Herman Jacobs
Herman Jacobs Medewerker Knack

Wie zich de fantastische avonturenroman ‘De 13 1/2 levens van kap’tein Blauwbeer’ van Walter Moers herinnert, mag zich in de handen wrijven: ‘De Stad van de Dromende Boeken’, Moers’ nieuwe, is minstens even goed.

Info : Moers, ‘De Stad van de Dromende Boeken’, uit het Duits vertaald door Erica van Rijsewijk, Houtekiet, Antwerpen/Amsterdam, 509 blz., euro 24,90.

‘Nog één ding, jongen, wat je in je oren moet knopen: het gaat niet om hoe een verhaal begint. Ook niet om hoe het eindigt.’

‘Maar?’

‘Maar om wat daartussenin gebeurt.’

Ketterij is dit natuurlijk. En de openingszin dan, die door zovele schrijvers zo belangrijk geachte fetisj der onverbiddelijke doorleesstimulatie? En het pakkende, het ons met een verraste glimlach, met prikkende ogen, met het hoofd vol van een bezield visioen achterlatende slot dan?

De boven geciteerde ongehoordheid komt dan ook uit de Lintwormburcht in Zamonië. Om precies te zijn: uit de mond van een daar heel zijn leven verbleven hebbende, achthonderd jaar oude, stervende dinosaurus, genaamd Danzelot Letterknecht, een plichtsgetrouwe maar weinig getalenteerde werker in de lusthof der Zamonische dichters, vervaardiger van tafel- en grafredes, groot liefhebber van tuinieren en groenteteelt, bezinger van de blauwe bloemkool en filosofisch bespiegelaar van composthopen.

Weet zo’n gebruiksdichtende dino veel.

Al is het ontegenzeggelijk zo, dat het boek waarin bovenstaande sterfbedscène te vinden is, De Stad van de Dromende Boeken, volgepakt zit met vijfhonderd bladzijden van ‘wat daartussenin gebeurt’, en dat de schrijver ervan, Walter Moers, daarin een overrompelende stroom van de wonderlijkste gebeurtenissen op zijn lezers af laat komen. En overigens begint het boek met de meer dan lichtjes prikkelende waarschuwing dat het zal verhalen van een plek waar ‘lezen nog een echt avontuur’ is. Sterker nog: ‘een plek waar lezen je gek kan maken. Waar boeken kunnen verwonden, vergiftigen, ja zelfs doden.’ En alleen wie willens en wetens het risico willen lopen ‘hun leven op het spel te zetten om aan mijn verhaal deel te hebben, alleen zij mogen mij naar de volgende alinea volgen’.

Wat je noemt de lezer meteen vast bij de kladden grijpen – een beetje hardhandig zelfs, maar in de vrijbuiterswereld van het avonturenverhaal moet een lezer tegen een stootje kunnen, zullen we maar denken. Tegelijk heeft Moers nog heel andere truken van de foor in huis. De tegenspraak tussen Danzelot Letterknechts woorden en de praktijk van zijn schepper zal duidelijk zijn, maar ook de brave Danzelot zelf is niet vies van dergelijke meta-grapjes: terwijl hij aanstalten maakt om zijn ‘dichtpetekind’ Hildegunst van Mythen-metz (zogenaamd de eigenlijke schrijver van dit verhaal) in extremis iets heel belangrijks te vertellen, rijst hij plotseling half op van zijn sponde en zegt: ‘De laatste woorden van een stervende – en hij wil je iets sensationeels meedelen! Knoop deze kunstgreep goed in je oren! Op die manier kan niemand stoppen met lezen! Niemand!’

Dat sensationele, nu, betreft een manuscript dat in Danzelots bezit is, en dat hij Hildegunst wil nalaten. En niet zomaar een manuscript: al beslaat het niet meer dan tien vellen, het getuigt zo in ieder opzicht van een sprakeloos gelukkig makend talent, dat het Danzelots leven, zegt hij, radicaal heeft veranderd – het is kort en goed het beste boek ooit geschreven. Hij blijkt niet overdreven te hebben: als na de dood van zijn ‘dichtpeet’ ook Hildegunst deze wonderbaarlijke tekst leest, maakt hij zich meteen op om de schrijver ervan te gaan zoeken, bij wie hij dolgraag in de leer zou gaan. Die schrijver zou zich bevinden in Boekheem.

Deze geheimzinnige Stad van de Dromende Boeken blijkt een labyrint van antiquariaten, uitgeverijen, loodlettergieterijen en aanverwante boekbedrijvigheden te zijn. Dat wil zeggen, bovengronds – want het belangrijkste deel van Boekheim zit onder de grond, een vele kilometers lang kluwen van gangen, grotten en spelonken die alle met boeken gevuld zijn, waarbij, zoals in de geologie, de oudste en interessantste ‘boeklagen’ zich het diepst in de aarde bevinden.

Hildegunst zal er kennismaken met de afstotelijke uitgever zonder scrupules Phistomefel Smeik, met niet minder afstotelijke boekrecensenten, met de verschrikkelijke cyclopische Boeklingen, met telepathische eydeten, met nog heel wat wonderlijke en schrikbarende wezens meer, en ten slotte met het meest gevreesde van alle, de Schaduwkoning, heerser over het onderaardse boekenrijk. Dat hij daarbij in het bezit zal komen van het Het bloedige boek en het Orm zal verwerven, weten we al na bladzijde één. Maar wat dat allemaal precies betekent, moet u vooral zelf uitzoeken.

Dit alles klinkt wellicht typisch als een fantasy-verhaal voor de jeugdige lezer, en het is zeker dat de Harry Potter-gemeenschap ook bij Moers aan haar trekken zou komen, maar ook als volwassene kun je je hart ophalen in zijn Boekenstad. Moers weet tomeloze verbeelding te paren aan een niet ongeestige satire op het volwassen letterenbedrijf en strooit talloze literaire grapjes door zijn verhaal, waarvan ook de niet-Paul Claesen onder ons kunnen genieten, want er zijn altijd wel een paar pastiches op beroemde gedichten uit de wereldliteratuur die je herkent (of anders wel ontleningen aan H.P. Lovecraft en andere prototypische griezelromantici, of een verwijzing naar Georges Perec, of gewoon maar anagrammen van beroemde schrijversnamen, of -). De Stad van de Dromende Boeken is een hogelijk onderhoudende avonturenroetsjbaan voor het lezende kind in u, en moge Houte-kiet, aan wie we ook al de Nederlandstalige versie van De 13 1/2 levens van kap’tein Blauwbeer (2000) te danken hadden, doorgaan op de ingeslagen weg en ons ook nog met vertalingen van Moers’ overige Zamonische verzinsels (zie kaderstukje) verblijden.

Herman Jacobs

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content