De olie- en voedselprijzen zijn explosief gestegen. Welke landen profiteren, welke bloeden? En wordt het tijd om naast de OPEC, de Organisatie van de Olie-exporterende Landen, een OGEC op te zetten: een Organisatie van de Graanexporterende Landen?

De olieprijs is het afgelopen jaar verdubbeld. De hoofdoorzaak is dat er meer vraag is dan aanbod: fenomenale groeilanden als China hebben steeds meer olie nodig, terwijl het aanbod nauwelijks op het huidige niveau kan worden gehandhaafd. Minder belangrijk voor de olieprijsstijging is de speculatie van hefboomfondsen en institutionele beleggers.

Ook de prijs van maïs, rijst en graan is enorm gestegen op de wereldmarkt. Maïs werd in één jaar de helft duurder, de prijs van graan verdubbelde, die van rijst steeg nog feller. De voornaamste oorzaak is ook hier: meer vraag dan aanbod. De Aziatische landen willen (vlees-)rijker voedsel, er waren grote misoogsten en landbouwgewassen werden vervangen door gewassen voor biobrandstof. Er is ook wat speculatie van hefboom- en pensioenfondsen, maar ook hier lijkt dat niet fundamenteel te zijn voor de prijsstijgingen.

De meeste waarnemers zijn ervan overtuigd dat de prijsstijgingen van zowel olie als basisvoedsel structureel zijn. We mogen niet verwachten dat ze vlug zullen zakken, integendeel. De befaamde Amerikaanse beleggingsgoeroe John Mauldin wijst er in een recent essay als een van de eersten op dat het Aziatische wonder de volgende jaren wel eens zou kunnen uitdraaien op een nachtmerrie. De reden is eenvoudig: de Aziatische landen moeten zowel gigantische hoeveelheden olie als voedsel invoeren tegen zeer dure prijzen.

Want wie wint bij de stijging van de olieprijs? Uitgaand van een gemiddelde prijs van 64 dollar per vat in 2007 en een prijs van 112 dollar per vat vandaag, berekende Mauldin dat de olieproducerende landen in het Midden-Oosten 333 miljard dollar méér zullen ontvangen dankzij die prijsstijging. Aan de andere kant heb je de landen die olie moeten invoeren. Als gevolg van de prijsstijgingen moeten de Aziatische landen 278 miljard dollar méér neertellen dan een jaar eerder.

De stijgende voedselprijzen hebben niet zo’n groot effect, maar toch. Zowel voor graan, maïs en zelfs rijst wordt Azië het hardst getroffen door de prijsstijgingen, met meeruitgaven die in totaal boven de 10 miljard dollar uitkomen. Dat cijfer zegt dan nog niets over de rampzalige gevolgen van de stijgende rijstprijzen voor de arme Aziatische bevolking, waarvoor rijst vaak het enige voedsel is. Misschien ziet het er dus allemaal veel minder rooskleurig uit voor al die Aziatische groeilanden dan tot nu toe steeds verteld werd op basis van de impressionante groeicijfers.

Er zijn slechts een paar landen in de wereld die netto-uitvoerders zijn van olie én voedsel. Daar is geen enkel Aziatisch land bij. Canada is het enige westerse land, daarnaast heb je nog Rusland en Kazachstan. De olie-exporterende landen kent iedereen, en de meesten zitten in de OPEC (Saudi-Arabië, Irak, Iran, Venezuela, Libië, Indonesië, Nigeria enzovoort). De grootste graanexporteurs zijn (in dalende orde) de VS, Canada, Rusland, de EU, Argentinië, Kazachstan en Australië. De meeste van die landen zijn netto-invoerders van olie. Mauldin oppert een idee: misschien moet er een OGEC, een Organisatie van de Graanexporterende Landen, opgericht worden met als objectief het nastreven van stabiliteit van de voedselvoorziening. Concreet: voedsel zal alleen aan de olieproducerende landen geleverd worden in ruil voor olie tegen een redelijke prijs.

Er is maar één probleem. Het lost de fundamentele oorzaak van de dure olie en voeding niet op: er is veel meer vraag dan aanbod.

door Ewald Pironet

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content