Koen Meulenaere
Koen Meulenaere Van 1991 tot 2012 de satiricus van Knack

Die Gezelle komt in Knack niet meer in. Afgelopen met die kerel. Voor één keer dat we een paar van zijn rijmelarijen afdrukken, hebben we niets dan miserie. Boze brieven, telefoons vol verwijten, ja zelfs lezers die eraan denken hun abonnement niet te vernieuwen.

Dit laatste is wat al te drastisch, vooral in het licht van onze eindejaarspremie, maar principieel staat uw dienaar aan de kant van de boze menigte. Het is overigens altijd beter de kant van de boze menigte te kiezen, dan de kant van wie gelyncht gaat worden. En dat is in dit geval Benno Barnard, auteur van het artikel over Guido Gezelle.

De echte schuld ligt in feite bij Piet Piryns, die Barnard in een onvoorzichtig moment had ingefluisterd: “Het mag een beetje provocerend zijn, Benno.” Wel, dat was het. Benno begon zijn hommage met een ontroerende anekdote. Toen Gezelle ter wereld kwam, was het eerste dat de verschrikte vroedvrouw zag: een buiten alle proporties opgezwollen driehoekig waterhoofd. “Zij probeerde”, aldus Benno die er blijkbaar zelf was bij geweest, “het nog snel in een min of meer acceptabele vorm te kneden, maar niets gekort. Gezelle zou zijn hele leven rondlopen met een veel te groot hoofd op een veel te klein lijf.”

Bon, dat is misschien wel waar, maar laten we eerlijk zijn: zoiets zegt men toch niet. Terwijl wij zelf alle moeite hadden gedaan om het op de foto te maskeren. Neem dat artikel opnieuw ter hand, en u zal merken dat op de openingsfoto het hoofd van Gezelle volledig is zwart gemaakt. Dat deed Barnard in het stuk helaas ook met de rest van de dichter.

Kromtaal, plagiaat, gebrek aan originaliteit, beperkte woordenschat, melige neologismen… dat voor wat betreft het technisch en taalkundig aspect van Gezelle. En daarmee kwam hij goed weg, want toen Benno aan de sociale en politieke betekenis van de priester-dichter begon, liet hij pas echt zijn terughoudendheid varen. Wij zullen niet herhalen wat daar stond, of het Roularta-aandeel verliest de spectaculaire winst die het de voorbije week heeft geboekt. Twee keer tien procent in een dag alstublieft.

De lezer van Knack stelt prijs op een gedicht waarvan de woorden in elkaar vloeien, waarvan melodie en ritme in een harmonieuze cadans verlopen, en waarvan de slotwoorden van de verschillende regels twee per twee op dezelfde vijf zes letters eindigen. Dit noemt men in vaktaal: rijm. Men treft het zelden aan in de poëzie die Barnard en zijn kornuiten propageren. Gezelle daarentegen was er een meester in, die bovendien met de ballade van Boerke Naas blijk gaf van een scherp gevoel voor humor.

Barnard: “Nergens een poging tot diepzinnigheid, nergens een spoor van een idee. Wat dacht dat grote hoofd eigenlijk? Het droomde van een naïef nationalisme, van een toekomst vol geromantiseerd verleden, en het bracht een ode aan een onbedorven volk en zijn ongecorrumpeerde taal.” Mag allemaal niet van Benno, die zich afvraagt of Gezelle het Vlaamse emancipatiestreven wel heeft overleefd.

“Immers,” en wat nu volgt is niet voor gevoelige zielen, “de huidige Vlaming is een roomse ex-katholiek die in zijn jeugd priesters heeft moeten pijpen. Zijn Liliput wordt weldra onafhankelijk, maar als bewoner van een onafgebroken verkaveling blijft hij voor zijn mystieke copulatie met woud, stroom en heuvel op een Waalse camping aangewezen. Hij brabbelt een met wankel Amerikaans opgehoogde variant van het Antwerps, een nabootsing van het pathos waarmee de commerciële televisie hem vermaakt. Arm ontvoogd Vlaanderen, jij stralend echec, jij rampzalig succes, jij dinges… allee… smurf met je eigen regering en je eigen koetervlaams.”

En dan moet u weten dat onze eindredactie van ’s morgens tot ’s avonds zwoegt om uit de artikels van onze chef-boeken de beledigingen jegens Vlaanderen en zijn leiders te schrappen. Komt er een Hollander die het eens zal zeggen.

Met de nalatenschap van Herman De Coninck hebben wij elke keer weer ambras. We waren nog maar nauwelijks bekomen van het reisverhaal van Kristien Hemmerechts, die ons zes bladzijden lang met vaardige hand door de darmkanalen van de Indiërs leidde, en de daar aangetroffen excrementen van deskundig commentaar voorzag. Nadat ze jaren geleden al een gedetailleerde beschrijving had gebracht van de scatologische verhouding tussen een grootvader en zijn gehandicapte stiefkleindochter, lang voor Goedele Liekens over deze techniek hoorde spreken. Ook toen hebben wij gedurende maanden de lezers moeten paaien. Of dat na het Gezellestuk nog lukt, is twijfelachtiger.

Toch wensen wij erop te wijzen dat die ouwe knar zelf ook niet op een woordeke meer of minder keek. Pastoor of geen pastoor, Rome of geen Rome. Alle lezers hebben twee weken geleden bij hun Knack een gratis boekje gekregen met wat op de omslag ervan werd aangekondigd als: “De mooiste gedichten van Guido Gezelle.” Samengesteld door Jef Deleu, over wie men misschien veel kan beweren, maar niet dat hij zou opvallen door slechte manieren. Al hou je met uitgevers van literaire tijdschriften best een slag om de arm. Wat lezen wij nu in het gedicht “Waar zit die heldere zanger”? Zet u schrap:

Nu pijpt hij fijn, nu roept hij luid;

en ’t zijpzapt hem ter kelen uit,

lijk waterbellen,

die van de daken rellen.

Niet mogelijk, zegt u? Lees het zelf. Bladzijde 46 middenin. Dat al onze verontwaardigde briefschrijvers dit maar eens komen uitleggen. En dan spreken de mensen van Clinton en Lewinsky. Vergeleken met die Gezelle, is Bill Clinton een puritein.

Enfin, wat er ook van zij, het idee van onze uitgever om de vaste redacteurs buiten te gooien en te vervangen door veel goedkopere medewerkers, mag hierbij als definitief opgeborgen worden beschouwd. En daar was het ons uiteindelijk om te doen. Dank u Piet.

Koen Meulenaere

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content