Het ontstaan en de ontbinding van de kunstkring Prima.

Wanneer eind februari half maart onze winterslaap voorbij is, bekruipt ons allen het gevoel dat wij tot daden moeten overgaan. De zes donkere maanden hebben wij bij waakvlam en nachtpitje plannen gesmeed die na het lentepunt moeten worden gerealiseerd. Deze plannen variëren zowel wat kosten als omvang betreft als dag tegen nacht. Sommigen zien het bloemenbehang niet meer zitten, zij hebben in het patroon een beeld ontdekt dat tot waanzin drijft en zij grijpen naar de schildersrol om de nachtmerrie onder de verf te begraven. Anderen zetten hun bureau voor een andere venster om hun overbuur met zijn tics en gewoontes niet meer te moeten aanschouwen. Een aantal vervangt in hun aquariums de sluiervissen door piranha’s en ga zo maar door. Met de rijzende zon worden er ook vele kunst- en andere kringen opgericht. Ik weet niet hoe het met andere verenigingen gesteld is, maar daar ik medestichter geweest ben van vele kunstkringen, kan ik van ondervinding spreken. Geloof me, het zijn veelal twee-eiige tweelingen. Nog dezelfde avond van de oprichting splitsen zij zich en ieder gaat zijn eigen weg. Zo verging het ook onze vereniging die Prima gedoopt werd naar het woord ?primavera?, omdat zij in de lente gesticht was.

Toen wij goed en wel gescheiden waren, begon er een wedloop om het eerst met werk naar buiten te treden. Tot laat in de nacht werd er geschilderd, getekend en gebeeldhouwd. Ik kon mij maar ten dele in de strijd werpen daar ik geen vaste baan had en als zelfstandige mijn eigen bootje moest sturen. Maar kom, ik deed wat ik kon en verscheen zonder te moeten blozen met een serie tekeningen in Oost-Indische inkt waarop men zag hoe amoeben of wortelpotigen in de wandeling nog kleinere boosdoenertjes opvreten. Het geluk was met ons want wij klopten onze kunstbroeders met een maand voorsprong.

Een technische school die met paasverlof gestuurd was werd ter onzer beschikking gesteld. Wij stroomden toe per auto, per autobus en ja, ook sommigen per fiets, met onze dierbare kunstwerken. De klaslokalen waren gedeeltelijk ontruimd en ook de refter was leeggemaakt, de draaibanken, lintzagen en schaafmachines waren natuurlijk blijven staan. ?Maar,? zo zei onze voorzitter, ?zou het niet een vorm van sociaal engagement zijn om de kunstvoorwerpen op of naast een freesmachine of op een laspost te installeren ?? Het was toen de tijd van de kunst naar de arbeider te brengen. Ik had hierover mijn twijfels. Ik kende niet veel arbeiders, maar ik nam aan dat zij wortelpotigen die mekaar verscheuren, niet erg op prijs zouden stellen tijdens hun werkuren en zeker niet tijdens hun overuren. Ikzelf eerlijk gezegd ook niet. Zij hadden mij slechts geboeid toen de creatieve woede van mij bezit had genomen. Ik trok me met mijn werk in een hoek naast de trap terug om mij te bezinnen of veeleer, eerlijk gezegd, om mijn gedachten met deze waanzinnige situatie op één lijn te brengen. Ondertussen dwaalde er voortdurend een beeldhouwer met een rosse baard en een witmarmeren kleinood ter grootte van een struisvogelei rond, niet wetende waar dit geesteskind het best tot zijn recht zou komen. Op een vreemdsoortige manier hou ik wel van zulke verwarde toestanden hoewel ik niet goed weet hoe mijn houding ertegenover te bepalen. Dus, ik bleef onder de trap zitten. Nu traden twee literatoren de hal binnen. Ze waren wel geen lid van onze kring maar werden op een warm applaus verwelkomd. Iedereen meende dat zij ons werk zouden komen loven, doch de oudste en waardigste van de twee bracht een trieste mare. ?Vrienden,? sprak hij, ?laten wij ons allen naar de eerste verdieping begeven en wel in allerijl. De jonge uitgever die er zijn zelfgeschreven boeken tentoonstelt, laat weten dat hij zich uit het in aluminium gevat thermopane tuimelraam naar beneden zal werpen als wij zijn stand niet ?en masse? en nu dadelijk bezoeken.? Er ontstond enige commotie onder de deelnemers die zich in hun zoektocht naar de ideale standplaats voor hun kunstwerk gestuit voelden. Zelfs enig gemor was hoorbaar.

?Laat hem maar springen,? hoorde ik. ?Het is amper vijf meter, in het ergste geval breekt hij een sleutelbeen.?

?Of slechts een gebroken neus,? lachte een etser van charmante bloemstukjes. Hij wist natuurlijk niet dat Marlon Brando zijn filmcarrière als een raket de hoogte inschoot nadat tijdens een vriendschappelijke bokspartij zijn puntneus gebroken werd. Truman Capote heeft dit allemaal aan het licht gebracht. Het geluk van zo’n neusbreuk werd de uitgever ontnomen want het gezelschap begaf zich naar de eerste verdieping om de man met woord en daad te troosten. Ook de beeldhouwer steeg, alhoewel als laatste met zijn struisvogeleivormige creatie de trap op. Mij ontzonk nu de moed en terwijl boven het tuimelraam gesloten werd, snelde ik met mijn vechtende amoeben huiswaarts.

Een jaar later was de uitgeverij bankroet en de kunstkring Prima ontbonden.

Gommaar Timmermans

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content