Hoe de drang tot schrijven zich in de genen genesteld heeft toen de eerste letter in klein getekend werd en hoe die schrijflust nu naar buiten wil.

Ik zat na het middagmaal een beetje te dutten, iets wat mijn gewoonte niet is, maar ondermijnd door mijn Sicilië-reis had de slaap me overvallen. Toch sliep ik niet zo diep dat ik niet de deur zachtjes hoorde openen, de kurk van een fles trekken en het lokkende geluid van een vloeistof die uitgeschonken wordt. Ik was meteen klaar wakker. Guido stond met een glas wijn in de hand voor het raam de kleur van de inhoud te bewonderen.

“Haha, een middagslaapje”, zei hij lachend, terwijl hij zich naar mij toekeerde. “De ouderdom slaat toe. Normaal had je een krant of een zakdoek over je hoofd moeten leggen. Zo deed mijn oude pa dat.”

“Begroet jij zo een uitgeputte reiziger, gesjeesde Samaritaan?” zei ik bitter. “En in plaats van wijn in de wonden te gieten, sla jij die natuurlijk naar binnen.”

“Mijn goede daad voor vandaag”, verbeterde hij. “Ik bescherm je tegen jezelf. Waarschuwt de bijbel niet reeds tegen het rode vocht? Sla er de Spreuken maar eens op na. “Vlot glijdt hij naar binnen (de wijn) tenslotte bijt hij als een slang en spuwt gif als een adder. Dan zien uw ogen vreemde dingen en uw hart spreekt wartaal.” Een levendige beschrijving van een delirium, nietwaar?”

“EN HOE IS HET MET DE ACTIVITEITEN?” vroeg ik om zo vlug mogelijk van dit ziekelijk gesprek af te komen.

“Ik dank dat ik in het uitgeversbedrijf ga”, antwoordde hij. “Mijn zelfstandigenpensioen moet dringend wat meststof krijgen, want ik ben de eikelpap en het kastanjebrood beu, zelfs de aardappelschillen met zemelen smaken me niet meer.”

“Maar jongen”, riep ik, “met uitgeverij verdien je het kaarsvet op je brood niet!”

“En die kerels op de boekenbeurs dan? Zij hebben stands een straat lang, dat doet zich in het restaurant te goed aan filet mignon en wiegen ’s avonds naar huis in sleeën waar je een bal kan in geven.”

“Op je knieën dan wel of bedoel je een kruipbal? Nee, man, dat is oud geld. Die oude ratten ploeteren al eeuwen in het vak en hoevelen zijn er al niet van neergesabeld?”

“Maar ik zie het anders”, zei hij, zich aan tweede glas inschenkend. “Ik reken op de onstuitbare schrijflust van mijn landgenoten. Hoe dikwijls hoor je niet “daar kan ik een boek over schrijven”. Weet je, je sluit een kerel op in een kamer met een stift in de hand. Na een etmaal kom je terug en zijn hele levensverhaal heb je zomaar van de muur te plukken. Sluit hem in een kelder met een kromme spijker en zijn wedervaren staat in de baksteen gegrift. Wel, ik geef links en rechts een likje kleur daar waar het relaas wat drabbig wordt, blaas het vuur een beetje aan waar de grootmoeder zich al te saai gedraagt of de vader een tikkeltje te monogaam is. De dt en andere boerenfouten laten wij er uitonderwijzeren en ons boek is heet voor de pers. Iedereen is blij, iedereen is gediend, ik noem dat therapeutisch schrijven. Alweer een goede daad.”

“En jij gaat daarin dan therapeutisch schrappen, oplappen en opblazen?” zei ik een beetje spottend.

“En waarom niet?” vroeg hij verbaasd. “Beginnelingen zijn op enkele uitzonderingen na nogal timide om de vuile was van de bloedverwanten aan de drooglijn te hangen en dat is het toch waar de lezer voor in de beurs tast. Dus schud ik wat peper door de slappe jenever, ik verzeker je een hoogal spannende bezighield.”

“En wie betaalt het drukken, het papier en het binden van dit leugenrelaas?” was mijn cruciale en tevens terechte vraag.

“De auteurs natuurlijk”, riep Guido verbaasd uit. “Wie dacht je anders, ik soms? Ik, die advertenties zet, me uitsloof om dat gestotter te lezen, te schaven, te polijsten, er pit in te blazen, kortom er mijn hartebloed in te storten. A propos, dat drukken valt wel mee, wij – dat zijn de achterneven en ik – mogen ’s nachts de persen gebruiken van een lokale reclameblaadjesdrukker. Maar natuurlijk ook, zo’n man kan niet dag en nacht drukken zonder in bednood te geraken. Een gevaarlijk verschijnsel, want een poilu die in de oorlog van 14-18, vijf dagen en nachten zonder slaap was geweest, staande op wacht naast een kanon dat niet of juist wel moest afgeschoten worden, zag zijn officier op zich toekomen en die droeg een uniform vervaardigd van lieveheersbeestjes en huisjesslakken. De ongelukkige maakte hem hierop opmerkzaam en werd met een zwarte das om naar het lazaret voor zwarte dassen gebracht. Na het horen van dit verhaal spoedde onze drukker zich naar zijn nachtvertrek. O ja, en het binden, dat wil zeggen, het nieten doen we ook zelf. De neven moeten enkel nog leren niet zo slordig om te gaan met de katernen. Anders wordt het een heen en weer geblader als in een kookboek.

“JIJ HEBT EEN KNAPPE EN GOEDKOPE ploeg aan die neven van jou”, zei ik met enige afgunst in de stem.

“Goedkoop!” kreet hij als door een zebra gebeten. “Ik wilde dat dit duo wat minder bacon met geklutste eieren at en de colafles met rust konden laten. Maar eens laat hun lever het afweten en strubbelt de pancreas tegen en dan gaan mijn kosten met 7 procent omlaag.”

“En heb je al veel ongelukkigen die in je val getrapt zijn?” vroeg ik.

“Jongen”, zei hij, “terwijl wij hier zitten, razen de rusteloze pennen over het papier en bouwen aan een betere wereld en een betere burger.”

Gommaar Timmermans

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content