Dat zijn harde vrouwen, zij niet.’

Naast Santa Christina, een jeugdige martelares uit de derde eeuw, is ook de actrice Marilyn Monroe vrij prominent aanwezig. Niet in de uitdagende poses waarmee men haar gewoonlijk associeert, maar zowaar gehuld in een zekere pudeur. Van Imschoot: ‘Ze was veel intelligenter, humoristischer en eigenlijk ook kwetsbaarder dan de clichés die over haar in omloop zijn.’ Een beetje verscholen in het pak, vermomd als boom: Ulrike Meinhof, Duitse terroriste uit de jaren zeventig, ‘een filosofe die zich heeft laten gebruiken door charlatans als Andreas Baader en de rest van de Baader-Meinhofgroep, filmsterachtige junkies waren’, aldus Van Imschoot.

Wat de sovjetgeneraals in WO II en de moderne mediatycoons met elkaar gemeen hebben, is een grondig verkeerde perceptie van vrouwen, zoveel is duidelijk. Met als gevolg dat die vrouwen in het eerste geval letterlijk, en in het tweede psychisch worden verkracht. Met zijn monument herstelt de kunstenaar hun soevereiniteit. Als vertrouwde hij zijn eigen intenties niet, laat hij het samengestelde vrouwenbeeld ‘penetreren’ door een serie groteske leeuwenkopjes met mannelijke grimassen, en door een zelfportret als decadent rococopaus. ‘Ik wil niemand speciaal beschuldigen. Dat zou te moralistisch zijn’, zegt Van Imschoot. ‘Door er mijn eigen kop in te plaatsen, maak ik er ook deel van uit. Als je die tekening maakt, ben je al deelachtig aan de verkrachting. Als ik ongevraagd portretten van Rossellini teken, ben ik eigenlijk ook met een soort verkrachting bezig.’

Beervelde

Studies voor asociale woningbouw, zo heet een serie van vijf tekeningen in groot formaat, met nerveuze, krachtige lijnen, helle kleuren en weerbarstige tekstflarden. Ze hangen in een open bibliotheek op de begane grond. Tien jaar lang broedde de kunstenaar in vluchtige schetsen op een gelaagde uitwerking van het thema wonen: in een huis, in een lichaam, in een lichaam als in een huis en vice versa. Aan de basis liggen algemene observaties van een veranderend stedenbouwpatroon, wat Jan Van Imschoot duidelijk hoog zit: ‘Iedereen heeft recht op een eigen woning. Maar nu worden die sociale woningwijken dooie plekken in een stad of dorp. En tegelijk zijn ze enkel nog ‘sociaal’ voor een kleine groep, die zich zeer asociaal gedraagt tegenover de rest van de stad of leefgemeenschap. Het zijn afgesloten getto’s: als je er niets te maken hebt, kom je er ook niet binnen.’

Daarnaast stelde hij overal een trend vast van ‘woningen die met hun rug naar de straat staan. De gevel is nog enkel een garagepoort en een streep met een venster. Mensen die er wonen, willen met de rest van de wereld niets meer te maken hebben: laat mij gerust!’ Misantropiae: huizen als blokken op elkaar, elk een andere kant uitkijkend, ‘als ze rond een as zouden kunnen draaien, zouden de bewoners volledig de omgeving kunnen bekijken, zonder dat ze contact hebben met mekaar’. Amnesiae: een gesloten cilindervormige toren met een glazen koepel, ‘dan kan je nog juist naar de hemel kijken, en de rest van de wereld kan je niet zien’. Metabolismiae, over de stofwisseling tussen mens en woningbouw: boven modelwoningen van woningbureaus rijst een reuzin, haar slipje aantrekkend (of afstekend): ‘Prachtige, nieuwe woningen, maar even koud en afstandelijk als die vrouw. Waar ik vroeger woonde, waar mijn ouders wonen, in Beervelde, zijn veel velden en landschappen die lange tijd ontsnapt zijn aan verkavelingen. Maar nu gans Lochristi volgebouwd is, beginnen ze in Beervelde ook, in het landschap dat vroeger mijn jeugd was. Waar ik gespeeld heb, in bomen geklommen, in bossen gelopen, dat verandert nu in dooie velden van saaie huizen.’

Bij de afdaling in het souterrain slaat de in ijl buislicht gedompelde serie Colorations anormales je in het gezicht. Lichamen met lidtekens, huidziektes of moedervlekken worden sterk geësthetiseerd voorgesteld, als golden het versieringen. Doelbewust gedaan, zegt Jan Van Imschoot: ‘Abnormale verkleuring vormt de kiem van racisme. Iemand die wat afwijkt van het standaardmodel is al minderwaardig. Ik bekijk de verkleuring liever als een ornament.’ Al in het halfduister stelt hij, op de donkere wijze van Goya, de heilige Zita voor. Het was de eerste dode die hij ooit aanschouwde, het gemummificeerde lijk van Zita, opgebaard in een glazen zerk in de kerk van Lucca. Als arme dienstmaagd stal ze brood van haar rijke heer, stopte het onder haar boezelaar en gaf het aan de armen. Op heterdaad betrapt, moest ze tonen wat ze verstopt hield: het brood bleek veranderd in bloemen.

Dit mirakel prepareert het klimaat voor de serie Dance macabre for an unknown princess, dode ledematen ontwaken en dansen zich rot. Zegt Jan Van Imschoot: ‘Geloven in mirakels is voor mij de ultieme vorm van verbeelding. Elk schilderij is ook een mirakel. Met dooie materie wrijven op een doek, op zo’n manier dat er een beeld ontstaat dat leeft, zich in uw verbeelding nestelt en een nieuw leven gaat leiden. Hoe meer mensen ernaar kijken, hoe meer leven dat erin zit.’

Mirakelmannen, sjamanen en kunstenaars, één front. ‘Bij bepaalde stammen werden kinderen die geboren werden met de navelstreng rond de nek, uitverkoren als kunstenaars’, zegt hij. ‘Die moesten de beelden maken, of de beschilderingen. Dat is ook zeer religieus natuurlijk, ze moesten vorm geven aan het goddelijke. En het onzichtbare zichtbaar maken. Ik denk dat dat van alle culturen is. En heel toevallig ben ik ook geboren met de navelstreng tweemaal rond mijn kop.’

Jan Braet

Je bent gepokt als punker of je bent het niet.

‘Geloven in mirakels is de ultieme vorm van verbeelding.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content