Al in de vroege Oudheid namen reizigers hun voorzorgen wanneer ze naar verre oorden trokken. Dat kon niet verhinderen dat het contact tussen volkeren soms tot medische catastrofes leidde.

Wanneer mensen in de Oudheid van de ene regio naar de andere trokken, had dat meestal weinig te maken met toerisme zoals wij dat vandaag kennen. Oorlogsvoering en handel waren de belangrijkste redenen om de vertrouwde omgeving te verlaten. Bij de oude Grieken was een andere reden om ‘op reis’ te gaan een pelgrimstocht naar een van de vele Aesculapiustempels (Aesculapius was de god van de geneeskunde). Vaak duurde zo’n bedevaart verschillende dagen of weken en bracht die de reiziger op de meest ondoordringbare plaatsen.

De belangrijkste Aesculapiustempel bevond zich sinds 550 voor Christus in Tricca, ten zuiden van de Olympos. De pelgrims baden er tot de god van de geneeskunde en brachten een offer op het brandaltaar. ’s Avonds kregen de pelgrims een onderkomen in de hal van de tempel. Volgens het geloof was een nacht slapen in het heiligdom erg heilzaam. In verschillende geschriften is sprake van visioenen bij pelgrims die door Aesculapius zelf werden aangesproken. De ’tempelslaap’ kreeg de naam incubatie mee, een term die ook vandaag nog steeds in de geneeskunde gebruikt wordt.

Hospitalen

De middeleeuwse kruisvaarten hadden een belangrijke invloed op de ontwikkeling van de geneeskunde. Tijdens de laatste eeuwen van het eerste millennium was de medische evolutie in West-Europa grotendeels blijven stilstaan. In het Midden-Oosten kende de geneeskunde wel een grote bloei in de eerste eeuwen na Mohammed. In 707 werd in Damascus het eerste hospitaal opgericht, in de schaduw van de moskee. Ook in andere islamitische steden ontstonden al snel hospitalen in de buurt van de moskee.

De kruisvaarders die naar het Heilige Land trokken zagen deze ‘ziekenhuizen’ en brachten het idee mee terug naar huis. De eerste ‘christelijke’ hospitalen werden overigens door ridderorden als de Johannieters opgericht op locaties die door kruisvaarders werden aangedaan. Ze konden daar dan herstellen van de vaak bloedige strijd. Uiteindelijk duurde het nog bijna een volle eeuw vooraleer ook in West-Europa ziekenhuizen opduiken. Het Sint-Janshospitaal in Brugge (1181) was een van de allereerste van Europa.

Het contact tussen de kruisvaarders en de islamitische bevolking van het Midden-Oosten had nog een ander positief gevolg. De teksten en manuscripten van de Griekse en in mindere mate van de Romeinse artsen van voor onze tijdrekening waren zo goed als allemaal verloren gegaan. In het Oosten waren wel een aantal transcripties bewaard gebleven. De kruisvaarders brachten deze teksten mee naar huis, waardoor de kennis van Hippocrates, Galenus en de andere belangrijke artsen van de Oudheid opnieuw bekend raakten in het Westen.

Tenochtitlan

Maar de vele reizen leverden niet alleen meer medische kennis op. Omstreeks 1350 wordt West-Europa getroffen door een van de meest dodelijke epidemieën ooit: de zwarte pest. De ziekte dook voor het eerst op in januari 1348 in Marseille. Dat de pest opduikt in een Zuid-Europese havenstad is geen toeval. Marseille was op dat moment een draaischijf van de handel met het Midden-Oosten. Kooplieden die vanuit de Franse havenstad handel voerden met het Nabije Oosten brachten de ziekte mee. Het staat in elk geval vast dat de eerste symptomen van de zwarte pest in Frankrijk waargenomen werden bij handelaars.

Voor de verdere verspreiding in Europa zorgden andere ‘reizigers’ (handelaars, pelgrims, enz.). Het traject dat de zwarte pest volgde, is makkelijk na te gaan. Via de Rhône ging het naar Avignon waar in maart de eerste gevallen van pest werden vastgesteld. Daarna kwamen Narbonne en Toulouse aan de beurt. In juni en augustus werden Bordeaux, Lyon en Parijs getroffen, waarna de pest verder uitbreidt richting Normandië en Bourgondië. In de daaropvolgende jaren werden ook Duitsland, Vlaanderen en Engeland getroffen door de plaag.

Een minder bekend voorbeeld van een ziekte die met rampzalige gevolgen naar een ander werelddeel werd overgebracht, zijn de pokken. In 1521 belegert Hernan Cortes met zijn troepen Tenochtitlan, de machtige hoofdstad van de Azteken. De Spanjaarden brachten niet alleen paarden mee naar de nieuwe wereld, maar ook het pokkenvirus. De Azteken bleken er niet tegen bestand te zijn en stierven bij duizenden. Dat vergemakkelijkte in grote mate de verovering van Mexico door Cortes en de zijnen.

Filip Ceulemans

Het traject dat de zwarte pest volgde, is makkelijk na te gaan.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content