Over een ondankbare klimplant en een eigenzinnige loodgieter.

Oorzaak en gevolg zijn de draad waaraan de parels van ons geluk en miserie geregen zijn. De oorzaak van al het tumult dat mij overspoelde, bestond wonderlijk genoeg uit een vredelievend stekje van een klimplant die de veelbelovende naam Clematis Montana Rubens droeg en door de deskundigen die de bloemenfolders samenstellen, de hemel ingeprezen werd. Dit laatste was eerst tot onze vreugde, daarna verbazing en tenslotte ontzetting geen haar overdreven. Wij beschikken slechts over een koer, maar mijn vrouw is van het soort bloemenvrienden dat archideeën op beton of asfalt wil kweken en zo gebeurde het dan ook dat, mits het noodwendige gedreun en gehamer, een steen werd uitgebroken en het dertig centimeter hoge plantje met liefde werd ingemodderd, met teelaarde toegedekt en als aanmoediging een ferme schep bloedmeel kreeg, een meststof die de reukorganen in staat van hoogste alarm brengt. Deze extra bemesting was een tedere overdrijving want weldra bleek de ondergrond van ons koertje het Katanga van Lier te zijn, barstensvol ertsen en mineralen waar planten nu eenmaal verzot op zijn. Onwetend aangaande deze bodemschatten gaven wij dagelijk de kwekeling nog een portie korrels, nu eens roze, dan weer groene of paarse opdat hij niet door eentonigheid zijn couragie zou verliezen. Ons plantje roerde zich niet, en wij meenden reeds in pen en bic te kruipen om met scherpe woorden de leveranciers van deze onwillige loot te gispen, toen er op een morgen, toen wij bezorgd een ochtendvisite brachten, een schok door ons en de plant ging. Hij was op één nacht vijf centimeter uitgelopen. Van dan af aan schudde hij de loomheid van zich af en steeg angstwekkend als Elias in zijn vurige wagen of beter nog als een drietrapsraket hemelwaarts. Eerst greep hij een kabel die nog uit het antennetelevisiekijken stamde, dan omhelsde hij een regenwaterpijp, een uitsteeksel zonder enig zichtbaar nut, de dakgoot. Toen was de zomer voorbij en de eerste koude oktobernachten stopten zijn offensief. Wij juichten over een achtergevel vol bloemen en borgen onze scherpe pennen en bics weg in de donkerste onzer laden. Een nieuw lente-offensief brak aan en onze clematis waaierde nu uit over de volle breedte van het dak, zich koesterend in de zon terwijl hij, meer om zich te amuseren dan om te groeien, zich van de schouw meester maakte, over de vorstpannen kabbelde en dan het dak aan de zuidkant tot zijn solarium maakte. Ondertussen wierp hij alle bladeren en bloemen af die hij nu op onze noordermuur niet meer nodig had en wij bleven verweesd achter met een wirwar van een bruin pezig en hoogst onesthetisch buizenstelsel dat kostbare voedingsstoffen naar het dak pompte om de bloemenpracht nog meer glans bij te zetten, bloemenweelde waar onze buren niet over uitgepraat raakten en bij zonsondergang hun aperitief dronken. Ons was een blik op dit paradijs slechts gegund vanuit een luchtballon of voorzien van een verrekijker vanop de St-Gummarustoren. Op dat ogenblik begonnen wij ons zorgen te maken. Is een kruiper goed of slecht voor een pannendak ? Overal gingen wij te rade en zoals met alle cruciale vragen zoals leven en dood, God en eeuwigheid, lichaam en ziel, konden wij nergens een antwoord krijgen. Vijftig procent zei dat het slecht was en negenveertig procent zwoer op goed, één toevallige bezoeker had geen mening. Dus weg met deze ondankbare gast. Wij zijn democraten. Deze operatie werd op gecamoufleerd boegeroep want wij wonen in een deftige buurt onthaald. Zulk een aanhankelijke plant verwijderen is geen lacheding. Toch gelukte het zonder veel kleerscheuren. Enkel een stuk regenwaterpijp van drie meter omhelsde hij te hartstochtelijk en die verhuisde mee naar de breekwerf. Deze drie meter ontbrekende regenwaterpijp is het gevolg van onze botanische beslissing van drie jaar geleden. Wij betalen nu de prijs van wat de Boeddhisten slecht karma noemen.

Meteen probeer ik contact op te nemen met een der schuwste en moeilijkst te benaderen volkstammen, te weten de loodgieters. Ik bel er een op.

?Is het met de loodgieter ?? vraag ik geveinsd.

?De loodgieter is er niet,? zegt een stem.

?Dat had ik ook niet verwacht. Niemand kan verlangen dat de loodgieter thuis is wanneer men hem opbelt. De kans is ten andere veel groter dat hij thuis is wanneer men hem niet opbelt,? zeg ik vlijmscherp.

?Dat komt uit Ionesco’s Kale Zangeres,? zegt de stem aan de andere kant.

?Hoho,? denk ik, ?dit is een allervreemdste situatie, ik moet erg op mijn hoede zijn en me nu heel normaal proberen te gedragen.? Daarom vraag ik :

?Wanneer kan ik de loodgieter dan bereiken ??

?Nooit,? is het antwoord.

?Kafka, Het Slot,? mijmer ik luidop.

?Klik,? zegt de telefoon en de lijn gaat dood.

De achtste van de derde maand 1912 schrijft Franz Kafka in zijn dagboek : ?Op de canapé gelegen en een uur nagedacht over het door-het-raam-springen.?

Ik besluit van nu hetzelfde te doen.

Gommaar Timmermans

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content