Het Bijbelse offer van CD&V

Zal Wouter Beke Koen Geens nu al opofferen? Of wordt Pieter De Crem wandelen gestuurd? © Imagedesk / Wouter Van Vooren

Het viel de voorbije week niet te negeren: het nieuws dat Kris Peeters uit eigen beweging het premierschap overliet aan een liberaal om de weg vrij te maken voor zijn partijgenote Marianne Thyssen als nieuwe eurocommissaris. Elke commentaarschrijver had zijn idee van ‘het offer’ van Kris Peeters, en doorgaans was dat positief. Maar veel bloed is er bij dat offer niet gevloeid. Toch niet bij de Vlaamse christendemocraten.

Er is weinig dat de goesting van Kris Peeters om de nieuwe eerste minister van het land te worden zo treffend illustreerde als die kleine bekentenis in Het Nieuwsblad: ‘Ik heb zelfs lessen Frans gevolgd, van ’s ochtends acht tot elf uur.’ Peeters was dus niet alleen ‘mentaal klaar’ voor zijn nieuwe federale job, zoals hij in hetzelfde interview zei, hij had er ook nog enorm veel zin in gekregen. Ook al is voor veel Vlaams Parlementsleden de functie van Vlaams minister-president inmiddels belangrijker dan die van Belgisch premier, het viel al enige tijd op dat Kris Peeters de ‘degradatie’ tot eerste minister met de breedst mogelijke glimlach verteerd had. Tot hij zich, omwille van het hogere belang, verplicht zag om dat ene grote ‘offer’ te brengen: zijn eigen carrièreplanning ondergeschikt maken aan die van een collega.

De Wetstraat wil weleens het decor zijn van wat ‘een shakespeareaans drama’ heet, waarbij verborgen ambities en verdrongen, complexe relaties het slechtste naar boven woelen. De betrokkenen zijn dan tegen hun zin gangmakers van een drama dat uiteindelijk vooral noodlottig is voor henzelf en hun eigen partij. Denk aan de vete tussen Wilfried Martens en Leo Tindemans. Denk aan de Agusta-affaires, en wie daarvoor de rekening heeft betaald. Denk aan de jaloezie tussen de paarse partijen in 2003, en hoe liberalen en socialisten vervolgens in minder dan één jaar hun paarse project zelf torpedeerden. Denk aan de verbijsterende deconfiture die zich tussen 2006 en 2014 bij het Vlaams Belang voltrok. Enzovoort.

Maar de voor Kris Peeters zo dramatische week was van een andere, haast Bijbelse orde. Zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament staat Het Offer centraal. Dat begint al bij het vreselijke verhaal in het allereerste Bijbelboek, Genesis. De oudtestamentische versie van God durft wel vaker hardvochtig te zijn, maar zelden leek hij zo boosaardig als toen hij aartsvader Abraham opdroeg om zijn zoon Isaak eigenhandig te offeren. Genesis 20 blijft een aangrijpende passage. De oude vader en zijn onwetende zoon zijn samen onderweg naar de fatale offerplaats, de berg Moria. ‘Vader?’ vraagt Isaak. ‘Wat wil je me zeggen, mijn jongen?’ antwoordt Abraham. ‘We hebben vuur en hout,’ zegt Isaak, ‘maar waar is het lam voor het offer?’

Die oudtestamentische scène staat model voor het moderne Wetstraatoffer: het slachtoffer beseft doorgaans net te laat dat het onvermijdelijke zich al aan het voltrekken is. Natuurlijk zijn er uitzonderingen. Toen Louis Tobback in 1999 de laatste keer het lijsttrekkerschap van de SP aanvaardde – na zijn eigen ontslag wegens de dood van Semira Adamu, na het ontslag van Johan Vande Lanotte wegens de vlucht van Marc Dutroux, na de veroordeling op het Agusta-proces van (vooral) een resem socialisten, Willy Claes op kop -, wist hij dat hij het gezicht van de nederlaag zou zijn. Maar de oude socialist zag liever zichzelf sneuvelen dan de aankomende generatie van Steve Stevaert nutteloos op te offeren als kanonnenvlees. Maar dat is dus uitzonderlijk in de Wetstraat. Toen SP.A-voorzitster Caroline Gennez tien jaar later bij de Vlaamse regeringsvorming zowel Frank Vandenbroucke, Peter Vanvelthoven als Kathleen Van Brempt een kopje kleiner maakte, had alleen de eerste een vermoeden van de slechte afloop. Verder zijn de bloedspatten van die operatie tot vandaag zichtbaar. Het was dan ook geen offer, het was een slachtpartij.

Christendemocraten zijn bedreven in het ‘offeren’ naar Bijbels model: het lam laat zich gewillig meeleiden, en plots is het fatale moment aangebroken. Bij de regeringsvorming van 1992 wist aftredend premier Wilfried Martens goed dat hij zichzelf niet zou opvolgen. Toch ‘kon hij zich moeilijk anders voorstellen’, schrijft hij in zijn memoires, dan dat zijn opvolger Jean-Luc Dehaene hem niet over het hoofd zou zien bij de regeringsvorming: ‘In de overtuiging dat het allemaal zo zou verlopen, wachtte ik vanuit de Wetstraat 16 het formatieberaad af.’ Na een ’tergend trage’ dag wist een nog altijd wachtende Martens ’s avonds plots dat het einde nabij was: een medewerkster begon te huilen bij het opstellen van de benoemingsbesluiten van de nieuwe ministers. Toen Dehaene op zijn beurt zijn memoires publiceerde, stond daar zwart op wit dat het vanaf het begin van de regeringsvorming duidelijk was dat er ‘geen plaats was voor Wilfried Martens’. Iedereen ‘wist’ dat. Behalve Martens. Zo is het blijven gaan. Als Yves Leterme ooit zijn leven overschouwt, zal hij hopelijk meer inzicht geven in de manier waarop hij bij het begin van de verkiezingscampagne in 2010 als aftredend premier werd afgevoerd als nummer één van de CD&V. De ochtend dat De Standaard berichtte dat Leterme opnieuw het boegbeeld zou zijn, gaf de CD&V een persconferentie waarin werd meegedeeld dat niet hij maar partijvoorzitster Marianne Thyssen de campagne zou leiden. Leterme werd die dag opgeofferd, en eigenlijk ook Thyssen.

De preparatie van Peeters

Die geschiedenis heeft zich vorige donderdag herhaald. De nochtans goed geïnformeerde politieke redacteurs van De Morgen en De Tijd, de enen nog wat stelliger dan de anderen, berichtten in hun kranten dat de regering aftredend vicepremier Didier Reynders (MR) wil voordragen als de nieuwe eurocommissaris. Nog voor het ochtendnieuws van acht uur kwam er een officiële mededeling: Marianne Thyssen wordt de nieuwe eurocommissaris. Exit Reynders. En ook: exit Kris Peeters als gedoodverfd premier.

Tot die dag ging iedereen er voetstoots van uit dat coformateur Kris Peeters de nieuwe premier zou worden. Ook hijzelf. ‘Emotioneel was dit een van de heftigste nachten van mijn leven’, zei Peeters achteraf. Waarmee hij niet alleen bekende dat dit voor hem moeilijk te slikken was, maar ook dat zelfs een gelukkig getrouwde toppoliticus pas echt opleeft in de politiek.

Peeters had al maanden zijn zinnen gezet op de Wetstraat 16. Dat bleek al tijdens de campagne. Hij was het (enige) boegbeeld van zijn partij, zowel voor de federale als voor de Vlaamse verkiezingen, wat voor een Vlaams minister-president toch niet evident is. Maar, zo luidt de analyse van politiek marktonderzoeker Jan Callebaut, in werkelijkheid was Peeters toen al aan het focussen op zijn toekomst in de federale regering. Callebaut heeft in het verleden voor Peeters gewerkt. Vandaag volgt hij de politiek ‘van een afstand’. Maar nog altijd (her)kent hij de mechanismen als geen ander: ‘Net als Bart De Wever heeft Kris Peeters zich in volle verkiezingscampagne een paar keer nadrukkelijk “federaal” geprofileerd. Zo wilde hij zich tonen als een “acceptabele” federale politicus. Die optredens waren niet echt nuttig voor de verkiezingscampagne zelf: de bedoeling was postelectoraal.’

Dat Peeters al zo vroeg werkte aan zijn ‘federale’ profiel, had zijn redenen. De minister-president kan namelijk rekenen. Ook al was hij officieel kandidaat om zichzelf op te volgen, hij wist al voor de verkiezingen dat het zo goed als onmogelijk zou zijn om in het stemhokje beter te doen dan Bart De Wever en de N-VA. Dus wist Peeters ook wel dat de nieuwe minister-president wellicht een N-VA’er zou worden. Maar of de N-VA ook de federale premier zou mogen/kunnen/willen leveren, was minder duidelijk. Daarvoor moest men eerst de concrete verkiezingsuitslag afwachten, in het noord en het zuiden van het land.

Ook de pijnlijke mislukking van Yves Leterme lag de hele CD&V nog vers in het geheugen. Leterme was de eerste succesvolle Vlaamse minister-president die vanaf het Martelarenplein wilde inbreken in de Wetstraat 16. De Franstaligen hebben Leterme echter nooit aanvaard, ze zijn hem altijd als een indringer blijven beschouwen, als een Vlaamse usurpator aan het hoofd van de federale regering. Leterme is nochtans Franstalig opgevoed en komt uit het ‘sociale’ ACW. Dat lijkt een gunstiger uitgangspositie dan die van Kris Peeters. Als ex-topman van Unizo heeft hij het profiel van de in Wallonië gewantrouwde ‘Vlaamse ondernemer’. Toch kreeg Peeters nooit de vernietigende pers die Leterme ten deel viel.

‘Ik noem dat een geval van “sequentiële emancipatie”‘, zegt Jan Callebaut daarover. ‘De eerste echte flamingant aan het hoofd van een Belgische regering was Wilfried Martens, maar eens op post stelde Martens zich op als Flamand de service. Toen kwam de communautair ongeslachtelijke Dehaene. En vervolgens was er Yves Leterme. Toen hij in de Franse krant Libération zijn punt wilde maken met een paar ironiserende opmerkingen, was Franstalig België daar nog niet klaar voor. Zijn ongezouten Vlaamse boodschappen werden in het zuiden als bedreigend ervaren, en hij werd een vijand. Eigenlijk was Leterme de voorganger van Bart De Wever. Peeters haakte – althans in zijn rol van federale coformateur – weer aan bij Dehaene. Een regeringsleider die met een zakelijk, sociaaleconomisch programma orde op zaken wil zetten in het land. En intussen is ook de Franstalige publieke opinie vertrouwd geraakt met Vlaamse politici die ook op federaal niveau een duidelijke Vlaamse agenda hebben.’

Kris Peeters was niet alleen aanvaardbaar voor de Franstaligen, hij was bovendien hoogst persoonlijk op het schild getild door zijn grootste Vlaamse concurrent: N-VA-voorzitter Bart De Wever. Dat gebeurde al tijdens het informateurschap van De Wever, vlak na de verkiezingen van 25 mei. De Wever werkte toen al aan een centrumrechtse coalitie, maar dan met N-VA, CD&V, CDH en MR. In die context kreeg Kris Peeters van Bart De Wever de vraag of hij de nieuwe federale premier zou willen worden. Pas nadien kreeg de vorming van de Vlaamse regering haar beslag. Met de breedst mogelijke glimlach hielp Peeters de coalitie van zijn opvolger Geert Bourgeois (N-VA) in de steigers: hij wist immers dat zijn uur nog moest komen.

Wie moet plaats ruimen?

Maar toen de federale onderhandelingen uiteindelijk begonnen, hadden er zich twee belangrijke feiten voorgedaan.

Eén: België moest een nieuwe Europees commissaris aanduiden. Elio Di Rupo (PS) had alle partijen ‘een naam’ gevraagd, en stelde voor om dat lijstje naar Commissievoorzitter Jean-Claude Juncker te sturen – hij zou dan mogen kiezen. Dat werd geweigerd, maar intussen liet Juncker steeds nadrukkelijker de naam van Marianne Thyssen vallen. Maar én Thyssen afvaardigen als Europees commissaris, én Kris Peeters als federaal premier, dat was te hoog gemikt voor de CD&V, qua zetels pas de derde partij in de federale pikorde, na de N-VA en de MR. Wouter Beke moest dus kiezen.

Twee: ook de samenstelling van de centrumrechtse coalitie zelf was veranderd. CDH was out, Open VLD in. Als die ‘Zweedse’ coalitie’ er komt, zal dat in een onuitgegeven slagorde zijn met drie Vlaamse en slechts één Franstalige partij. Dat is een totaal andere context dan die waarin De Wever het premierschap aan Peeters aanbood.

In een coalitie met aan Vlaamse kant alleen N-VA en CD&V zou De Wever vier N-VA’ers als federale ministers kunnen aanduiden, en Wouter Beke drie CD&V’ers. In een situatie met drie Vlaamse partijen kan CD&V maximaal aanspraak maken op twéé ministersposten (plus twee Open VLD’ers en drie N-VA’ers). Met acht Vlaamse ministers (en acht Franstalige) zou de federale regering belachelijk groot worden, dat is politiek onhaalbaar. Natuurlijk is er ook nog het voorzitterschap van de Kamer, en kunnen er staatssecretarissen aangesteld worden. Maar dat blijven troostprijzen.

Het wordt straks dus moeilijk kiezen voor Wouter Beke, want naast Kris Peeters zijn de aftredende CD&V-ministers van Defensie (Pieter De Crem) en van Financiën (Koen Geens) kandidaat om zichzelf op te volgen – we maken dan nog abstractie van de staatssecretarissen Hendrik Bogaert en Servais Verherstraeten, die de vorige regeerperiode een keurig parcours reden. Na het ontslag van Steven Vanackere was het Beke die onverwachts Geens – tot dan vooral bekend als advocaat en academicus – als topminister in de federale regering dropte. Dat werd toen in de eigen partij (maar ook daarbuiten) als een meesterzet gezien. Zal Beke Geens nu al opofferen? Of wordt De Crem wandelen gestuurd? In Oost-Vlaanderen deed hij het op de Kamerlijst niet slecht, maar mogelijk niet goed genoeg.

De keuze die Wouter Beke al moest maken, is die tussen Thyssen en Peeters. Tussen een Europees commissaris en een federaal premier. Beke heeft het meermaals beklemtoond, en andere onderhandelaars hebben het nadien bevestigd: iedereen dacht eerst dat de CD&V-vraag om Thyssen te benoemen een tactisch spelletje was, om in de federale regering belangrijke pakketten uit de brand te slepen. Maar dat was het niet. Bij de CD&V vertelt men graag dat de keuze voor Thyssen Europees en inhoudelijk was. Dat deze week duidelijk zal worden dat Juncker bereid is Thyssen een veel belangrijker pakket bevoegdheden toe te schuiven dan hij ooit aan Reynders zou hebben toevertrouwd. Gedeeltelijk is dat ook zo. Callebaut: ‘Het is symbolisch en significant tegelijk: dat een partij voor het eerst in de geschiedenis meer waarde hecht aan een Europees commissariaat dan aan het premierschap van de federale regering. Dat was tien jaar geleden nog ondenkbaar. Het toont aan dat sommigen in de Wetstraat goed beseffen waar de echte macht zich bevindt.’

Natuurlijk is er meer aan de hand. Zonder Thyssen in de Europese Commissie had de CD&V uit deze federale regeringsonderhandelingen maximaal twee belangrijke mandaten gesleept. Met Thyssen erbij zijn er dat dus dríé. Het was ‘in het belang van de CD&V’ dat Kris Peeters werd gevraagd zich op te offeren. De bijzonder goede relatie tussen Thyssen en Peeters maakte het Beke alvast gemakkelijker om de vraag te stellen. Callebaut: ‘De relatie tussen die twee is bestand tegen veel politieke intriges. Destijds was Marianne Thyssen de eerste patron van Kris Peeters op de studiedienst van Unizo, toen nog NCMV. Thyssen was er directeur en heeft hem aangeworven. Dat schept een band. En geen enkele CD&V’er is vergeten dat Thyssen haar partij in 2009 enorm hielp door in uiterst ondankbare omstandigheden het boegbeeld én de kandidaat-premier voor CD&V te willen zijn.’ Toen kreeg ze kanker. De ziekte dwong haar om enige tijd afstand te nemen van de politiek. Maar inmiddels staat ze er dus terug. En nog wel als eurocommissaris, het politieke mandaat dat ze het meest van al ambieerde.

Eén staatsdragende partij

Het vervolg staat al neergeschreven in Genesis. De afloop van het verhaal van Abraham en Isaak is in grote lijnen bekend: Abraham heeft getoond dat hij in alle omstandigheden zijn Heer dient, hoe zwaar het offer hem ook valt. Daar wordt hij voor beloond, en Isaak mag blijven leven. God voegde eraan toe: ‘Ik zal je rijkelijk zegenen.’ Want dat is voor een christen natuurlijk de kern van het geloof: echte opofferingen zijn nooit zinloos. Een christendemocratische politicus mag daarvan maken: wie zich opoffert, tekent nog niet zijn politieke doodvonnis, je mag altijd blijven geloven in de kans op een opstanding.

In zekere zin is dat nu al gebeurd met Kris Peeters. De CD&V’er, die in een uitgelekte kabinetsnota van SP.A-minister Ingrid Lieten ooit werd neergezet als ‘een uit teflon en beton opgetrokken, gevoelloze karikatuur’, komt ineens een stuk menselijker over. En dan niet als de sportieve streber die bergen wil beklimmen en triatlons afhaspelen. Nee, vandaag laat hij zien dat hij een ander kan laten voorgaan, dat zijn ambitie niet grenzeloos is. ‘Peeters gaf de indruk een postenjager te zijn’, zegt Jan Callebaut. ‘Wie dat dacht, zal toch verrast zijn door het gemak waarmee hij een stap achteruit heeft gezet.’

Kris Peeters deed ‘vrijwillig’ een stap terug, en won daar sympathie mee. En vooral: het maakte zijn politieke positie nog een stuk sterker dan ze al was. In zijn kranteninterviews en zijn gesprekken in De Zevende Dag en het VTM-Nieuws gaf Peeters niet de indruk dat hij ‘slechts’ de onderhandelaar was van de derde partij aan tafel. Wie niet beter wist, keek naar de Vlaamse chef de file van de volgende federale regering.

Dat komt natuurlijk omdat de N-VA’ers zich tot nu toe heel terughoudend opstellen. Willen Bart De Wever en de zijnen de nieuwe regering – voor het eerst sinds 1988 een kabinet zonder Franstalige socialisten – echt alle kansen op slagen geven? Zwijgt de N-VA omdat Vlaams-nationalisten er niet al te zeer mogen uitzien als de ijverige beheerders van het federale België? Of heeft De Wever nog altijd niet uitgemaakt of hij zich wel voluit wil engageren in een Zweeds avontuur? Een neveneffect van het discrete N-VA-optreden op het federale forum is dat de CD&V weer de partij lijkt die de federale regering stuurt. Waardoor de Vlaamse christendemocraten opnieuw de indruk geven (hoewel ze dat woord zelf niet graag gebruiken) dat dit land maar één staatsdragende partij kent: die van Wouter Beke en Kris Peeters.

Het legt de CD&V-kopstukken geen windeieren. Beke wordt de hemel in geprezen als een meesterstrateeg – een eretitel die de voorbije jaren voorbehouden was voor Bart De Wever. En hoewel er over niet één federale ministerspost zekerheid bestaat (zelfs niet over de nieuwe premier), staat Kris Peeters al definitief aangevinkt als vicepremier. Dat heeft hij trouwens met zo veel woorden geclaimd in zijn interviews. Hij wéét dat men niet zonder hem kan: Peeters heeft zich tijdens de onderhandelingen opgewerkt tot de vertrouwensman van de MR. Op hém stemt MR-voorzitter en coformateur Charles Michel zijn kompas af, niet op de Vlaamse liberalen van Open VLD. Zelfs Didier Reynders heeft zich al geërgerd aan het gebrek aan ernst van het onderhandelingsteam van Gwendolyn Rutten. Voor Reynders was de maat vol toen Rutten te verstaan gaf dat de regering in 2019 mag afklokken op een tekort van 3 procent – dat is een laksere begrotingsdiscipline dan onder Di Rupo I. En Charles Michel vond alleen in Kris Peeters een medestander om het sociaal overleg te verdedigen. Dat is bijzonder belangrijk voor de MR, die in Wallonië moet overleven met de hete adem van de PS en de vakbonden in de nek.

Een toponderhandelaar stelt vast: ‘Zo werd de MR beetje bij beetje de “natuurlijke partner” voor de CD&V. De MR nam de rol van het CDH over. Dat is sociaaleconomisch te “socialistisch” en communautair anti-Vlaams. Inhoudelijk zijn de MR en de CD&V de twee echte “centrumpartijen” aan tafel, terwijl de N-VA en ook de Open VLD zich rechtser opstellen.’ Die evolutie komt natuurlijk niet uit de lucht vallen: kort voor de verkiezingen gaven Wouter Beke en Charles Michel al een opmerkelijk dubbelinterview aan De Standaard. En nu zorgt die alliantie ervoor dat Kris Peeters een vliegwiel is voor de ‘Zweedse regering’: iemand die ook de rest doet draaien.

Door zich op te offeren, heeft Kris Peeters zich bevrijd van de last van de toekomstige functie. Daardoor kan hij nu al vrijer spreken, en straks misschien zelfs beter presteren dan tijdens zijn voorbije jaren als minister-president. Dat heet dan: reculer pour mieux sauter.

Wat zei Kris Peeters weer over zijn lessen Frans? ‘Misschien komt het ooit nog van pas.’

DOOR WALTER PAULI

Met de breedst mogelijke glimlach hielp Peeters de coalitie van zijn opvolger Geert Bourgeois in de steigers: hij wist dat zijn uur nog moest komen.

Hoewel er over niet één federale ministerspost zekerheid bestaat, staat Kris Peeters al definitief aangevinkt als vicepremier.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content