Hij maakte van Bond een sixties icoon en is inmiddels zelf een levende legende. Ontmoeting met een Schots monument: Sean Connery.

007 is bijna 70 maar de jaren lijken geen vat te hebben op de beroemde Schot. Het is niet dat Sean Connery zoveel jonger oogt, hij ziet er alleen beter uit dan om het even wie van zijn leeftijd. In zijn meest recente rolprent, “Entrapment” (vanaf deze week in de bioscoop) mag hij rotzooien met Catherine Zeta-Jones, de zwoele schoonheid uit de kaskraker “The Mask of Zorro”, zonder dat kennelijk iemand graten ziet in het toch wel absurde leeftijdverschil van veertig jaar. Deze film over onmogelijk gewaande diefstallen in superbeveiligde burchten en banken speelt zich dan ook helemaal af in de verzonnen wereld van geïdealiseerde rovers en gepolijste hightech inbraken.

In het relatiedrama “Playing by Heart” (in het najaar in de zalen) is Connery’s partner weer iemand van zijn jaren, zijn kaliber: Gena Rowlands. Het is het verhaal van een veertig jaar getrouwde man die een oud slippertje opbiecht – met stormachtige gevolgen. Een beetje romantiek en intimiteit moet ook senioren gegund zijn.

Niet dat je Connery meteen een abonnement op Onze Tijd wil aansmeren. Op het 52ste festival van Cannes, waar “Entrapment” vorige week in hommage aan de acteur werd vertoond, viel er geen grotere ster te bespeuren.

Een Italiaanse journaliste wil weten waarom Connery voor veel vrouwen nog altijd een van de meest aantrekkelijke mannen ter wereld blijft. “Omdat ze op zoek zijn naar vaderfiguren zeker”, bijt Connery in typische zelfrelativerende toon van zich af. Zijn interviewsessies hebben plaats in het Hotel du Cap in de baai van Antibes – een oase van rust vergeleken met de heksenketel op de Croisette. Op een lagergelegen terras zit een andere sixties-legende (èn gulle promotor van de James Bond-mythe), Playboy-uitgever Hugh Heffner, in voorspelbaar siliconenrijk gezelschap te lunchen.

Connery’s uitstraling is krachtig en recht-door-zee. Donkerbruine ogen die je van onder dikke zwarte wenkbrauwen strak maar ook lichtjes geamuseerd aankijken. De wereldberoemde stem die zachtjes maar vastberaden de aandacht opeist.

De acteur, die op zijn zestiende de slogan “Scotland Forever” op zijn arm liet tatoeëren, laat er geen misverstand over bestaan dat de cinema die hier aan de Riviera wordt opgevoerd hem beduidend minder beroert dan het feit dat vier miljoen Schotten drie weken geleden voor het eerst in drie eeuwen hun eigen parlement kozen. Tijdens de verkiezingscampagne werd hij trouwens gewillig voor de kar gespannen van de Scottish National Party (SNP) die totale onafhankelijkheid wil. Zijn boude uitspraken daarover en zijn oproep enkele jaren geleden aan zijn landgenoten om zich af te scheiden van Groot-Brittannië, zouden hem ook zijn beloofde verheffing in de adelstand gekost hebben.

“Ik ben ontgoocheld door het gedrag van de regering. Het is toch ironisch dat de regering van Margaret Thatcher me voorgedragen had, maar dat de Labour-regering de ridderslag weigerde. En dat omdat ik al meer dan veertig jaar financiële steun verleen aan de SNP.” (Connery stort maandelijks grote bedragen in de kas van de partij.)

Volgens andere bronnen speelde een uitlating in een oud Playboy-interview hem parten. Connery had daarin ongepaste opmerkingen gemaakt over geweld tegen vrouwen (“Soms is het gerechtvaardigd een vrouw te slaan”).

Ten dele uit wraak zou hij nu nauw betrokken zijn bij plannen om in zijn geboortestad Edinburgh een filmstudio te vestigen die met Hollywood kan concurreren en waarvoor hij zich de medewerking wist te verzekeren van Sony, met wie zijn eigen productiemaatschappij Fountainbridge Films een langlopend contract heeft.

VODKA-MARTINI BINNEN HANDBEREIK

Hoezeer Connery in de jaren zestig en zeventig tegen zijn James Bond-imago moest vechten om als acteur ook in andere films serieus te worden genomen, met zijn vertolking van de geheim agent van Ian Fleming is zijn plaats in de filmgeschiedenis verzekerd. 37 jaar geleden stapte Ursula Andress als Honey Ryder uit een tropische oceaan terwijl ze “Underneath the Banana Tree” zong. Onder een boom op het strand lag een aantrekkelijke man te slapen, zijn badkleren zo blauw als de zee, zijn haar en wenkbrauwen zo donker als de nacht en zijn mond onbeschaamd genoeg om de blonde Venus meteen te verleiden. Sean Connery was toen 32; Dr. No zou hem een van de grootste sterren van onze moderne tijd maken. Nochtans was deze zoon van een Schotse vrachtrijder omwille van zijn lage komaf in niets voorbestemd om de fictieve geheim agent van Ian Fleming te incarneren.

Bond, een product van Eton, is de verpersoonlijking van de upper class. Een snob die zich pas in zijn nopjes voelt in maatpakken van Saville Row, achter het stuur van zijn Aston Martin, of chemin de fer spelend in de casino’s van Monaco en de Bahamas, een zorgvuldig gemixte – “stirred not shaken” – vodka-martini in handbereik.

Connery daarentegen is een bier drinkende Schot, geboren (op 25 augustus 1930) in een huurkazerne, schoolverlater op zijn dertiende, marinier, melkboer en bodybuilder. Zijn working class-achtergrond maakt hem tot een instinctmatige rebel; in veel van zijn latere filmrollen zal hij zijn woede richten tegen de erfelijke privileges van de Britse klassemaatschappij.

Zijn ervaringen bij de Royal Navy zijn evenzeer bepalend voor de anti-autoritaire figuren die hij later zal incarneren. Hij houdt het maar drie van de geplande zeven jaar vol, heeft het moeilijk met de militaire discipline die geen tegenspraak duldt, met het opvolgen van bevelen gewoon omdat iemand een hogere graad heeft. De absurditeit van het militaire reglement is ook het thema van een van de sterkste films uit het begin van zijn carrière: “The Hill”. Als straf moeten de gevangen militairen onder de brandende zon een heuvel beklimmen, voortdurend op en neer tot ze erbij neerstuiken, gewoon om hun wil te breken.

MET DE GRATIE VAN EEN PANTER

Na de spreekwoordelijke twaalf stielen en dertien ongelukken geraakt Connery in de showbizz verzeild. Hij ontwikkelt zijn spieren en wordt derde in een Mr. Universe-wedstrijd. Dankzij zijn prima fysieke conditie mag hij meedansen in het koor van de toneelmusical “South Pacific”, opgevoerd in Manchester. Acteren is aanvankelijk een bevlieging. Hij aarzelt tussen een carrière als voetballer of bij de film. Op het veld ben je na tien jaar uitgeteld, maar acteren kun je tot het einde van je dagen. Dàt geeft de doorslag.

Sean wil echter hogerop. Als worstelend acteur legt hij zich een kadaverdiscipline op. Elke dag baant hij zich in de openbare bibliotheek een weg door de klassiekers: Shakespeare, Proust, Shaw, Dostojevski. Na sluiting van de leeszaal probeert hij thuis met behulp van eentaperecorder van zijn zwaar accent af te geraken. Wat hem gelukkig nooit lukt: zijn schorre maar warme Schotse tongval is nu onlosmakelijk met zijn persoon verbonden.

De honger naar kennis en wijsheid van de ongeschoolde acteur zal ook later in zijn filmrollen doorsijpelen. In een onthullend portret voor de BBC merkte Mark Cousins op hoe vaak deze actie-ster een boekenwurm speelde, van de monnik-detective in de Umberto Eco-verfilming “The Name of the Rose” tot de excentrieke archeologieprofessor in Spielbergs “Indiana Jones and the Last Crusade”.

Jezelf bijscholen is voor Connery de beste manier om sociale ongelijkheid ongedaan te maken. Het is ook het idee achter de oprichting van zijn Schotse International Educational Trust. In 1971 schenkt hij zijn volledige salaris voor “Diamonds Are Forever” – 1,25 miljoen dollar – aan dit fonds dat jonge Schotten zonder bestaansmiddelen hun studies helpt bekostigen.

Ian Fleming acht hem te grof om de smoking van 007 te dragen, maar producer Harry Saltzman geeft hem toch de rol, nadat Connery demonstreert hoe Bond in zijn ogen moest lopen, met de “dreigende gratie van een rondsluipende panter”, zoals iemand het later lyrisch omschrijft.

De Bond-films zijn aanvankelijk een zege, maar worden geleidelijk een vloek, een belemmering om uit de typecasting los te breken. Uit financieel oogpunt zijn het wel vette jaren, maar als acteur vindt hij het frustrerend om altijd maar geheim agentje te spelen. Bovendien staan de uit de hand lopende draaischema’s van de Bond-avonturen zijn verdere ontplooiing als acteur in de weg.

De populariteit van de serie zorgt ervoor dat hij voortdurend met Flemings onsterfelijke held wordt vereenzelvigd. Connery die al op zijn 21ste begint te kalen – zodat hij zeven keer Bond speelde met een toupetje -, heeft er een hekel aan dat voorbijgangers op straat roepen: “Look, there’s James Bond!”

In 1983 maakt hij voor vijf miljoen dollar een finale comeback als Bond in de dissidente aflevering “Never Say Never Again”, maar de productie is zo’n onoverzichtelijke chaos dat hij er definitief de brui aan geeft.

VERSCHOTEN RIDDERLIJKHEID

Intussen is hij aardig op weg een van de grote internationale sterren te worden, met alle daarbijhorende materiële welstand: een hoofdverblijf in Marbella, Spanje, maar ook een residentie in Nassau op de Bahamas en een riant optrekje in Los Angeles. Jason Connery, zijn zoon uit zijn eerste huwelijk, is ook acteur en de laatste kwarteeuw is hij getrouwd met Micheline Roquebrune, een Franse kunstschilderes.

Als hij geen film draait, wil Sean Connery met rust gelaten worden en speelt hij golf. Een van de vele heuglijke scènes in de beste James Bond-prent, “Goldfinger” toont hoe de spion tijdens een partijtje golf de valsspelende titelschurk Gert Froebe lik op stuk geeft. Connery ziet zelf een parallel tussen zijn vak en de golfsport. “Voor beide disciplines zijn enthousiasme en appetijt vereist. Zodra je dit verliest, hou je ook op goed te acteren.”

Het zal de vele Bond-fanaten niet plezieren dat Connery zelf geen al te hoge dunk heeft van de films die zijn faam vestigden. Ian Fleming die zelf tijdens de oorlog bij de Marine-inlichtingendienst had gewerkt, zette in zijn Bond-verhalen een geloofwaardige spion neer, rond wie hij in eigen woorden “een mooi net van opwinding en fantasie tracht te weven”. De films kozen echter het pad van de pure fantasie. Met echte spionage – een zenuwslopend saaie bedoening – had het niets meer te maken.

Pas vele jaren later zal Connery een echte spion spelen, zonder glamour en opsmuk, in de glasnost-thriller “The Russia House” naar de roman van John Le Carré. Barney Blair, een drankzuchtige Londense uitgever, wordt spion tegen wil en dank wanneer hij een manuscript in handen krijgt waarin een Russische atoomgeleerde uitvoerig de corruptie en incompetentie uit de doeken doet van het sovjet militair-industrieel complex. In de woorden van Le Carré is hij een man van “verschoten ridderlijkheid, met een dierlijke oprechtheid in zijn blik.” Iets waaraan Connery moeiteloos gestalte geeft.

Zelfs wanneer hij alleen maar films doet voor het geld, schenkt hij klasse aan idiote actiefilms die dit niet verdienen, genre “The Rock”. Maar als hij er met zijn hart bij is, slaan de vonken van het doek. Hij kan als geen ander de ontroerende kleine kantjes in de mens spelen, de fatale karakterzwakte. Zoals de politie-inspecteur in een van zijn meest onderschatte films, “The Offence”. Tijdens de ondervraging doodt hij in een woedeaanval een van pedofilie verdachte man, terwijl hij zelf met soortgelijke impulsen worstelt.

In een groot aantal van zijn bijna zeventig filmrollen zet Connery personages neer van mytische allure. Hij speelde Koning Agamemnon in “Time Bandits” en koning Arthur in “First Knight”, was zowel een oudere Robin Hood in “Robin and Marian” als koning Richard Leeuwenhart in de finale van “Robin Hood: Prince of Thieves”. In twee “Highlander”-avonturen was hij de onsterfelijke zwaardvechter Ramirez. In de Kipling-verfilming “The Man Who Would Be King” is hij de avonturier die tot koning van het denkbeeldige Kafikistan wordt gekroond. Ongeacht of hij vorsten of vlegels speelt, altijd geeft hij aan zijn karakters tegelijk iets nobels en ondeugends. Dualiteit die ook in zijn enige Oscar-winnende rol zit: van de weerbarstige Ier Jim Malone, Amerikaanse straatagent tijdens de drooglegging in “The Untouchables”. Gezeten op de kerkbank, samen met zijn protégé Eliot Ness ( Kevin Costner), debiteert hij een van zijn meest memorabele dialogen – met dank aan David Mamet: “He pulls a knife, you pull a gun. He sends one of yours to the hospital, you send one of his to the morgue. That’s the Chicago way. That’s how you get Capone.”

RIJKDOM MET EER

Oog om oog, tand om tand, het lijkt ook zijn filosofie te zijn voor zijn omgang met Hollywood. Wie hem niet geeft wat hem toekomt, wordt hard aangepakt. Connery gaat er prat op dat hij zowat elke studio in Hollywood voor de rechter heeft gedaagd en er minstens één bankroet maakte. Volgens Connery krioelt het van de oplichters en charlatans in Tinseltown. “Ik heb gewoon een hekel aan onrechtvaardigheid. Het zou voor de filmmaatschappijen toch een pretje moeten zijn om je te vergoeden voor je bijdrage aan het succes van een film. Soms sta je zelfs een deel van je gage af om de productie mogelijk te maken, maar eens de koek moet verdeeld worden, word je belazerd.”

De bewering dat zijn eindeloos procederen door hebzucht en schraapzucht gemotiveerd zou zijn, wordt tegengesproken door zijn royale stortingen van salarissen en opbrengsten van galapremières aan zijn Schots fonds voor studiefinanciering.

Over de dualiteit van zijn land schreef de auteur William Mc Ilvanney: “Gezien Schotland een arm land is, heeft het niet-materialistische waarden ontwikkeld, maar precies omdat het een arm land is, heeft het ook een grote honger naar materiële zaken.”

Het Schotse ideaal probeert dan ook deze tegenstrijdige verzuchtingen met elkaar te verzoenen: succes met integriteit, rijkdom met eer. In de ogen van de gemiddelde Schot heeft Connery dit ideaal bereikt. Kennelijk is het hem vergeven dat hij meer onder de Californische of Zuid-Spaanse jetset vertoeft dan tussen de boeren en doedelzakspelende clans van de barre Highlands.

Ofschoon hij zijn meeste tijd elders doorbrengt, refereert Connery in alles wat hij doet aan zijn roots. Zo draagt hij zijn Schots accent als een medaille. Nooit probeert hij zijn afkomst te verdoezelen, zelfs niet als hij in “The Wind and theLion” een Arabische berberleider speelt die een Amerikaans gezin gijzelt. Regisseur John Boorman met wie Connery de cult-film “Zardoz” draaide, vroeg hem eens waarom hij nooit zijn accent weglaat. “Because I wouldn’t know who the fuck I was”, was het antwoord.

Patrick Duynslaegher

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content