‘Griekenland is de laatste sovjetmaatschappij’

YIANNIS BOUTARIS 'Ik zie nu dat de mensen alleen het idee van ommekeer willen, niet de ommekeer zelf.' © Eirini Vourloumis/The New York Times

Eén man zou Griekenland veranderen: Yiannis Boutaris, de flamboyante burgemeester van Thessaloniki. De EU noemde zijn stad ‘een eiland van hoop’ – álles wilde hij hervormen. En als het daar lukt, kan het in het hele land lukken. Maar er is twijfel. Op 25 mei loopt zijn ambtstermijn af. Wat heeft hij voor elkaar gekregen?

‘De Grieken moeten beseffen dat ze zélf moeten veranderen’, verzucht Yiannis Boutaris in zijn chique werkkamer, terwijl hij de ene sigaret na de andere opsteekt. Hoewel de wet roken in openbare ruimtes verbiedt (‘Niemand eerbiedigt de wet,’ zei hij eerder, ‘dat is een probleem’) is het de ondeugd die de burgemeester zichzelf graag toestaat. Over zijn landgenoten is hij strenger: ‘De burgers verlangen nog altijd alles van de overheid, Griekenland is de laatste sovjetmaatschappij. Nu zeg ik: staatsbaantjes geven we niet meer weg – je begint je eigen zaak, of je gaat dood.’

Vanachter zijn bureau ziet hij uit op een dwarsdoorsnede van ‘zijn’ Thessaloniki. Links de Egeïsche Zee, de promenade waar studenten flaneren, de binnenstad in het midden, rechts de heuvel met de oude wijken. Hij verloor veel tijd aan de alcohol, maar die periode heeft hij sinds lang afgesloten. Zijn verworven zelfdiscipline gebruikt hij nu als voorbeeld voor de Griekse overheid.

Hij laat zich rondrijden in een Fiat Panda, al drie jaar voordat paus Franciscus met een oude Renault 4 besloot om het gewone weer tot standaard te verheffen. Toen hij eind 2010 het burgemeesterschap aannam en de limousine afwees, was Thessaloniki dichtgeslibd met vuilnis, apathie en verwende ambtenaren. ‘Deze stad is een puinhoop, en het is mijn plicht alles op te ruimen’, zei hij destijds. Het gangbare bestuursmodel – vaak een van corruptie en etatisme en valse schijn – had voortgeduurd, crisis of niet. De belangen waren vastgebetonneerd.

En daar was hij plots, als een hemelbestormer. De gewezen zakenman zag niets dat hij níét wilde hervormen, geen huisje was heilig. Boutaris liep tegen de zeventig, bezat het charisma van een filmster, was onafhankelijk – een unicum -, werd gelauwerd in The New York Times en Die Zeit en heette in Brussel ‘een model voor heel Griekenland’ en ‘een eiland van hoop’. Als er ergens in het land nog toekomst is, dan is dat in Thessaloniki, zo was de opvatting. Maar de twijfel nam bezit van hem: ‘Ben ik te romantisch? In 2014 weten we het.’ De stad is iets opgeknapt, zeggen de inwoners, maar er hangt nog een dichte nevel tussen hen en de toekomst. Boutaris’ ambtstermijn is bijna afgelopen en hij weet: ‘Als je water in een emmer met gaten giet, raakt hij nooit vol. Het is mogelijk om Griekenland te veranderen, maar het is heel lastig en het duurt heel lang.’

Excessen indammen

Toch is de hoop in de gangen van het gemeentehuis gebleven, waar een medewerker van Boutaris het opschrift ‘alles is mogelijk, verwezenlijk je verbeelding’ op zijn trui draagt. Nieuwe Democratie, de partij van premier Antonis Samaras, heerste een kwarteeuw in deze gangen voordat Boutaris er zijn intrek nam. Sommige ambtenaren kochten hun baan met hun stemrecht, gaven licenties uit aan cafés of bouwbedrijven in ruil voor steekpenningen, keerden om twee uur ’s middags huiswaarts, gingen met pensioen toen ze pas in de veertig waren. Enkelen van hen droegen er tassen vol bankbiljetten buiten. Inmiddels is Boutaris’ voorganger Vasilis Papageorgopoulos – ooit een van de snelste atleten ter wereld – veroordeeld tot een levenslange celstraf voor het verduisteren van 18 miljoen euro. In totaal miste de schatkist 51 miljoen.

Met die geschiedenis in gedachten plakte Boutaris een kaart in zijn werkkamer: ‘We gaan weer in eerlijke zaken geloven.’ Vandaag de dag lichten ambtenaren hun overuren toe, krijgen ze taakomschrijvingen. Ze voeren evaluatiegesprekken, computers volgen de geldstromen. ‘En toch’, zegt Boutaris, ‘ben ik over veel dingen teleurgesteld.’ Op zijn stadhuis kan hij de excessen enigszins indammen, zo nodig ziet hij er zelf op toe. Maar buiten die muren is daar geen geld meer voor, en de recessie leidt haar eigen leven. ‘Niemand wil deze bedoening,’ gelooft hij nog steeds, ‘maar ik zie nu dat men alleen het idee van ommekeer wil, niet de ommekeer zelf.’ De stad was ongekend smerig en is dat in mindere mate nog steeds. ‘De burger kan er zelf voor kiezen geen vuilnis op straat te gooien. Tegen sommigen zeg ik: “Jullie zijn boeren. Jullie verdienen het niet om in de stad te wonen.” Je kunt mentaliteit alleen afdwingen, maar er is geen stadspolitie meer om boetes uit te schrijven. Als de wil ontbreekt… Laat de stad dan maar vies zijn.’

Hoogverraad bij Merkel

De manier waarop Boutaris die ommekeer voorstelt, is vaak te onorthodox voor Thessaloniki – met een miljoen zielen ’s lands tweede stad, waar de kerk en het conservatisme de toon zetten. Om de lokale omroep rendabel te maken, wilde Boutaris pornofilms uitzenden, tijdens debatten in de gemeenteraad kan hij zomaar weglopen of iemand ‘dikkop’ noemen. Radeloosheid dreef hem in 2012 op studiereis naar Berlijn. ‘Jullie stad is schoon’, tekende Der Spiegel op. Boutaris hief zijn handen ten hemel: ‘Help ons.’ In die tijd was bondskanselier Angela Merkel, als gezicht van de bezuinigingen, in Griekse dagbladen vooral in naziuniform te zien. Hoe nobel zijn intenties ook waren, een knieval bij de ‘bezettingsmacht’ werd als hoogverraad beschouwd.

Zijn vete met de Grieks-orthodoxe kerk, die nauw verweven is met de politiek, begon toen bisschop Anthimos hem verbood het kruis te kussen en zei liever zelfmoord te plegen dan Boutaris in te zegenen. Boutaris beet Anthimos vervolgens toe een moedjahedien te zijn. Intussen drinken de twee af en toe een kop koffie. ‘Ik heb uw hulp nodig’, sprak Boutaris, en de bisschop stemde in met een homoparade. Ook bewoog hij Anthimos ertoe zijn ‘clientèle’ aan te zetten tot hergebruik van afval. ‘Dat hij in de kerk over vuilnis preekt en niet over God is ongehoord,’ zegt Boutaris, ‘maar ik zal hem niet vragen “hallo” te zeggen tegen de Turken.’

De havenstad, ooit een wereldstad, is in zichzelf gekeerd, vindt Boutaris. Eeuwenlang was Thessaloniki een multi-etnische smeltkroes in het Byzantijnse en Ottomaanse Rijk. Op elke straathoek klonk een andere taal, er leefden Joden, Grieken, Turken, Slaven. Na decennia van hellenisering is alleen het Grieks overgebleven – een enkele keer afgewisseld met de klank van de nieuwkomers uit Afghanistan, uit Afrika. ‘Het is tijd dat we de titel “het Jeruzalem van de Balkan” terugwinnen’, zegt Boutaris. ‘De rijkdom van Thessaloniki is niet de industrie, maar de historie. Ik probeer ons verleden te laten herleven, maar de helft van de inwoners haat me daarom, zoals zij Joden en Turken haten. Ik ging op reis naar Istanbul en Tel Aviv en nodigde mensen uit om hun vaderland en het geboortehuis van Atatürk – een zoon van de stad – te bezoeken. Turkish Airlines heropende een lijnvlucht, en elk jaar begroeten we weer tienduizenden Turken meer dan het jaar ervoor. En zij geven geld uit.’

Begrotingsoverschot

Zijn taak was en is ondankbaar: veel verbeteren met veel minder geld. In drie jaar tijd verminderde Athene zijn begroting met 60 procent. Maar begin maart werd de boekhouding van 2012 geopenbaard: een begrotingsoverschot van 15 miljoen euro, een noviteit. ‘Ik heb onze eigen “trojka” gecreëerd’, zegt Boutaris. De bijna 5000 ambtenaren die hij eind 2010 onder zijn hoede kreeg, vond hij overdadig – ‘Ze wilden me afschieten toen ik dat duidelijk maakte.’ Nu zijn het er ruim 3000. Velen vloeiden af door pensionering, en in augustus gebood de regering alle schoolbeveiligers en de stadspolitie weg te sturen. ‘Ze besliste dat gewoon, en nu is het chaos. Bij de Griekse overheid heeft niet slechts een enkeling bijscholing nodig, maar iederéén. Elk jaar moeten we de fouten bijstellen. Nooit werd het beste uit mensen gehaald.’ Zijn persoonlijke staf is jong, zonder verleden in de politiek. Voordien draaide het altijd om dienstjaren en een universiteitsdiploma, niet om kennis. ‘Maar ik kan honderd mensen opnoemen met een academische graad aan wie ik nooit geld geef om sigaretten te halen – ze zouden met het verkeerde merk terugkomen.’

DOOR EDWARD GEELHOED

‘De burgers verlangen nog altijd alles van de overheid. Ik zeg: staatsbaantjes geven we niet meer weg – je begint je eigen zaak, of je gaat dood.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content