New York, een week voor election day. Ik wacht op de bus richting Ellis Island: de eerste kennismaking met het land van hoop en glorie voor meer dan 12 miljoen immigranten in de periode 1892-1954. De gebouwen zijn ingericht als centra die de bezoekers over dat bijzondere stuk migratiegeschiedenis vertellen. Ik vraag een dame of deze bus de juiste kant opgaat. Ze kijkt me ongelovig aan: ‘Wil je echt naar Ellis Island? Wat een tijdverspilling! Ga toch naar Fifth Avenue. Daar vind je het échte New York!’

Aangekomen bij de kleine ferry, die eerst het Vrijheidsbeeld passeert, wacht de volgende verrassing: een controle, mogelijk nog strenger dan voor een transatlantische vlucht. Jas uit, horloge uit, schoenen uit… alles door de scanner. Iedereen langs de metaaldetector. Geeft die alarm, dan volgt een fouillering door veiligheidspersoneel. Dat allemaal voor een boottocht van hooguit tien minuten. Op zijn terugtocht wordt de ferry begeleid door de havenpolitie, mitrailleur op de boeg. Gaat het hier om een op hol geslagen paranoia voor een ziekelijk uitvergrote metafoor van vrijheid?

Veel Amerikaanse intellectuelen en artiesten uiten bittere kritiek op de regering-Bush en de steeds explicietere vermenging van ’s presidents religieuze opties met het beleid.

Hoe kun je zo weinig oog hebben voor het verleden, zoals de dame aan de bus? Dat gebrek aan herinnering komt ook – en misschien wel het sterkst – tot uiting in de lugubere voorgeschiedenis van de term Ground Zero. Die verwijst naar het exacte punt waar de atoombom insloeg, zowel tijdens de experimentele periode als in Hiroshima en Nagasaki. Ground Zero symboliseert de overweldigende vernietigingskracht van een bom. Toen pleegde de Amerikaanse overheid geweld en werden anderen getroffen.

De oorspronkelijke betekenis van Ground Zero is velen vandaag vreemd. De natie die destijds dader was, blijkt vandaag een uitvergroot slachtoffer. Het kwaad werd gediaboliseerd. De geschiedenis vergeten.

Geef mij dan maar Europa, waar we op hoeken en pleintjes ongevraagd letterlijk geschiedenis tegen het lijf lopen. Een pestkapelletje, oude kasseien, het monument voor de 300 soldaten die op een septemberdag in 1914 maar niet over de Dijle raakten en hun poging met de dood bekochten.

11 november. Ik denk aan hoe mijn grootvader op een onbewaakt moment het huis uit sloop, 18 jaar oud, om samen met zijn broer als vrijwilliger naar het front te trekken, briefje op de keukentafel. Hij zweeg een leven lang over de gruwel van de lijf-aan-lijfgevechten. Zijn geheim.

Ook al leerden we al te vaak de geschiedenis van machtigen en rijken, een tekort aan historisch bewustzijn is absoluut nefast voor een samenleving. Of zoals mijn Tilburgse collegaD. Loose dat treffend verwoordt: ‘Het Avondland wil weten wat geweest is en reflecteren. (…) Het Avondland is het land van de reflectie, waar volgens het woord van Hegel de filosofie als de uil van Minerva pas uitvliegt in de avond, om te overzien wat er is gebeurd en om de betekenis van de eigen tijd in gedachten te vatten. Het Avondland wil voor de zon ondergaat “geweten hebben”. Het avondland wil “een geweten” hebben.’

Veerle Draulans

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content