H&M-TOPMAN KARL-JOHAN PERSSON ‘Wat is er mis mee om goedkoop te produceren en de mensen ter plaatse tegelijk een beter leven te bezorgen?’

KARL-JOHAN PERSSON 'Die beelden van de ramp hebben me net zo erg geraakt als u.' © JANERIK HENRIKSSON/IMAGE GLOBE

Westerse modeketens gingen in april in Bangladesh met de billen bloot. Een ramp in de hoofdstad Dhaka maakte nog maar eens duidelijk in welke erbarmelijke omstandigheden de kleren worden gemaakt die bij ons worden verkocht. Een gesprek met Karl-Johan Persson, ceo van modeketen H&M. ‘Ik ben voor een Fair Tradestempel.’

Bij de instorting van het fabrieksgebouw in Dhaka kwamen meer dan 1100 mensen om het leven. In het complex waren verschillende textielfabrieken gevestigd, die er kleren maakten voor de westerse markt. De verschrikkelijke beelden legden een wereld bloot van uitbuiting en ellende. Tegelijk is Bangladesh ook afhankelijk van de textielproductie, die een goed deel van de export van het straatarme land vertegenwoordigt en honderdduizenden mensen aan werk helpt – hoe slecht betaald dat ook is.

Toch legde de ramp veel druk op de regering in Dhaka en op de grote winkelketens die de mensen in die fabriekjes voor zich laten werken. Een nieuwe wet verbetert de arbeidsomstandigheden en belooft betere minimumlonen, maar daarmee zijn niet noodzakelijk alle problemen opgelost. Karl-Johan Persson leidt de modeketen Hennes & Mauritz, die in onze winkelstraten aanwezig is als H&M. De Zweedse groep stelt meer dan 100.000 mensen tewerk en draaide in 2012 een omzet van 16,3 miljard euro. H&M is ook de belangrijkste afnemer van textiel dat in Bangladesh wordt geproduceerd. Het bedrijf laat zich graag voorstaan op zijn ethische, verantwoordelijke manier van ondernemen. Maar wat betekent dat nog, na een ramp waarbij meer dan duizend mensen het leven lieten? ‘Voor de goede orde: er zat in het ingestorte gebouw geen productie van ons’, zegt Persson. ‘Wij proberen al jaren om de werkomstandigheden in de textielbranche in Bangladesh te verbeteren. Wij waren ook de eersten om na de catastrofe een akkoord over brandveiligheid af te sluiten. Andere bedrijven hebben zich daar vervolgens bij aangesloten.’

Er zijn in Bangladesh sinds 2006 meer dan 70 mensen in fabrieksbranden gestorven. Komt zo’n akkoord niet rijkelijk laat?

Karl-Johan Persson: Zo’n akkoord heeft natuurlijk alleen zin als zo veel mogelijk ondernemingen meedoen, het liefst zelfs allemaal. Het betekent ook niet dat er daarvoor helemaal niets was. We hebben ervoor gezorgd dat meer dan een half miljoen textielarbeiders een opleiding konden volgen om de brand- en veiligheidspreventie te verbeteren. Dat staat ook in onze gedragscode. We hebben ook de namen gepubliceerd van de 800 toeleveringsbedrijven die voor ons werken. We zorgden daarmee als eerste onderneming voor transparantie. Wij kunnen het ook niet helpen dat Bangladesh met een groot corruptieprobleem zit. De ingestorte fabriek, bijvoorbeeld, telde meer verdiepingen dan er officieel mochten worden gebouwd.

U onderwerpt uw toeleveringsbedrijven regelmatig aan een interne controle. In 2009 bleek bij een brand in een bedrijf dat voor u werkt dat de brandblussers niet toegankelijk waren. 21 mensen kwamen om. Toch liet H&M het bedrijf rustig verder produceren.

Persson: We hadden bij het bedrijf na een controle aangedrongen op verbeteringen. Het is onze politiek om de samenwerking stop te zetten als bedrijven bij een tweede controle nog door de mand vallen. We hadden in dit geval misschien nauwgezetter moeten optreden. Na de brand wordt dat bedrijf in ieder geval nauwlettender gecontroleerd.

Wat dacht u bij het zien van de foto’s van de doden in april, in het puin van de ingestorte fabriek?

Persson: Die beelden hebben mij net zo erg geraakt als u.

Hoeveel zal de nieuwe brandbeveiliging bij uw toeleveranciers kosten?

Persson: Het is een programma van 500.000 dollar per jaar. Over vijf jaar maakt dat dus 2,5 miljoen dollar.

Dat is niet eens 0,0025 procent van uw jaarlijkse omzet. Is ethisch ondernemen u niet meer waard?

Persson: Het is maar een van de vele dingen die we doen. We zijn de grootste afnemer ter wereld van biologisch geteeld katoen. We stellen meer dan honderd mensen tewerk die zich alleen met aspecten van duurzaamheid bezighouden. We gaan uiterst restrictief om met het gebruik van chemicaliën in kledij en we zijn het eerste modebedrijf dat gebruikte kleding inzamelt en recycleert. Het stoort ons daarom dat we zo gemakkelijk als een onverantwoordelijke massaproducent worden afgeschilderd. We zetten ook programma’s op die het gesprek tussen werkgevers en werknemers moeten bevorderen, we wijzen textielarbeiders op hun rechten en op het bestaan van minimumlonen. Geen ander bedrijf werkt en investeert zo nadrukkelijk op de langere termijn als wij.

Wanneer was u voor het laatst in Bangladesh?

Persson: In september 2012. Ik heb de eerste minister toen gevraagd om de minimumlonen op te trekken en ieder jaar aan te passen. Dat is niet nieuw. In 2006 al vroegen we de regering in een brief om hogere minimumlonen. In 2010 hebben we die vraag herhaald en toen werden de minimumlonen alvast verdubbeld.

De regering wil de minimumlonen opnieuw verhogen. Ze bedragen nu omgerekend zo’n dertig euro per maand. Volgens de organisatie Asia Floor Wage moet een ongeschoolde naaister honderd overuren per maand maken om het bestaansminimum van 120 euro bij elkaar te harken.

Persson: De definitie die Asia Floor Wage hanteert, is omstreden. Wij houden ons aan de norm die het Fair Wage Network bepaalt. Die organisatie heeft de inkomensstructuur en het overurenbeleid bij 200 toeleveraars van H&M onderzocht.

Dat neemt niet weg dat ook uw naaisters per stuk worden betaald en elke dag een bepaalde productie moeten halen. Waarom is het zo moeilijk om de mensen gewoon een vast maandloon te betalen?

Persson: Dan blijven wij misschien nog wel in Bangladesh, maar duizenden andere inkopers zoeken hun heil gegarandeerd elders. Dat zou een ramp zijn voor het land. Bangladesh telt ruim 3,5 miljoen textielarbeiders, waarvan zeker 80 procent vrouwen. In 4500 textielfabrieken wordt voor 20 miljard dollar omzet gemaakt. Textiel is goed voor 80 procent van de omzet van het land.

Gelooft u in alle ernst dat andere bedrijven verhuizen voor zo’n geringe kostenverhoging?

Persson: Het is allemaal niet zo eenvoudig als het misschien klinkt. Werknemers in de textielindustrie verdienen vandaag meer dan in de landbouw. Zelfs leraars en dokters hebben het financieel nauwelijks beter. Als de lonen in de textielindustrie fors worden opgetrokken, gooit dat de hele inkomenspiramide nog meer door elkaar. Tegelijk smeken ontwikkelingswerkers mij om meer productie naar Afrika te verschuiven, waar er een grote nood is aan dit soort werk. Als ik dat zou doen, zouden daar minder mensen arm zijn. Maar daar worden ze in Bangladesh niet beter van.

U bent de grootste inkoper in het land. U kunt van uw toeleveranciers toch eisen dat ze beter betalen?

Persson: Ik wil dat ook doen. Maar wat is de praktijk? De mensen in zo’n fabriek werken misschien maar voor tien procent voor ons. De andere negentig procent van de tijd zijn ze aan de slag voor andere bedrijven. Wij kunnen dus niet als enige meer betalen, als de anderen niet meedoen. Veel klanten denken overigens dat een hemd dat voor 9,90 euro wordt verkocht in veel slechtere omstandigheden moet zijn gemaakt dan een hemd dat voor 49,90 euro over de toonbank gaat. Terwijl het vaak in dezelfde fabriek is gemaakt.

Er is becijferd dat een T-shirt twaalf eurocent meer zou kosten als de minimumlonen in Bangladesh werden verdubbeld. Terwijl de loonkosten minder dan drie procent van de prijs aan de kassa uitmaken. Het aandeel van het loon in de prijs is marginaal.

Persson: Nogmaals: wij hebben in Bangladesh geen eigen fabrieken, wij betalen de lonen niet. Er is een oplossing nodig, waarbij alle inkopers aan hetzelfde zeel trekken. We hebben vier fabrieken die uitsluitend voor ons werken en daar proberen we ook een en ander uit. Daar worden al betere lonen betaald en wordt er alleen met ecologisch katoen gewerkt. Ik wil maar zeggen dat het ons ernst is.

Interesseert het uw klanten eigenlijk wel waar hun kleren vandaan komen?

Persson: Het liefste zou ik aan elk kledingstuk ons duurzaamheidsrapport hangen. Hoe meer de klant weet, hoe groter de druk op de bedrijven die hun verantwoordelijkheid nog niet nemen. Dat is belangrijk. Twintig jaar geleden investeerden wij ook niet in duurzaamheid, omdat het thema toen niet op de radar stond. Er zijn sindsdien, zeker door ons, grote stappen gezet.

Hebt u nooit overwogen om zelf fabrieken te bouwen en de productie helemaal in eigen hand te nemen?

Persson: Nee, want dat is niet wat wij doen. Wij ontwerpen kledij en verkopen die. Daarin hebben we een lange ervaring en dat kunnen we goed. Daar staat tegenover dat we vele duizenden mensen aan werk helpen die twintig jaar geleden in armoede leefden. Dat is toch fantastisch?

U werd daar toch ook beter van?

Persson: Wij willen natuurlijk winst maken. Er zijn ook goede redenen om in Bangladesh of in China te produceren. Het is goedkoop, de kwaliteit is goed, er kan duurzaam worden gewerkt en de markten zijn niet te ver weg. Wat is er mis mee om goedkoop te produceren en de mensen ter plaatse tegelijk een beter leven te bezorgen?

H&M werd onlangs het mikpunt van een campagne die een treurende vrouw uit Bangladesh liet zien die vroeg of de mode nog niet genoeg slachtoffers heeft gemaakt.

Persson: We zijn in de hele wereld actief en dus zijn we een gemakkelijke schietschijf. Ik vind dat zeer unfair omdat we werk maken van verbeteringen. Maar goed, ik kan er ook mee leven. In vergelijking met ander onrecht in de wereld stelt het weinig voor.

Er werd ook opgeroepen om H&M te boycotten. Voelt u daar gevolgen van?

Persson: De branche in haar geheel kent problemen, maar wij draaien tot nog toe een goed jaar. Het doet ons natuurlijk ook geen goed. We gaan daarom ook de dialoog aan met kritische instellingen en niet-gouvernementele organisaties. Er zijn er ook, die vinden dat we goed bezig zijn. Het is niet perfect, maar de klanten moeten begrijpen dat dit werk op de lange termijn is. We kunnen dat ook niet alleen af.

De filosofie van H&M is om altijd sneller, meer en goedkoper te produceren. Staat dat uw streven naar duurzaamheid niet in de weg?

Persson: Geen enkel bedrijf in de wereld wil minder omzet, minder klanten en minder werk, alleen omdat het goed is voor het milieu. Groei is een motor. Met dien verstande dat het economische proces op een meer duurzame productie moet worden gericht. Dat komt bij ons op de eerste plaats.

Het Duitse eco-modebedrijf Hess Natur verkoopt uw T-shirts voor 19,95 euro en verdient er 28 cent aan. Als H&M T-shirts verkoopt voor 4,95 euro, hoeveel verdient u er dan nog aan?

Persson: Geen idee. Gemiddeld maken we meer dan tien procent winst op onze producten. Bedrijven zoals Hess Natur gaan niet over dezelfde hoeveelheden als wij. Ze zorgen ook niet voor zoveel banen wereldwijd. Maar dan nog. Wij zijn ook voorstander van een fair zakenmodel. Ik zou in onze branche graag zo’n Fair Tradestempel krijgen, zoals bij de verkoop van koffie. Alleen kledingstukken die bij de productie tegemoetkomen aan bepaalde normen in verband met lonen en milieu, zouden het stempel mogen voeren. Dan kunnen de klanten zelf uitmaken of ze daarmee rekening houden of niet.

Uitgerekend H&M wil dat klanten steeds sneller consumeren. U biedt elke dag weer nieuwe producten aan. Wie heeft dat allemaal nodig?

Persson: Van alle spullen die we elke dag gebruiken, hebben we 99 procent eigenlijk niet nodig. Moeten we zo vaak bij de kapper? Stel je voor dat we 20 procent minder zouden consumeren. Dan zouden er ook 20 procent minder banen zijn, 20 procent minder fiscale opbrengsten en 20 procent minder geld voor scholen, gezondheidszorg en infrastructuur. De wereldeconomie zou instorten. Ik ben ervan overtuigd dat het leven precies door de economische groei vandaag beter is dan 20 jaar geleden. En dat het over 20 jaar beter zal zijn dan vandaag.

Is dat de conclusie, dat u inzet op groei en winst om duurzamer te kunnen werken?

Persson: Dat is een moeilijke vraag. Wat levert het op, als we morgen vijf miljard euro investeren? Ik denk dat duurzaamheid winst niet in de weg hoeft te staan. Wij willen zowel een fair als een winstgevend bedrijf zijn. Zonder winst kunnen we geen nieuwe filialen openen, geen nieuwe ontwerpen ontwikkelen en geen nieuwe banen creëren. Dat zou H&M niet meer zijn.

DOOR JANKO TIETZ EN SUSANNE AMANN IN STOCKHOLM – © Der Spiegel

‘Het stoort ons dat we zo gemakkelijk als een onverantwoordelijke massaproducent worden afgeschilderd.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content