De politieoorlog flakkert weer op en wordt zelfs aangewakkerd door de ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie.

De herstructurering van de Belgische politiediensten in een federale politie en 196 lokale politiezones – met daarbij aansluitend een gerechtelijke politie in elk van de 27 gerechtelijke arrondissementen – wil maar niet lukken. Nog geen maand geleden hebben 127 politiezones hun bezwaren ingediend tegen de wijze waarop de regering de meerkosten van de politiehervorming voor elk van de politiezones heeft voorgerekend. De regering wil midden november beslissen of zij bovenop de reeds voorziene 270 miljoen euro (11 miljard frank) nog eens extra geld voor de politiehervorming moet uittrekken. Tezelfdertijd wil de regering de (samen)werking van de politiezones opnieuw bekijken. Precies nu de criminaliteit uit de grootsteden wegsluipt naar de landelijke zones, die niet ‘meer blauw op straat’ kunnen inzetten.

Vice-premier en begrotingsminister Johan Vande Lanotte (SP.A) liet zijn medewerkers de meerkosten van de politiehervorming geregeld weglachen. Vandaag wordt in Het Groot Onderhoud – het grote inhoudelijke debat van de SP.A – niet meer gerept over de politiehervorming en de veiligheidsproblemen. Vorige week kwamen echter twee niet mis te verstane signalen. Kamerlid Ludwig Vandenhove (SP.A), veiligheidsexpert in zijn partij en tevens burgemeester in Sint-Truiden, had berekend dat de politiehervorming zoveel (10 procent) duurder uitvalt voor de politiezone Sint-Truiden/Gingelom/Nieuwerkerken dat men met de meerkosten (627.897 euro) vijftien voltijdse politiemensen had kunnen aanwerven, zij het volgens het vroegere maar zeker niet krenterige personeelsstatuut. Met de totale meerkosten had Limburg 211 en België zeker 5000 extra politiemensen kunnen aanwerven. Vanwege Vandenhove is dit, vanuit zijn onderbemande politiezone, een gewaagde extrapolatie. Maar zij is tekenend voor de heersende malaise.

Burgemeester Patrick Marnef (SP.A) van Boom schreef zelfs een open brief aan premier Verhofstadt waarin hij weigert ‘nog manschappen te leveren voor bovenlokale en federale opdrachten buiten onze eigen provincie’. De zone Boom/Rumst/Niel/Schelle/Hemiksem wil eerst haar eigen basispolitiezorg veiligstellen.

COöRDINATIEPERIKELEN

Terwijl de regering oplossingen zoekt voor de politiezones, creëren minister van Binnenlandse Zaken Antoine Duquesne (MR) en zijn collega van Justitie Marc Verwilghen (VLD) nieuwe problemen op federaal niveau.

In de eerste plaats zijn er de sluikse pogingen van Binnenlandse Zaken om een federale directie voor de strijd tegen het terrorisme en gewelddadige terroristische gedragingen (FDTT) op te richten. Zoals Knack vorige week onthulde, zou deze FDTT zowel de uitgehongerde Anti-Terroristische Gemengde Groep (AGG) als enkele opdrachten van de bewust verwaarloosde Staatsveiligheid opslorpen. Op dinsdag 1 oktober is het ontwerp-koninklijk besluit daarover verder besproken.

Kabinetschef Koen Dassen van Binnenlandse Zaken, die dit plan aankaart maar tegelijk zijn overstap naar de top van de Staatsveiligheid voorbereidt, lanceerde dezelfde dinsdag een merkwaardig persbericht. De door de regering voorgedragen administrateur-generaal van de Veiligheid van de Staat (vooralsnog een dienst van Justitie) liet weten dat de Staatsveiligheid ‘ofwel zelfstandig blijft voortwerken ofwel geïntegreerd wordt in een andere dienst’. Welke dienst dat wordt, is even onduidelijk als de plaats van de FDTT in ’s lands inlichtingen- en veiligheidsstructuur. Wie wil, via de FDTT, de opdrachten van de inlichtingen-, veiligheids-, politie- en gerechtelijke diensten inzake terreurbestrijding – indien niet volledig overnemen – dan toch gaan coördineren?

Aanvankelijk wou Binnenlandse Zaken de FDTT in eigen huis. Nu ziet het er echter naar uit dat premier Guy Verhofstadt het belang heeft ontdekt van het zes jaar oude Ministerieel Comité voor Inlichtingen en Veiligheid en het daarbij aansluitende College voor Inlichtingen en Veiligheid. Het koninklijk besluit van 21 juni 1996 vraagt immers dat dit Ministerieel Comité, onder het voorzitterschap van de premier, de prioriteiten van de Staatsveiligheid en van de Algemene Dienst Inlichtingen en Veiligheid (ADIV) van het leger bepaalt en de uitvoering ervan coördineert. Dit alles gebeurt in samenspraak met de ministers van Buitenlandse Zaken, Landsverdediging, Justitie en Binnenlandse Zaken. Bovendien delegeren zij de chefs van de bevoegde administratieve en gerechtelijke diensten naar het College voor Inlichtingen en Veiligheid, waarvan het secretariaat door de kanselarij van de eerste minister moet worden verzekerd. Zo is dat op 21 juni 1996 wettelijk vastgelegd. Maar ook dit negeren de (aanvankelijk Franstalige) auteurs van het ontwerp-koninklijk besluit ter oprichting van de FDTT. Het wordt dus uitkijken hoe zij hun stille machtsgreep verder doorvoeren.

OORLOG

Intussen woedt ook de verzwegen oorlog die de Gerechtelijke Dienst van het Arrondissement (GDA) Brussel, onder leiding van Glen Audenaert, begin september heeft ingezet tegen de Algemene Directie van de gerechtelijke federale politie, onder leiding van Paul Van Thielen. Want terwijl sommigen de ministers Verwilghen en Duquesne voor de kar van de FDTT spannen, laat Audenaert beide excellenties ook opdraven in zijn aanval tegen Van Thielens antiterrorismesectie.

De aanval kwam aan de oppervlakte op 10 september. Toen presenteerde een reeds triomferende Audenaert zijn Brusselse Opsporingsafdeling inzake terrorisme (OA3) – met een dertigtal man – aan minister Duquesne als dé nationale en internationale referentie-eenheid in de Belgische strijd tegen het terrorisme. Gedaan dus met Van Thielens sectie van ongeveer 45 man. Die heeft nochtans de wettelijke opdracht niet uitsluitend de Brusselse OA3, maar álle gerechtelijke arrondissementen bij te staan en op langere termijn te denken.

Als voormalig lid van de gerechtelijke politie bij het parket in Brussel heeft Audenaert bovendien nog enkele rekeningen te vereffenen met de toenmalige rijkswacht. En aangezien vooral voormalige rijkswachters Van Thielens algemene directie bemannen, is meteen een nieuwe fase in de politieoorlog begonnen.

Audenaert wordt daarin andermaal gesteund door Sypol. be, het Syndicaat van de Belgische (gerechtelijke) Politie, dat hem overigens op de troon hielp. Zij beschuldigen Van Thielens federale equipe ervan het terrein van de Brusselse OA3 te betreden en informatie achter te houden. Eind september startte het Vast Comité van Toezicht op de Politiediensten zelfs een onderzoek daarnaar.

Op 17 september behaalde Audenaert alvast een tweede zege. Die dag stuurden de ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie Audenaert een vrijbrief, die al op 13 september was opgesteld. Daarin erkennen beide ministers de OA3 van Audenaert als ‘nationale referentie-eenheid in de strijd tegen het terrorisme’. Zo wordt de GDA-Brussel, ongeacht alle mogelijke inconveniënten, het aanspreekpunt van alle gerechtelijke arrondissementen in het land, van het federale parket, van de Anti-terroristische Gemengde Groep (weldra de FDTT?), van de Staatsveiligheid en van de buitenlandse diensten gelast met terreurbestrijding. Het lot van de terreurbestrijders op de Algemene Directie van de federale gerechtelijke politie lijkt daarmee bezegeld. Temeer omdat de doorlichting van de federale politie door PWC Consulting al bij de jaarwisseling heeft aangetoond dat daar te veel volk (zogezegd 37 procent overhead) in de kantoren zit, terwijl er op het terrein te weinig politiemensen zijn.

Daarom ambieert Audenaert al de overheveling van andere diensten van de Algemene Directie van de federale gerechtelijke politie naar de GDA-Brussel, zoals de dienst ter bestrijding van de computercriminaliteit, de dienst gelast met de aanhouding van voortvluchtige misdadigers, de dienst voor bijzondere financiële opdrachten zoals EU-fraude en dergelijke meer. Op 17 september stuurde Binnenlandse Zaken daaromtrent een oekaze aan de commissaris-generaal van de federale politie, de directeur-generaal van de federale gerechtelijke politie en de federale procureur. Een week later vroeg Koen Dassen echter die brandbrief ‘als niet-bestaande te beschouwen’.

Intussen laat hij wel de wettelijk omschreven herstructurering van de politiediensten op twee niveaus ondersteboven keren, laat hij het wetgevende kader van de inlichtingendiensten en de parlementaire controle erop onderuithalen en zet hij het parlement buitenspel. Sommige regeringsleden wisten blijkbaar goed waarom zij op 27 september Koen Dassen uiteindelijk als hoofd van de Staatsveiligheid hebben voorgedragen aan het staatshoofd. Maar geruststellend is dat niet.

Frank De Moor

Wie wil de opdrachten van de diverse diensten inzake terreurbestrijding dan toch coördineren?

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content